ECLI:NL:RBSGR:2010:BO4602

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758310-08
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Poustochkine
  • A. Harms
  • M. Brand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens schietpartij na Antilliaans feest in Zoetermeer

Op 22 november 2010 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietpartij op 26 april 2008 in Zoetermeer. De schietpartij vond plaats na afloop van een Antilliaans feest, waarbij de verdachte en een andere man, aangeduid als [X], met vuurwapens op elkaar schoten. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte met een (semi-)automatisch pistool meermalen op [X] en in de richting van andere aanwezigen had geschoten, wat leidde tot grote paniek onder de circa 400 feestgangers. Ondanks het feit dat er elf schoten werden gelost, raakte niemand dodelijk gewond, wat de rechtbank als een bijzonder toeval beschouwde.

De rechtbank nam de verklaringen van verschillende getuigen in overweging, waaronder die van [B] en [C], die eerder belastend hadden verklaard maar later hun verklaringen hadden herroepen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van deze getuigen betrouwbaar waren en dat er geen voldoende bewijs was voor een alternatief scenario dat de verdachte ontlastte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank benadrukte de ernst van het gepleegde feit en de impact op de veiligheid van de omstanders. De verdachte werd veroordeeld op basis van de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Schuurmans-van Erkel, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/758310-08
Datum uitspraak: 22 november 2010
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte Y],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 22 oktober 2009, 19 januari 2010, 24 maart 2010, 26 mei 2010 en 8 november 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. A.H. Westendorp, advocaat te
‘s-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij en/of één of meer van zijn mededader(s) op of omstreeks 26 april 2008 te
Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[X] en/of [A] en/of één of meer andere personen van het
leven te beroven, met dat opzet met één of meer vuurwapens meermalen hebben/heeft
geschoten in de richting van die [X] en/of die [A] en/of die
andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte bij een uitgaansgelegenheid in Zoetermeer met een vuurwapen meermalen heeft geschoten in de richting van onder anderen verdachte [X].
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem tenlastegelegde poging tot doodslag, meermalen gepleegd, heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe samengevat aangevoerd dat de belastende verklaringen van getuige [B] en [C] (hierna respectievelijk [B] en [C]) bij de politie wegens onbetrouwbaarheid moeten worden terzijdegesteld, omdat:
- zowel [B] als [C] tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris zijn teruggekomen op hun eerdere bij de politie afgelegde verklaringen voorzover die belastend zijn voor verdachte en ten aanzien van verdachte in die verklaring ook hebben ontkend dat hij (terug)geschoten heeft;
- de verklaring van [C] hem in de mond is gelegd door de politie, doordat de politie hem eerst de verdachte belastende verklaring van [B] heeft voorgehouden;
- [B] bij de politie onder druk heeft verklaard, omdat haar vriend [C] voor dit feit vast zat, en zij is gehoord onder uitzonderlijke omstandigheden, te weten als verdachte en kort nadat [C] in haar aanwezigheid en in haar woning door een arrestatieteam was aangehouden en een doorzoeking in de woning had plaatsgehad, terwijl zij bovendien tijdens het verhoor geen opvang had voor haar kinderen;
- in het dossier voldoende steun is te vinden voor het standpunt dat niet verdachte, maar derden, waaronder [C], bij het schietincident betrokken zijn geweest.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
Niet betwiste feiten
Op 26 april 2008 omstreeks 5.10 uur heeft zich rond het Partycentrum “Ons” in Zoetermeer op de Van der Hagenstraat een schietpartij voorgedaan. De schietpartij vond plaats direct na afloop van een Antilliaans feest, terwijl de gasten zich vanuit het Partycentrum naar buiten begaven en de auto opzochten.2
De politie heeft naar aanleiding van deze schietpartij grootschalig onderzoek verricht. Daarbij zijn verschillende personen als verdachte aangehouden of als getuige gehoord. Gedurende dit onderzoek zijn verdachte en [X] naar voren gekomen als mogelijke schutters.
De bewijsmiddelen
Bij forensisch technisch onderzoek op de plaats delict zijn in totaal 17 hulzen aangetroffen van 3 verschillende soorten kalibers.3 Daarnaast is onderzoek verricht naar kogeldelen die werden aangetroffen in een auto (merk Dodge) die op het plaats delict aanwezig was.4 Uit het munitieonderzoek blijkt dat het ten aanzien van voornoemde hulzen gaat om:5
- 11 hulzen van het kaliber 9 mm Parabellum met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één wapen vermoedelijk een (semi) automatisch vuurwapen van het merk [merk]. De in de auto aangetroffen kogeldelen passen eveneens bij dit vuurwapen;
- 4 hulzen van kaliber 7.65 mm Browning met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met één wapen, vermoedelijk een (semi-) automatisch machinepistool van het type [type];
- 2 hulzen van het kaliber 6.35 mm Browning en waarschijnlijk niet uit één en hetzelfde wapen verschoten.
Op de bij het proces-verbaal gevoegde plattegrond is te zien dat 9 van de 11 hulzen zijn gevonden ter hoogte van de fietsenrekken. De hulzen van kaliber 7.65 mm Browning liggen verspreid. Eén ligt ter hoogte van de fietsenrekken, de andere twee hulzen aan de overzijde van de straat.6
Getuige [B] heeft bij de politie verklaard7 dat zij na afloop van het feest buiten haar halfbroer [Y] (die de achternaam [achternaam Y] heeft)8 zag staan aan de kant van het zwembad ter hoogte van de fietsenrekken. Daarna zag zij aan de overkant een paar Antilliaanse jongens staan, waaronder één met een licht getinte huidskleur.9 Tussen deze twee jongens ontstond een woordenwisseling. Haar vriend [C] (getuige [C]) liep op de onbekende jongen af om de boel te sussen. Zij hoorde dat de jongen tegen [Y] zei dat hij hem ging knallen en dat [C] zei dat die jongen het moest laten. Vervolgens zag zij dat de jongen schoot. Zij zag [Y] ontwijkende bewegingen maken en dat hij terugschoot. Zij heeft alleen deze twee jongens op elkaar zien schieten. Ze schoten echt op elkaar.10
Getuige [C] heeft (als verdachte) in zijn eerste en tweede verklaring bij de politie verklaard11 dat hij in de auto zat met zijn vriendin, toen ene [A] hem boos voorbij kwam. [A] liep richting zijn auto, een Alfa Romeo, en [C] ging achter hem aan. Bij [A] liep diens broer [X]. Hij hoorde dat die broer vieze woorden in het Antilliaans zei. Hij vroeg aan [X] waarom hij dat deed, waarop hij zei: “niet tegen jou [C], met jou ben ik goed maar je weet niet wat er is gebeurd”, en later: “je bent mijn broer zijn vriend”. Terwijl [C] daar stond met [A], [X] en [D] hoorde hij opeens ‘pang, pang, pang’. [C] zag vervolgens dat iemand zijn pistool op hun groepje richtte en hoorde dat deze persoon veel keren schoot. In zijn derde verklaring heeft hij aan bovenstaande verklaringen toegevoegd dat [X] schoot op [Y] en dat [Y] schrok en terugschoot.12 Volgens [C] schoot [X] drie of vier keer met een klein wapen en [Y] bleef maar schieten met een groot en zwart wapen.
Een aantal maanden na vorenbedoelde laatste verklaring bij de politie, is [C] geconfronteerd met een foto van [X]. [C] heeft toen verklaard dat de man op deze foto [X] is en dat hij hem heeft gezien op het feest in Zoetermeer op 26 april 2008. Hij heeft hem zien schieten op een man die is genaamd “[Y]”, over welke [Y] en [X] hij, [C], eerder bij de politie heeft verklaard.13
Getuige [E] heeft verklaard14 dat zij gezien heeft dat haar oom [C] ([C]) naar twee jongens aan de overkant liep en met hen praatte. Vervolgens hoorde zij dat vanaf de kant waar haar oom stond, door een jongen geschoten werd. De jongen schoot met gestrekte arm naar de overkant waar een andere jongen stond. Deze jongen maakte schijnbewegingen alsof hij weg wilde duiken. Nadat de verhorende verbalisant opmerkt dat [B] heeft verklaard dat [Y] misschien met de schietpartij te maken heeft, heeft [E] verklaard dat [Y] degene was die wegdook achter de auto en dat zij eerst zijn naam niet wilde noemen. Of [Y] ook heeft geschoten weet zij niet.
Getuige [D] heeft verklaard15 dat hij met [A] en [X] naar het feest in Zoetermeer was gegaan. Na afloop van het feest stond hij bij de auto, een Alfa Romeo, met [X] te wachten op [A]. Vervolgens kwam [A] aanlopen met [C] en stonden zij met z’n vieren. Toen hoorde hij knallen van een pistool en is hij weggerend. Iets verderop zag hij de Alfa Romeo van [A] en [X] aan komen rijden. Terwijl hij in de auto dook hoorde hij het glas van de linkerachterruit van de Alfa kapot gaan. Het glas viel over hem heen. Later heeft hij van [C] gehoord dat [X] had geschoten. [C] zei dat [X] en een vriend van [C] op elkaar geschoten hebben.
[A], die als bijnaam [bijnaam A] heeft16, heeft verklaard dat hij tijdens het schietincident in Zoetermeer met zijn broer [X] aanwezig was. Ook heeft hij verklaard dat zijn auto aan het schietincident een gaatje heeft overgehouden aan de linkervoordeur.17 Na zijn aanhouding werd in de Alfa Romeo waar hij bij zijn aanhouding in reed door de technische recherche aan de binnenzijde van het portier aan de bestuurszijde een rond gat aangetroffen. Geconcludeerd is dat deze beschadiging vermoedelijk afkomstig is van een projectiel.18
Verdachte19 en [X]20 hebben beiden verklaard aanwezig te zijn geweest op het feest ten tijde van het schietincident, maar met de schietpartij niets te maken te hebben gehad. Verdachte heeft tevens verklaard dat zijn bijnaam [bijnaam Y] is.21
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [B] en [C]
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsman om de verklaringen die [B] en [C] bij de politie hebben afgelegd niet voor het bewijs te bezigen. In aanmerking genomen dat juist deze twee getuigen het directe bewijs leveren voor de betrokkenheid van [X] en verdachte bij de schietpartij, heeft de rechtbank deze getuigen ter zitting laten komen teneinde zich een oordeel te kunnen vormen omtrent de redenen van het alsnog ontlastend verklaren ten aanzien van verdachte door [B] en [C] en de betrouwbaarheid van de door hen afgelegde verklaringen.
Getuige [B] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat haar verklaring bij de politie, waaronder dat zij een jongen een vuurwapen op haar broer heeft zien richten, klopt met uitzondering van het deel dat zij haar broer heeft zien terugschieten. De rechtbank acht dit voor verdachte ontlastende deel van haar verklaring bij de rechter-commissaris ongeloofwaardig. De rechtbank stelt hiertoe voorop dat [B] slechts zeer summier heeft onderbouwd waarom zij eerder belastend en later ontlastend heeft verklaard. Bovendien heeft zij niet consistent verklaard inzake het feit dat haar belastende verklaring door de politie in die vorm is opgetekend en door haar is ondertekend. Zo heeft zij enerzijds gesteld dat zij de verklaring na voorlezing snel heeft ondertekend, omdat zij haar zoontje moest ophalen. Daardoor heeft zij het stukje dat haar broer terug zou hebben geschoten, niet gehoord. Anderzijds heeft zij verklaard dat zij misschien wel heeft gezegd dat haar broer heeft teruggeschoten, maar dat ze het zich niet meer kan herinneren en daarom nu anders wil verklaren.22 Voorts hecht de rechtbank er aan, dat [B] bij de politie uit zichzelf en voor het eerst de naam van verdachte noemt, dat zij ten aanzien van hem gedetailleerd heeft verklaard en dat zij tweemaal op verschillende plaatsen heeft verklaard over het terugschieten door haar broer. Uit het proces-verbaal van verhoor wegens verdenking van meineed blijkt bovendien dat zij zich tijdens het politieverhoor niet onder druk voelde staan voor wat betreft de inhoud van haar verklaring.23 De rechtbank merkt verder op dat [B] tijdens dit verhoor wegens meineed aangeeft dat ze heeft gehoord dat haar broer boos op haar is en lelijke dingen over haar roept.24 Ter terechtzitting van 8 november 2010 heeft [B] op vragen van de voorzitter, officier van justitie en de verdediging zich overwegend op haar verschoningsrecht en haar zwijgrecht in verband met de nog lopende meineedzaak beroepen, zodat ook daaruit geen nadere motivering van haar gewijzigde standpunt kan worden afgeleid.
Getuige [C] heeft bij rechter-commissaris verklaard dat hij zijn eerste en tweede verklaring bij de politie naar waarheid heeft afgelegd, maar zijn derde verklaring niet. Gevraagd naar de reden daarvan heeft hij verklaard dat hij naar huis wilde. Op de vraag van de verdediging of hij [Y] heeft zien schieten, heeft hij met “neen” geantwoord. Vervolgens heeft hij geen vragen meer willen beantwoorden.25 Ter terechtzitting van 8 november 2010 heeft [C], opgeroepen als getuige, geen enkele door de rechtbank gestelde vraag beantwoord, waardoor hij evenmin onder ede gesteld kon worden. Wel heeft hij op een vraag van de verdediging geantwoord zijn verklaring bij de rechter-commissaris, dat hij [Y] niet heeft zien schieten, te bevestigen. Op grond van deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat getuige ongemotiveerd heeft aangegeven waarom hij zijn standpunt van belastend naar ontlastend heeft gewijzigd. In aanmerking genomen dat [C] in zijn derde verklaring bij de politie gedetailleerd belastend heeft verklaard, zijn verklaring op onderdelen (waaronder ten aanzien van de gebruikte wapens) uitgebreider is dan de verklaring van [B] en hij deze verklaring pas in een zeer laat stadium, en niet reeds bij een nader verhoor naar aanleiding van een fotoconfrontatie, herroept, heeft de rechtbank geen reden om uitsluitend op basis van de onderhavige ongemotiveerde herroeping eerdere verklaring ongeloofwaardig te achten.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de bij de politie afgelegde verklaringen van [B] en [C] niet terzijde stellen enkel op grond van voornoemde niet tot nauwelijks gemotiveerde ontlastende verklaring nadien. Naast voornoemd oordeel omtrent de geloofwaardigheid van de herroeping van de eerdere verklaringen, neemt de rechtbank in aanmerking dat zij ook geen redenen heeft om aan de betrouwbaarheid van de door deze getuigen bij de politie afgelegde verklaringen te twijfelen. De rechtbank wijst er in de eerste plaats op dat de verklaring van [C] van 14 augustus 2008 volledig consistent is met zijn verklaring van 13 augustus 2008, toen hij nog geen kennis droeg van de verklaring van [B]. Alleen de namen van de schutters ontbreken in het verhoor van 13 augustus 2008. In de tweede plaats stelt de rechtbank vast dat [C] in de periode tot aan zijn verhoor bij de rechter-commissaris niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn verklaring, doch daarentegen in een verhoor dat werd afgenomen op 18 november 2008 de namen van [X] en [Y] heeft herbevestigd.26 Bovendien past de verklaring van [C] volledig in het beeld dat door getuige [E] en [D] is geschetst alsmede met het beeld zoals dat uit het onderzoek van de technische recherche volgt. Dat laatste geldt eveneens ten aanzien van de verklaring van [B]. Ten aanzien van haar verklaring geldt daarnaast dat zij alleen afstand heeft willen doen van het feit dat zij haar broer zag terugschieten. Ter terechtzitting van 8 november 2010 heeft zij opnieuw verklaard waar zij haar broer en de andere jongen op die avond heeft gezien, wat overeenstemde met haar eerdere verklaring dat zij haar broer bij de fietsenrekken zag en de andere jongen aan de overzijde van de straat.
Alternatief scenario
Een alternatief scenario, zoals door de verdediging is bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank, mede in het licht van het voorgaande, niet (voldoende) gesteld noch gebleken.
Conclusie
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband beschouwd, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte en [X] met een vuurwapen op elkaar hebben geschoten, daarmee bewust de aanmerkelijke kans aanvaardend dat de ander of anderen daarbij dodelijk gewond zou(den) kunnen raken. Eén en ander leidt tot de volgende bewezenverklaring.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 26 april 2008 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [X] en/of [A] en/of één of meer andere personen van het leven te beroven, met dat opzet met één vuurwapen meermalen heeft geschoten in de richting van die [X] en/of die [A] en/of die andere personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De straf
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, dat het geschorste bevel gevangenhouding wordt opgeheven en dat verdachte gevangen wordt genomen. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen expliciet verweer gevoerd betreffende de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft met een (semi)automatisch pistool een groot aantal maal op [X] en daarmee ook in de richting van anderen geschoten. Hij deed dit nadat hij was beschoten. De schietpartij vond plaats in het uitgaansleven van Zoetermeer, waarbij er grote paniek ontstond onder de vele (circa 400) feestgangers. Het mag een bijzonder toeval worden genoemd dat [X], zijn broer noch de omstanders op al dan niet fatale wijze zijn getroffen. De manier waarop verdachte heeft gemeend met [X] te moeten afrekenen dan wel zich tegen hem te moeten verdedigen, getuigt van een geringschatting van zowel diens lichamelijke integriteit als zijn leven, waarbij hij de risico's voor de omstanders op stuitende wijze op de koop toe heeft genomen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte zeker elfmaal heeft geschoten, waardoor die risico’s uiterst groot zijn geweest. Dergelijk buitensporig geweld in het uitgaansleven bewerkstelligt grote gevoelens van onveiligheid bij degenen die er al dan niet direct mee worden geconfronteerd. Bovendien zijn veel aanwezigen, veelal naar achteraf bleek onnodig, geconfronteerd met het grootschalige onderzoek van de politie dat hier direct op volgde.
Ten aanzien van de persoon van verdachte merkt de rechtbank op dat uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 oktober 2010 betreffende verdachte blijkt dat hij weliswaar eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hem aanzienlijke vrijheidsbenemende straffen zijn opgelegd, maar dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft alles overwegende naar het oordeel van de rechtbank de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte op juiste wijze tot uitdrukking gebracht in haar vordering. De rechtbank acht de gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook passend en geboden.
10. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het door deze rechtbank gegeven bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Harms en Brand, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Schuurmans-van Erkel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2010.
1 Het proces-verbaal waar in dit vonnis naar wordt verwezen betreft - tenzij anders vermeld - het ambtsedig door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Haaglanden opgemaakte proces-verbaal met nummer 1551/2008/7257 (doorgenummerd p. 1 t/m 754).
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 11, 14-15, 192.
3 Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 541, 544.
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [F], p. 259-260, Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 200.
5 Deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 18 juli 2008, p. 222.
6 Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, p. 575-576.
7 Proces-verbaal van verhoor getuige [B], p. 395.
8 Proces-verbaal van verhoor getuige [B], p. 396.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [B] bij de rechter-commissaris, d.d. 11 januari 2010, punt 3.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [B], p. 396.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], p. 405.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], p. 409.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], p. 607.
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [E], p. 494.
15 Proces-verbaal van verhoor getuige [D], p. 627.
16 Proces-verbaal van verdachte [A], p. 515 en verklaring als getuige ter terechtzitting van 19 januari 2010.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [A], p. 516, 518, 525.
18 Proces-verbaal van bevindingen, p. 480, alsmede proces-verbaal forensisch technisch onderzoek, p. 634-635.
19 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 737, alsmede verklaring ter zitting van 19 januari 2010.
20 Verklaring ter zitting van 19 januari 2010.
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 738.
22 Ambtsedig door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Haaglanden opgemaakte proces-verbaal met nummer PL1521-2010007847-1 (inzake verdenking meineed door verdachte [B]), proces-verbaal verhoor verdachte [B], p. 24.
23 Zie voetnoot 22, proces-verbaal verhoor verdachte [B], p. 21.
24 Zie voetnoot 22, proces-verbaal verhoor verdachte [B], p. 20 en 21.
25 Proces-verbaal van verhoor getuige [C] bij de rechter-commissaris, d.d. 15 januari 2010, punten 4-10.
26 Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], p. 607.