ECLI:NL:RBSGR:2010:BO2983
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor Afghaanse eisers na vertrek naar Pakistan
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van aanvragen voor verblijfsvergunning asiel door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Eisers, bestaande uit een echtpaar en een derde eiseres, hebben op 29 mei 2008 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen van de eerste twee eisers zijn op 11 augustus 2009 afgewezen, terwijl de aanvraag van de derde eiseres op 3 augustus 2009 werd afgewezen. Tegen deze besluiten hebben de eisers op 1 september 2009 beroep ingesteld.
De openbare behandeling van de geschillen vond plaats op 6 mei 2010, waarbij partijen werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om te wachten op een schriftelijk verzoek van de gemachtigde om rekening te houden met nieuwe feiten. Na verdere behandeling op 13 juli 2010, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers niet voldoende was om hun aanvragen te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen over de dood van de vader van de derde eiseres niet geloofwaardig waren, en dat de eisers geen rechtens te beschermen belang hadden bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden besluiten.
De rechtbank verklaarde de beroepen van de eerste twee eisers niet-ontvankelijk en het beroep van de derde eiseres ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de derde eiseres niet kon worden aangemerkt als alleenstaande vrouw, en dat er geen grond was voor het oordeel dat zij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico zou lopen op een schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.