ECLI:NL:RBSGR:2010:BO2930
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- M. Th. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Oordeel over onrechtmatigheid van strafrechtelijk voortraject in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 oktober 2010 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, een vreemdeling, vorderde dat het strafrechtelijk traject voorafgaand aan zijn vreemdelingenbewaring onrechtmatig was. Eiser was op 14 augustus 2010 staande gehouden door de politie en later aangehouden op basis van het opgeven van een valse naam. Na zijn aanhouding werd hij op grond van de Vreemdelingenwet voor verhoor opgehouden en werd er een maatregel van bewaring opgelegd met het oog op zijn uitzetting. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond. De Minister van Justitie heeft de maatregel op 10 september 2010 opgeheven, waarna eiser Nederland is uitgezet.
Eiser vorderde in kort geding een verklaring voor recht dat het strafrechtelijk traject onrechtmatig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het strafrechtelijk voortraject voorbehouden is aan de strafrechter of een rechter met algemene bevoegdheid, en niet aan de vreemdelingenrechter. Aangezien eiser niet langer in verzekerde bewaring was gesteld en er geen strafrechter was aangewezen, was de burgerlijke rechter bevoegd om te oordelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij de gevraagde voorziening, omdat de maatregel tot verzekerde bewaring was opgeheven en eiser niet langer in zijn vrijheid werd beperkt. Daarom werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt dat een kort geding geen verklaring voor recht kan inhouden, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die een spoedeisend belang rechtvaardigen. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, waardoor de vordering van eiser niet kon worden toegewezen.