1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 18 maart 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 19 oktober 2009 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eisers vader en broer zaten bij de politie en wilden op 30 mei 2008 deelnemen aan een demonstratie. Zij zijn die dag niet thuis gekomen. Eiser is de volgende dag naar een vriend gegaan. Nadat hij thuis kwam, vertelden zijn buren hem dat zijn broer was langs geweest. Eisers broer had de buren verteld dat eisers vader was gedood. Eisers broer is gevlucht. Vervolgens zijn er militairen bij het huis gekomen. Deze hebben vragen gesteld over eisers broer. Omdat eiser niet wist waar zijn broer was, moest hij met de militairen mee. Eiser heeft vervolgens 6 maanden en 24 dagen vastgezeten in de Sureté gevangenis totdat hij heeft kunnen ontsnappen. Vervolgens heeft eiser zijn land van herkomst verlaten.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op de volgende gronden. Eiser is toerekenbaar ongedocumenteerd inzake zijn reisroute en wordt derhalve artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) tegengeworpen. Het relaas mist positieve overtuigingskracht en is ongeloofwaardig. Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw.
2.3 In C13/3.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) (oud) staat dat indien in de ac-procedure reeds een nader gehoor heeft plaatsgevonden, waarna op inhoudelijke gronden is gebleken dat de asielaanvraag zich niet leende voor afdoening in de ac-procedure, de asielzoeker in de procedure die volgt na doorverwijzing naar de opvangvoorziening in de gelegenheid wordt gesteld om zijn asielmotieven nader toe te lichten en eventuele tegenstrijdigheden te verklaren.
In C14/1.2 Vc (oud) staat dat indien de asielzoeker, nadat hij in het AC is gehoord, om niet-inhoudelijke redenen wordt verwezen naar een opvangvoorziening, hij niet opnieuw wordt gehoord. In dat geval wordt het rapport van nader gehoor dat in het AC is afgenomen (opnieuw) aan betrokkene kenbaar gemaakt middels toezending door de IND. In afwijking van C13/3.3. Vc geldt voor dergelijke gevallen een reactietermijn van zes weken.
2.4 Eiser heeft reeds in de zienswijze en ook in beroep aangevoerd dat geen sprake is geweest van een zorgvuldige besluitvorming omdat eiser niet aanvullend nader gehoord is nadat hij is doorverwezen naar de oc-procedure en dat verweerder evenmin heeft onderbouwd waarom dit aanvullend nader gehoor achterwege is gelaten.
2.5 Verweerder heeft hier in het bestreden besluit als volgt op gereageerd. Eisers aanvraag is op niet-inhoudelijke gronden naar de oc-procedure verwezen omdat het niet haalbaar was om de aanvraag in de ac-procedure af te wijzen. In dat geval is het niet noodzakelijk om eiser opnieuw te horen.
2.6 Met eiser is de rechtbank van oordeel dat vorenstaande niet kan worden aangemerkt als een deugdelijke motivering. Daarvoor is van belang dat niet zonder meer valt in te zien waarom het niet meer haalbaar was eisers aanvraag af te wijzen in de ac-procedure, nu op het moment van uitreiking van het rapport van nader gehoor nog veertien procesuren beschikbaar waren. Verweerder heeft hierover ook ter zitting geen duidelijkheid kunnen verschaffen. De beroepsgrond slaagt. Het besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:46 Awb genomen.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit ook op andere gronden niet in stand blijven. In dat verband wordt het volgende overwogen.
2.8 In C4/3.6.3 Vc staat onder meer dat indien wordt vastgesteld dat ten aanzien van één van de elementen, identiteit, nationaliteit, reisroute of asielrelaas, documenten ontbreken en dat is toe te rekenen aan de asielzoeker, dit reeds voldoende is voor de algemene conclusie dat er sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten in de zin van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw. In het kader van deze beoordeling worden steeds de volgende vragen beantwoord:
a. Zijn de verklaringen omtrent het betreffende element en het ontbreken van de betreffende documenten consistent en geloofwaardig?
b. Komen deze verklaringen overeen met hetgeen overigens bekend is?
Reisroute
Hetgeen overigens bekend is, betreft bij het ontbreken van documenten inzake de reis: alle informatie die betrekking heeft op reizen naar Nederland (bekende reisroutes, controle op papieren in de landen van herkomst en tijdens de doorreizen naar andere landen, de wijze van reizen, aankomst- en vertrektijden en duur en verloop van de reis op grond van vaar-, vlieg en andere reisschema’s). Hierbij gelden in het bijzonder de volgende aandachtspunten. (…). In het geval dat een asielzoeker geen documenten inzake de reisroute overlegt, maar omtrent de reisroute en het ontbreken van documenten een consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaring aflegt, geeft hij blijk van wil tot medewerking aan de vaststelling van de reisroute. Wanneer de verifieerbare elementen blijken te kloppen, kan de conclusie zijn dat het volledig ontbreken van documenten inzake de reisroute niet aan de asielzoeker is toe te rekenen. Verifieerbare elementen zijn bijvoorbeeld: de omschrijving van aankomst in de EU, zoals aankomst met de boot en omschrijving van de haven (na onderzoek blijkt de betreffende boot inderdaad op die route en tijden te varen en klopt de omschrijving van de haven; in geval van een passagierslijst kan gecheckt worden of de vreemdeling inderdaad aanwezig was).