Parketnummer 09/757499-10
Datum uitspraak: 24 november 2010
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] in 1976,
adres: [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 juni 2010, 1 september 2010 en 10 november 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I. Mannen en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. P.J. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2010 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] met een vuurwapen (van/op korte afstand) een kogel in de buik, althans in het (boven)lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 15 maart 2010 en/of 16 maart 2010 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2139,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ruim 2 kilo hasjiesj voor handen heeft gehad. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte feit 2 heeft begaan.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken nu niet duidelijk is of verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan het neerschieten van [slachtoffer].
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de [getuige A.] en aangever [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn, omdat deze tegenstrijdig, inconsequent en leugenachtig zijn. Voorts ontbreekt enig steunbewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de schietpartij. Daarnaast kan verdachte gezien de daartoe beschikbare veel te beperkte tijd niet op het plaats-delict te zijn geweest. Verdachte moet daarom, aldus de raadsman, worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd, zodat hij om die reden dient te worden vrijgesproken.
De raadsman van verdachte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte ook van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu niet gezegd kan worden dat het om hasj ging, aangezien er geen rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut hieromtrent beschikbaar is.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging(1)
Op 11 maart 2010 omstreeks 10:08 uur kwam bij de meldkamer van de Centrale Post Ambulance, via het landelijke alarmnummer 112, de melding door dat er een schietincident had plaatsgevonden in het perceel aan de Gedempte Burgwal [huisnummer] te 's-Gravenhage. Daar zou een persoon in de woning liggen met een schotwond in zijn buik.(2) De verbalisanten [1.] en [2.] hebben verklaard, dat zij kort daarop in genoemd pand op de derde verdieping het slachtoffer, [slachtoffer], aantroffen. Hij had links onder in zijn buik een wond van ongeveer 1 centimeter breed en 1 centimeter lang. Verbalisant [2.] hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij was neergeschoten en dat de dader weg was gereden in een zwarte Hummer.(3)
[getuige B.] heeft verklaard dat zij op 11 maart 2010 op de derde etage van het pand gelegen aan de Gedempte Burgwal [huisnummer] aanwezig was. Zij hoorde dat er werd aangebeld en dat er op de deur werd gebonkt. De deur werd geopend en vervolgens hoorde zij mensen schreeuwen. Hierna klonk er een schot. Vervolgens kwam [[slachtoffer]offer] de kamer binnen lopen. Hij zei: "Een zwarte Hummer, twee gasten, twee gasten ze zijn in het pand" Hierna zakte [slachtoffer] in elkaar op de bank. [getuige B.] zag dat hij een schotwond had.(4)
[getuige C.] heeft verklaard dat hij lag te slapen op de derde etage van het pand gelegen aan de Gedempte Burgwal [huisnummer] toen hij wakker werd van een schot. Vervolgens kwam [slachtoffer] (zijn bijnaam voor [slachtoffer]) binnen. [slachtoffer] zei dat hij was geschoten. [getuige C.] vroeg hem wie dat had gedaan. [slachtoffer] zei: "Een Hummer" en "die gasten".(5)
[getuige D.] heeft verklaard dat hij op 11 maart 2010 een rare klap hoorde en dat een paar seconden daarna op alle bellen werd gedrukt. Hij hoorde gestommel op de trap en zag dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) bij hem de kamer in viel. Hij zei dat hij was geschoten, dat ze nog binnen waren en dat ze in een Hummer zaten.(6)
Op de overloop van de eerste etage van het pand aan de Gedempte Burgwal [huisnummer] is een huls aangetroffen. Deze huls is vervolgens veiliggesteld.(7) Uit deskundigenonderzoek is het volgende gebleken.
De huls is voorzien van het bodemstempel "BLAZER 9 mm LUGER". Gezien dit bodemstempel en de afmetingen is de huls van het kaliber 9 mm Parabellum. De aanduiding "9 mm LUGER" is hiervan een synoniem. De naam "Blazer" duidt op het munitiemerk CCI.(8) De kogel die is aangetroffen in de buik van [slachtoffer] betreft een koperkleurige volmantelkogel met een massa van 7,42 gram. Gezien deze massa en de uiterlijke kenmerken past de kogel het best bij het kaliber 9 mm Parabellum en bij patronen van het merk CCI.(9)
Uit medisch onderzoek is gebleken dat de kogel links in de buik het lichaam van [slachtoffer] is binnengekomen en een baan heeft afgelegd tot aan de rechter oksel. Hierbij is de kogel door de alvleesklier, de dikke darm en de lever gegaan. Voorts bleek dat operatieve verwijdering van de milt noodzakelijk was. Tevens heeft [slachtoffer] vijf liter bloed verloren.(10)
Aanhouding verdachte en [medeverdachte]
Het onderzoeksteam werd geattendeerd op een lopend onderzoek betreffende de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het perceel aan de [adres] te 's-Gravenhage. De betrokken personen zouden rijden in een Hummer. Ter plaatse werden diverse goederen aangetroffen van [Bedrijf X.], waarvan verdachte enig aandeelhouder is.(11)
Uit het politieadministratiesysteem Genesys is gebleken dat op 26 september 2009 de bestuurder van een zwarte Hummer met [kenteken] is beboet. De bestuurder van de Hummer bleek [medeverdachte] te zijn. De Hummer was op naam gesteld van [naam echtgenote van verdachte], de echtgenote van verdachte. Verdachte zat op genoemde datum als bijrijder in de auto. Op 12 november 2009 is [medeverdachte] nogmaals bekeurd terwijl hij in een zwarte Hummer reed.(12)
Vervolgens is uit onderzoek gebleken dat de telefoon van [slachtoffer] op 11 maart 2010 tussen 08:50 uur en 09:45 uur driemaal contact heeft gehad met het telefoonnummer [nummer].(13) Dit telefoonnummer staat op naam van [Bedrijf X.] voornoemd.(14)
Op 15 maart 2010 heeft [slachtoffer] verklaard dat de ene dader een blanke Nederlandse man was van ongeveer 35 jaar oud met een enigszins gezet postuur en golvend haar. De andere dader was een blanke Nederlandse man met een gezet postuur van ongeveer 40 tot 50 jaar oud. Hij had deze twee mannen, die soms wel en soms niet in een zwarte Hummer reden, een paar maanden geleden leren kennen, maar hij kende ze niet bij naam. Hierop hebben de verbalisanten twee foto's van [medeverdachte] aan [slachtoffer] getoond. Nadat hij eerst had verklaard dat hij de man niet herkende, verklaarde hij uiteindelijk dat dit de man was die hem had neergeschoten. Ook werd [slachtoffer] een foto getoond van verdachte. [slachtoffer] verklaarde dat deze man één van de mannen was die in de Hummer reed.(15)
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de fotoconfrontatie van 15 maart 2010 niet bruikbaar is voor het bewijs. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In beginsel dienen enkelvoudige fotoconfrontaties niet plaats te vinden. Uitzondering hierop is het geval waarin het slachtoffer of de getuige de vermeende dader al kent van voor het voorval, maar zijn naam of verblijfplaats niet kent.
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat [slachtoffer] verdachte en [medeverdachte] reeds kende. Op de dag van en zelfs kort voor het schietincident hebben telefonische contacten plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] en (zoals hierna zal blijken) tussen [slachtoffer] en [medeverdachte]. Bovendien heeft [slachtoffer] verklaard verdachte en [medeverdachte] eerder te hebben ontmoet. Hij verklaarde alleen hun namen niet te kennen en hen derhalve aan te duiden als 'de gasten van die Hummer'. Ook heeft hij een redelijk kloppend signalement van verdachte en [medeverdachte] opgegeven. De rechtbank acht om die reden de fotoconfrontatie een bruikbare aanwijzing voor de betrokkenheid van verdachte bij de schietpartij, mede gelet op het feit dat de resultaten hiervan steun vinden in voormelde andere bewijsmiddelen.
Op 15 maart 2010 te 23.48 uur zijn [medeverdachte](16) en verdachte(17) aangehouden.
Verdachten op de plaats-delict
[echtgenote van verdachte] heeft verklaard dat verdachte op 11 maart 2010 op pad was in de witte bedrijfsbus, een Hyundai H200, en dat [medeverdachte] hem die dag met die bedrijfsbus was komen ophalen. [medeverdachte] reed verdachte omdat deze zelf niet mag rijden.(18)
Bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid is de informatie binnengekomen dat [medeverdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [nummer 2.] (hierna: [nummer 2.]. Vast staat dat dit nummer om 09:45:58 contact heeft gehad met de telefoon van [slachtoffer].(19) [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat hij [getuige A.] met zijn telefoon naar verdachten heeft laten bellen.(20) Voorts is uit onderzoek gebleken dat zowel verdachte als [naam pleegvader medeverdachte], de pleegvader van [medeverdachte], naar telefoonnummer [nummer 2.] hebben gebeld.(21) De rechtbank gaat er daarom van uit dat telefoonnummer [nummer 2.] in gebruik was bij [medeverdachte].
Uit zendmastgegevens is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte] op 11 maart 2010 om 06:41 uur een zendmast aanstraalde in de Heiloostraat in 's-Gravenhage. Om 08:08 uur straalde de telefoon van verdachte ook een zendmast in de Heiloostraat aan. Om 09:45 uur respectievelijk 09:46 uur stralen de telefoons van verdachte respectievelijk [medeverdachte] een telefoonpaal aan op de Gevers Deynootweg in Scheveningen.(22)
Op camerabeelden is te zien dat een witte Hyundai bedrijfsbus op 11 maart 2010 om 9.25 uur in de Koningstunnel te 's-Gravenhage rijdt. Het kenteken van de bus is niet zichtbaar, echter wel een metselkuip in het achtercompartiment. Na inbeslagname van de bestelbus wordt achterin een witte metselkuip aangetroffen.(23) Op de camerabeelden van een tankstation gelegen aan de Leyweg in 's-Gravenhage is te zien dat om 10:21:07 uur een witte bestelbus van het merk Hyundai met [kenteken] komt aanrijden en stopt bij een benzinepomp. De bestuurder van het voertuig blijkt [medeverdachte] te zijn, de bijrijder is verdachte.(24)
Uit de zendmastgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte om 09:45 uur en 09:48 uur een zendmast heeft aangestraald op de Gevers Deynootweg in Scheveningen. Om 09:51 uur heeft zijn telefoon een zendmast aangestraald op de Badhuisweg en om 09:52 uur een zendmast op de Westduinweg.(25)
Na inbeslagname van genoemde Hyundai bestelbus is op het dashboard achter de voorruit een parkeerbon aangetroffen. Op de bon staat dat op 11 maart 2010 om 10:01 uur is betaald voor een half uur parkeren. De parkeerbon is blijkens onderzoek uitgegeven door een parkeerautomaat in de Boekhorststraat in 's-Gravenhage.(26) De afstand tussen deze parkeerautomaat en het pand gelegen aan de Gedempte Burgwal [huisnummer] bedraagt ongeveer 200 meter.
Om 10:08 uur is bij de meldkamer van de Centrale Post Ambulance de melding binnengekomen dat er een schietincident had plaatsgevonden in het pand gelegen aan de Gedempte Burgwal [huisnummer].(27) Uit zendmastgegevens blijkt dat de telefoon van verdachte om 10:08:30 uur een zendmast op de Laan heeft aangestraald.(28) Deze zendmast ligt hemelsbreed een paar honderd meter ten westen van de plaats-delict. Om 10:09 uur en 10:11 uur heeft de telefoon een zendmast aangestraald op de Hooftskade.(29) Deze zendmast ligt een paar honderd meter ten zuidoosten van de plaats-delict. Om 10:15 uur heeft de telefoon van verdachte een zendmast aangestraald in de Natalstraat.(30) Deze straat bevindt zich tussen de Gedempte Burgwal en de Leyweg. Om 10:21 uur bevonden verdachte en [medeverdachte] zich bij het benzinestation aan de Leyweg.
De rechtbank neemt op basis van het vorenstaande aan, dat verdachte en [medeverdachte] op 11 maart 2010 tussen 08:08 uur en 10:21 uur samen waren.
De zendmastgegevens en het parkeerbonnetje tonen aan dat verdachte en [medeverdachte] zich na 09:48 uur bewegen in de richting van de Gedempte Burgwal en dat zij daar tussen 10.01 en 10:08 uur ook daadwerkelijk in de directe omgeving zijn geweest.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 11 maart 2010 telefonisch contact heeft gehad met de mensen die hem later neergeschoten hebben.(31) Vervolgens is hij, [slachtoffer], naar [getuige A.] gegaan. [getuige A.] woont op de eerste etage van het pand aan de Gedempte Burgwal [huisnummer]. [getuige A.] heeft toen met de telefoon van [slachtoffer] nog een keer met verdachten gebeld en gezegd dat ze langs konden komen. Op een gegeven moment ging de bel en [getuige A.] deed via de intercom de deur open, waarna [medeverdachte] en verdachte de woning van [getuige A.] binnen kwamen. Tussen het moment van het telefonisch contact tussen [getuige A.] en verdachten en de komst van verdachten bij de woning, zaten ongeveer 30 minuten.(32)
[getuige A.] heeft uiteindelijk bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 11 maart 2010 rond half tien [slachtoffer] binnen heeft gelaten. Na een paar minuten werd er op de drie deurbellen gebeld. [slachtoffer] pakte de intercom en deed de deur open. [slachtoffer] had tegen hem, [getuige A.], gezegd dat hij had afgesproken met de gasten van die Hummer. [getuige A.] zag dat [slachtoffer] met die twee mannen op de gang stond te praten. Hij herkende deze mannen van de keer dat ze hij ze op de Binckhorst had gezien.(33) Tegenover de politie had [getuige A.] reeds verklaard dat hij die gasten van die Hummer wel eens had gezien toen hij [slachtoffer] een keer had opgehaald bij een Citroën dealer op de Binckhorstlaan. [getuige A.] gaf toen ook signalementen.(34) Hij verklaarde dat een van de twee mannen een bolle kop had en kaal en blank was. De andere man had een zonnebanktintje en lang bruin haar boven zijn oren, dat naar achteren zat. Hij schat ze boven de dertig en vijfendertig, misschien iets ouder.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A.]
Het is op zich juist dat [slachtoffer] en [getuige A.] wisselende verklaringen hebben afgelegd en dat op sommige punten hun verklaring ook onjuist is. De rechtbank gaat er echter van uit dat [getuige A.] en [slachtoffer] deze verklaringen niet hebben afgelegd om in strijd met de waarheid verdachte en verdachte de Ronde te belasten, maar om hun eigen strafbare handelen zoveel mogelijk te verdoezelen.
Op 30 maart 2010 heeft [slachtoffer] immers verklaard dat verdachten eerder al met [getuige A.] gesproken hadden over het feit dat zij hasj van hem wilden kopen en dat hij, [slachtoffer], zich liet gebruiken als tussenpersoon tussen [getuige A.] en verdachten.(35) Een vriend van [slachtoffer], [getuige E.], heeft eveneens verklaard dat [slachtoffer] bemiddelde bij transacties in verdovende middelen.(36) Deze bewering wordt ondersteund door de verklaring van [getuige F.], die ook een periode in het pand gelegen aan Gedempte Burgwal [huisnummer] heeft gewoond. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [getuige A.] hasj en weed verkocht en dat [slachtoffer] en [getuige A.] samen in de handel zaten.(37) De rechtbank leidt hieruit af dat [getuige A.] en [slachtoffer] zich bezig hielden met handel in hasj en weed.
De rechtbank gaat er vanuit dat [getuige A.] en [slachtoffer], om elkaar en zichzelf over en weer zoveel mogelijk uit de wind te houden, op onderdelen wisselend en onjuist hebben verklaard. Dat maakt hun verklaringen nog niet onbruikbaar voor het bewijs.
Integendeel zelfs. Op hoofdlijnen vinden de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige A.] ondersteuning in elkaar. Beiden verklaren zij immers dat [slachtoffer] op 11 maart 2010 in de ochtend langs kwam, waarna [medeverdachte] en verdachte aanbelden en de woning werden binnengelaten, waarna de schietpartij op de overloop van de eerste etage plaatsvond. Daarnaast worden de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van [getuige A.] op deze onderdelen door objectieve gegevens ondersteund. Zo volgt uit de zendmastgegevens dat er, zoals zowel [slachtoffer] als [getuige A.] hebben verklaard, inderdaad contact is geweest tussen zijn telefoon en die van verdachten. Ook is er een parkeerbonnetje in de bedrijfsbus van verdachten aangetroffen dat er op duidt dat verdachten ten tijde van het incident en kort daarna in de directe omgeving van de plaats-delict waren.
Daar komt verder nog bij dat [slachtoffer] enkele seconden na het incident tegen [getuige B.], [getuige C.] en [getuige D.] heeft gezegd dat hij was neergeschoten door 'die gasten van de Hummer', hetgeen later ook door [getuige A.] is verklaard. Voorts is er een huls aangetroffen op de overloop van de eerste etage, die past bij de kogel die is aangetroffen in de buik van [slachtoffer].
Weliswaar heeft [slachtoffer] tijdens zijn eerste en tweede verhoor een andersluidende verklaring afgelegd met betrekking tot degene die hem zou hebben neergeschoten, echter daarna heeft hij steeds consistent en stellig verklaard dat verdachte en [medeverdachte], "de gasten van de Hummer", betrokken waren bij de schietpartij. Voorts heeft [slachtoffer] in al zijn verklaringen vanaf 22 maart 2010 [medeverdachte] expliciet als de schutter aangewezen.(38)
Dit alles leidt er toe dat de verklaringen van [getuige A.] en [slachtoffer] weliswaar met de nodige behoedzaamheid dienen te worden bekeken, maar wel bruikbaar zijn voor het bewijs zo lang die verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat, ondanks dat [slachtoffer] en [getuige A.] op ondergeschikte onderdelen verschillend verklaren omtrent de precieze toedracht van de schietpartij en hun rol daarbij, zij beiden eensluidend en consistent verklaren dat [medeverdachte] de schutter is geweest.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard dat hij in de keuken thee zat te drinken, toen [getuige A.] [medeverdachte] en verdachte in de woning binnen liet. [medeverdachte] kwam opeens op [slachtoffer] af lopen, verdachte bleef een beetje achter.(39) Omdat [medeverdachte] agressief op [slachtoffer] af kwam lopen, rende deze de kamer uit. Verdachte stond rechts voor de trap te wachten. Hij hield [slachtoffer] met zijn arm tegen toen hij op de tweede of derde trede stond. [medeverdachte] schoot toen op [slachtoffer], waarbij hij het wapen tegen diens buik aan hield.(40)
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige A.] dat [slachtoffer] met de dunne man naar de achterkamer ging. De dunne man zei tegen [slachtoffer] dat hij hem onder vier ogen wilde spreken. Ze waren boos op elkaar. Vervolgens zag [getuige A.] de dunne man en [slachtoffer] rennen naar de voorkamer. [slachtoffer] rende de kamer uit en liep de trap op. De dunne man liep daar achter aan. De bolle man stond nog op de trap te bellen. Toen [slachtoffer] de trap op rende, zag [getuige A.] een vuurwapen. De bolle zei: "Wat doe je?" De dunne man schoot vervolgens met het vuurwapen. [getuige A.] heeft toen zijn deur dicht gedaan.(41) Gelet op de eerder door [getuige A.] tegenover de politie gegeven omschrijvingen (42) van verdachte en [medeverdachte], gaat de rechtbank er van uit dat met de dunne man [medeverdachte] wordt bedoeld en met de bolle man verdachte.
Uit het voorgaande volgt dat zowel [medeverdachte] als verdachte bij het schietincident aanwezig waren en dat [medeverdachte] degene is die [slachtoffer] heeft neergeschoten.
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat het -kort samengevat- voor verdachte niet mogelijk zou zijn geweest om zich tussen 10.08 uur en 10.21 uur van de plaats delict naar het tankstation aan de Leyweg te begeven alsmede het door hem geopperde alternatieve scenario dat [getuige A.] de schutter zou zijn geweest.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte.
[slachtoffer] heeft hierover verklaard dat hij, voordat [medeverdachte] hem neer schoot, werd tegengehouden door verdachte. [getuige A.] daarentegen heeft verklaard dat verdachte ten tijde van het schietincident op de trap stond te bellen en zelfs aan [medeverdachte] vroeg wat hij aan het doen was.
De verklaringen op dit punt lopen ver uiteen. Geen van de verklaringen vindt steun in enig ander bewijsmiddel. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of verdachte enige bijdrage heeft geleverd aan de schietpartij en zo ja, in welke mate. Niet bewezen kan worden dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte]. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit.
Aangetroffen hasjiesj in het pand gelegen aan de [adres van verdachte]
Op 16 maart 2010 is bij een doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres van verdachte] aangetroffen:
- in een keukenkastje een plak (vermoedelijk) hasj;
- op de afzuigkap een klein stukje (vermoedelijk) hasj;
- in een inloopkast in een laptopdoos diverse plakken (vermoedelijk) hasj.(43)
Het nettogewicht van deze plakken hasj betrof in totaal 2139,8 gram. (44) Echter, wanneer alle individuele gewichten worden opgeteld komt men uit op 2139,9 gram.
[Naam], inspecteur van politie, en [Naam], brigadier van politie, hebben gerelateerd dat de in beslag genomen plakken hasjiesj betroffen. De hasjiesj bestond uit het gebruikelijke vaste mengsel van de afgescheiden hars verkregen van hennepplanten, met plantaardige elementen van deze planten. Tevens hebben zij de karakteristieke geur van hasjiesj geroken.(45)
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet gezegd kan worden dat het om hasjiesj gaat, nu er in het dossier alleen een proces-verbaal aanwezig is en geen rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI). De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisanten hebben geroken dat de geur van de aangetroffen substantie de karakteristieke geur van hasjiesj betrof. Uit het door hen opgestelde proces-verbaal blijkt niet van enige twijfel. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd noch ambtshalve aanleiding om aan de juistheid van hun bevindingen en/of hun deskundigheid op het gebied van de identificatie van hasjiesj te twijfelen, te minder nu niet door de verdachte noch door zijn raadsman concrete aanknopingspunten zijn aangevoerd op grond waarvan die twijfel gerechtvaardigd zou zijn. Dat ten aanzien van deze stoffen een rapport van het NFI ontbreekt, doet aan het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet af.(46)
Verdachte is op 15 maart 2010 te 23.48 uur aangehouden(47) en ter doorzoeking is onmiddellijk aansluitend, namelijk op 16 maart 2010 te 00.02 uur (48), zijn woning betreden.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze hasjiesj op 15 maart 2010 opzettelijk aanwezig had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 maart 2010 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2139,9 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen standpunt ingenomen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Tijdens de zitting is zeer weinig bekend geworden over de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de persoon van verdachte. Verdachte heeft zich tijdens alle verhoren op zijn zwijgrecht beroepen. Daarmee heeft de rechtbank geen inzicht kunnen krijgen in zijn motief om dit misdrijf te plegen.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de woning van verdachte is in totaal 2139,9 gram hasjiesj gevonden. Hasjiesj vormt een groot risico voor de volksgezondheid. Dat verdachte desondanks in het bezit was van ruim 2 kilo hasjiesj acht de rechtbank ernstig.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank acht al met al een gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden.
7. De vordering van de benadeelde partij
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1. tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2. tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Eisses, voorzitter,
mrs. Renckens en Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Gunnewegh en Koolen, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2010.
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal van het onderzoek 15TGO 10050 "Echo" met bijlagen, proces-verbaalnummer 2010051504 van Politie Haaglanden.
(2) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/01-02.
(3) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/10-11.
(4) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige B.] d.d. 11 maart 2010, 0/opv/G/1.
(5) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige C.] d.d. 11 maart 2010, 0/opv/G/14.
(6) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige D.] d.d. 11 maart 2010, 0/opv/G/24.
(7) Proces-verbaal van bevindingen, Dossier Forensisch onderzoek, blz. 26-27 en 42-43.
(8) Deskundigenrapport munitieonderzoek, Dossier Forensisch onderzoek, blz. 193.
(9)Deskundigenrapport munitieonderzoek, Dossier Forensisch onderzoek, blz. 193-194.
(10) Dossier Forensisch Onderzoek, Deskundigenrapport d.d. 17 juni 2010, opgemaakt door [deskundige], p.206-212.
(11) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/126-127.
(12) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/126-127.
(13) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/181-182.
(14) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/126-127.
(15) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/60-61.
(16) Proces-verbaal, verdachtedossier V/[medeverdachte]/3.
(17) Proces-verbaal, verdachtedossier V/[verdachte]/3.
(18) Proces-verbaal van verhoor getuige [echtgenote van verdachte] d.d. 23 maart 2010, 0/opv/G/138-141.
(19) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/130.
(20) Verklaring bij de rechter-commissaris van [slachtoffer] d.d. 23 augustus 2010, 11e alinea.
(21) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/257.
(22) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/260-261.
(23) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/154 en 157
(24) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/157.
(25) Proces-verbaal van bevindingen, 3/opv/AH/393.
(26) Proces-verbaal van bevindingen onderzoek voertuigen, 0/opv/AH/163-164.
(27) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/1.
(28) Proces-verbaal van bevindingen, 3/opv/AH/394.
(29) Proces-verbaal van bevindingen, 3/opv/AH/394.
(30) Proces-verbaal van bevindingen, 3/opv/AH/394.
(31) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/118.
(32) Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 30 maart 2010, 0/opv/AH/118-124.
(33) Verklaring bij de rechter-commissaris van [getuige A.] d.d. 4 november 2010, 11e en 12e alinea.
(34) Proces-verbaal van verhoor [getuige A.] d.d. 14 maart 2010, 0/opv/G/78-79.
(35) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/119-120.
(36) Proces-verbaal van bevindingen, 0/opv/AH/46.
(37) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige F.] d.d. 7 april 2010, 0/opv/G/182.
(38) Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] d.d. 22 maart 2010 en 30 maart 2010, 0/opv/AH/88-117 en 118-124, alsmede de verklaring bij de rechter-commissaris van [slachtoffer] d.d. 23 augustus 2010.
(39) Verklaring bij de rechter-commissaris van [slachtoffer] d.d. 23 augustus 2010, 11e alinea.
(40) Verklaring bij de rechter-commissaris van [slachtoffer] d.d. 23 augustus 2010, 16e alinea.
(41) Verklaring bij de rechter-commissaris van [getuige A.] d.d. 4 november 2010, 11e en 12e alinea.
(42) Proces-verbaal van verhoor [getuige A.] d.d. 14 maart 2010, 0/opv/G/78-79.
(43) Kennisgeving van inbeslagneming, Beslagdossier, blz. 88.
(44) Proces-verbaal, Z/VM [verdachte]/15.
(45) Proces-verbaal, Z/VM [verdachte]/13-15.
(46) Hof Amsterdam d.d. 11 maart 2010, LJN: BL7392.
(47) Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, verdachte dossier V/[verdachte], blz. 3-4
(48) Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, beslagdossier, blz. 80