ECLI:NL:RBSGR:2010:BO4146
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring: belangenafweging na 6 maanden
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de voortduring van vreemdelingenbewaring van eiseres, die in Nederland verblijft. Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.E.M. Later, heeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres stelt dat zij recht heeft op een verblijfsvergunning omdat zij meer dan twee jaar rechtmatig verblijf heeft gehad als minderjarige en momenteel een opleiding in de zorg volgt. Ze betoogt dat er geen zicht op uitzetting is, aangezien de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo (DRC) hebben aangegeven geen laissez-passer (lp) te verstrekken. Eiseres vreest dat haar terugkeer naar de DRC een schending van haar mensenrechten zou betekenen, met name artikel 3 van het EVRM, dat onmenselijke of vernederende behandeling verbiedt.
De verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.B. Deckers, heeft betoogd dat de lp-procedure bij de DRC loopt en dat er geen bewijs is dat deze procedure zal leiden tot een lp-weigering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt, omdat zij het onderzoek naar haar identiteit en nationaliteit frustreert. De rechtbank oordeelt dat de voortduring van de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is, ondanks de lange duur van de bewaring. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in vreemdelingenzaken, waarbij zowel de rechten van de vreemdeling als de belangen van de staat in overweging worden genomen.