ECLI:NL:RBSGR:2010:BO8078

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378396 - KG ZA 10-1307
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van aanbestedingsovereenkomst en gunning aan opvolgend gegadigde

In deze zaak heeft de Gemeente Zoetermeer een aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor de levering van ondergrondse containers. De Combinatie, bestaande uit Rasenberg Kabels en Leidingen B.V. en VConsyst B.V., heeft de opdracht voorlopig gegund gekregen, maar de Gemeente heeft deze gunning ingetrokken en de overeenkomst met De Combinatie ontbonden. De Combinatie vorderde in kort geding nakoming van de overeenkomst en een verbod op gunning aan de tussengekomen partij, Sulo B.V. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Gemeente de overeenkomst terecht heeft ontbonden, omdat De Combinatie niet voldeed aan de gestelde eisen, met name wat betreft de maatvoering van de prototypes. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende aannemelijk was dat De Combinatie in een bodemprocedure gelijk zou krijgen, waardoor de vorderingen van De Combinatie zijn afgewezen. De Gemeente is bevoegd om de aanbestedingsprocedure te heropenen en de opdracht aan Sulo te gunnen, aangezien er geen overeenkomst meer bestaat na de ontbinding. De Combinatie is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 378396 / KG ZA 10-1307
Vonnis in kort geding van 13 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1. Rasenberg Kabels en Leidingen B.V.,
gevestigd te Breda,
2. VConsyst B.V.,
gevestigd te Genemuiden,
eiseressen,
advocaat mr. drs. M. Straatman te Rotterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Zoetermeer,
zetelende te Zoetermeer,
gedaagde,
advocaat mr. W.M. Ritsema van Eck te 's-Gravenhage,
waarin is tussengekomen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sulo B.V.,
gevestigd te Ittervoort,
advocaat mr. J.C. Bijlsma te Rotterdam.
Eiseressen worden hierna gezamenlijk aangeduid als 'De Combinatie' (vrouwelijk enkelvoud), gedaagde als 'de Gemeente' en de tussenkomende partij als 'Sulo'.
1. Het incident tot tussenkomst/voeging
1.1. Sulo heeft primair verzocht om in de procedure tussen De Combinatie en de Gemeente te mogen tussenkomen en subsidiair om zich te mogen voegen. Ter zitting van 29 november 2010 heeft de Gemeente verklaard geen bezwaar te hebben tegen tussenkomst van Sulo. De Combinatie heeft wel bezwaar gemaakt tegen de verzochte interventie. Zij heeft daartoe gesteld dat Sulo geen zelfstandige vordering heeft ingesteld en dat de verzochte tussenkomst derhalve in strijd is met het recht.
1.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het evident dat Sulo als opdrachtnemer een zelfstandig belang heeft bij de uitkomst van het geschil tussen De Combinatie en de Gemeente. Deze uitkomst raakt immers rechtstreeks aan de thans voorlopig door de Gemeente aan Sulo gegunde opdracht. Daarom moet zij, conform het beleid van deze rechtbank in aanbestedingszaken, in staat gesteld worden om door middel van tussenkomst benadeling of verlies van recht te voorkomen.
Dat Sulo ter zitting van 29 november 2010 haar zelfstandige vordering heeft ingetrokken, doet niet af aan haar belang. Nu voorts niet is gebleken dat het verzoek tot tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen, heeft de voorzieningenrechter Sulo toegelaten als tussenkomende partij.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 29 november 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. De Gemeente heeft op 22 januari 2010 een openbare, Europese aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor de levering van 161 ondergrondse containers bestemd voor het verzamelen van verschillende componenten afval (glas, papier, textiel en kunststof) en de installatie van 95 van die containers. Een ondergrondse container bestaat uit een inwerpzuil, een voetgangersplatform/afdekplaat, een stalen container en een betonnen bak waarin de containers worden geplaatst. In de Gemeente zijn thans reeds 1200 van dergelijke containers in gebruik. Deze containers zijn geleverd door Sulo.
2.2. De aanbestede opdracht is beschreven in het Aanbestedingsdocument met nummer 22012010 d.d. 26 januari 2010, de tekeningen behorende bij het Aanbestedingsdocument en de Nota van Inlichtingen van 9 maart 2010.
Het aanbestedingsdocument vermeldt in § 2.3:
"De levering en de werkzaamheden dienen overeenkomstig het Programma van Eisen, in Bijlage 1 en de tekeningen zoals opgenomen in de bijgesloten stukken te worden uitgevoerd."
2.3. Met betrekking tot de gang van zaken na gunning bepaalt het Programma van Eisen (bijlage 1 bij het Aanbestedingsdocument) in § 1.4 als volgt:
"De inschrijver die de opdracht zal worden gegund, moet binnen zes weken na de voorlopige gunning een ondergrondse container met inwerpzuil voor de fractie papier (prototype) leveren volgens alle details van het PvE, tekeningen en het demo-exemplaar als nulserie. De inwerpzuil met ondergrondsecontainer zal worden beoordeeld door deze naast het exemplaar te plaatsen dat in januari is getoond. Er dient voor wat betreft de zuil boven de grond, geen verschil te zijn met het getoonde demomodel van de gemeente, in uitvoering, materiaalkeuze en afwerking.
Beoordelaars zijn de opdrachtgever én het ontwerpbureau IPV Delft. De overige onderdelen van de zuil zullen beoordeeld worden door de opdrachtgever. (...)"
2.4. Paragraaf 3.2 van het Aanbestedingsdocument bepaalt met betrekking tot de procedure het volgende:
"Na de beoordeling volgt in principe gunning aan één van de Inschrijvers, wat zal leiden tot een opdracht waarbij het Aanbestedingsdocument inclusief Bijlagen, de Nota van Inlichtingen, de inschrijving inclusief Bijlagen, de algemene voorwaarden Zoetermeer 2007 en de Opdracht een onlosmakelijk geheel vormen."
2.5. Paragraaf 1.3 van het Programma van Eisen bepaalt met betrekking tot de vereisten waaraan de containers moeten voldoen onder meer het volgende:
"Lediging; (...) Lediging vindt plaats in een inzamelvoertuig met opbouw van Geesink, type GPMIII, waarbij de container wordt in gehesen in een trechter en waarbij het sluitmechanisme van de onderklep hydraulisch wordt geopend en gesloten. De afmetingen van de bak en de plaats van het sluitmechanisme dienen dus nauwkeurig aan de specificaties van Geesink te voldoen. (ter oriëntatie is een tekening van een voertuig bijgevoegd)."
2.6. Met betrekking tot de maatvoering van het onderlijf van de containers bepaalt het Programma van Eisen in § 1.6 en § 2.1 onder meer het volgende:
"De containers moeten in een waterdichte put worden gesplaatst. Deze put bestaat uit een betonnen bak die aan de volgende eisen dient te voldoen:
* De betonput dient één afvalcontainer met een inhoud van 5 m3 te kunnen bevatten.
(...)
* De buitenafmetingen mogen maximaal 2 x 2 meter bedragen en minimaal 1,5 x 1,5 meter."
"De afstand bij in gehesen toestand tot de buitenbak dient aan alle zijden minstens 5 cm. te zijn."
2.7. Op de bij het aanbestedingsdocument horende tekening C01staan tekeningen van het onderlijf van de containers. Hierop is een maatvoering aangegeven. Op deze tekening is het 'onderraam' van de container 1516 x 1558,6 mm.
2.8. De Combinatie heeft tijdig en geldig ingeschreven op de aanbesteding en is daarbij als tweede geëindigd. In eerste instantie had de Gemeente de opdracht voorlopig gegund aan BWaste International B.V. (hierna: BWaste). Nadat tussen de Gemeente en BWaste een conflict was gerezen, heeft de Gemeente op of omstreeks 26 april 2010 de voorlopige gunning aan BWaste ingetrokken en het voornemen tot gunning aan De Combinatie geuit.
2.9. Naar aanleiding hiervan heeft BWaste bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt tegen de Gemeente. Het geschil in deze procedure met zaak/rolnummer 364539 KG ZA 10-520, waarin De Combinatie is tussengekomen, betrof onder meer de vraag of de Gemeente gehouden was een voorbeeldcontainer aan BWaste ter beschikking te stellen. Bij vonnis van 9 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van BWaste afgewezen. In dit vonnis is met betrekking tot de vereisten aan de containers onder meer het volgende overwogen:
"BWaste stelt zich op het standpunt dat de reeds in gebruik zijnde ondergrondse containers zouden moeten worden "nagemaakt". Daarbij gaat zij er blijkbaar van uit dat de gehele container, althans - in ieder geval - de inwerpzuil en de stalen container, zoals bedoeld onder 2.1 (met alles erop en eraan), integraal moet(en) worden nagemaakt (zie de mails van BWaste van 7 en 8 april 2010). Dat is echter een onjuiste veronderstelling. Uit de aanbestedingsstukken volgt onmiskenbaar dat enkel de buitenzijde van de inwerpzuil - die boven de grond uitkomt - voor wat betreft de uitvoering, materiaalkeuze en afwerking geheel identiek moet zijn. De overige onderdelen/aspecten van de container diende BWaste zelf te ontwerpen. BWaste heeft dat ook aldus moeten (kunnen) begrijpen. Te meer waar (i) van haar wordt verwacht dat zij volledige en duidelijke constructietekeningen met materiaalspecificaties en sterkteberekeningen inlevert en (ii) in het programma van eisen alle (functionele) eisen, waaraan alle onderdelen van de containers moeten voldoen, zijn opgenomen. Deze omstandigheden vormen contra-indicaties voor (slaafse) nabootsing van de containers, waarvan BWaste uitgaat."
2.10. Op 10 juni 2010 is de Gemeente overgegaan tot de (definitieve) gunning van de opdracht aan De Combinatie. Artikel 5 van het tussen De Combinatie en de Gemeente gesloten contract (hierna ook: de Overeenkomst) bepaalt:
"Onverlet het recht van de Opdrachtgever om de Overeenkomst op andere gronden te ontbinden, behoudt de opdrachtgever zich het recht voor de Overeenkomst te ontbinden, indien binnen 2 weken na oplevering van het prototype, de Opdrachtnemer de gebreken na schriftelijke ingebrekestelling niet binnen de gestelde termijn heeft opgelost."
2.11. Nadat De Combinatie een tekeningenset aan de Gemeente had toegestuurd, zijn er gesprekken gevoerd tussen een medewerkster van de Gemeente en De Combinatie. Hierbij is besproken dat de tekeningen van De Combinatie niet de door de Gemeente gewenste maatvoering hadden. De Combinatie en de Gemeente hebben geen overeenstemming bereikt over eventueel door De Combinatie te verrichten meerwerk.
2.12. Bij brief van 12 augustus 2010 heeft de Gemeente De Combinatie gesommeerd om binnen een week te bevestigen dat de aan te leveren prototypes voldoen aan alle eisen en specificaties uit het bestek en de daarbij behorende tekeningen. Daarnaast heeft de Gemeente de termijn waarbinnen de prototypes dienden te worden afgeleverd bepaald op 23 augustus 2010.
2.13. De Combinatie heeft op 23 augustus 2010 een eerste prototype van een container afgeleverd bij de Gemeente. De afmetingen van deze container waren 1340 x 1340 mm.
2.14. Bij brief van 8 september 2010 heeft de Gemeente aan De Combinatie meegedeeld dat het eerste prototype (nog) niet voldoet aan de gestelde eisen. Daarbij heeft zij De Combinatie in gebreke gesteld en haar conform artikel 5 van de Overeenkomst in de gelegenheid gesteld om het prototype binnen twee weken aan te passen.
In de brief wordt verwezen naar een bijlage waarin de beoordeling is opgenomen.
Blijkens het lichaam van de brief hangen de geconstateerde gebreken grotendeels samen met de maatvoering. Hierbij heeft de Gemeente erop gewezen dat de container niet de vereiste inhoud van 5 m3 heeft, dat de container niet de op tekening C01 opgenomen maatvoering van 1516 x 1558,6 mm heeft en dat de container niet in het door de Gemeente gebruikte ledigingsvoertuig kan worden geleegd.
In deze brief heeft de Gemeente voorts aan De Combinatie meegedeeld dat haar lezing met betrekking tot de maatvoering onjuist is en dat alle tekst en tekeningen van het Aanbestedingsdocument moeten worden gevolgd.
2.15. Op 23 september 2010 heeft De Combinatie een tweede prototype bij de Gemeente afgeleverd.
2.16. Bij brief van 8 oktober 2010 heeft de Gemeente de Overeenkomst ontbonden. Zij heeft hierbij onder meer wederom gewezen op de maatvoering, en de door haar geconstateerde gebreken bij de lediging. In diezelfde brief heeft de Gemeente meegedeeld dat zij voornemens is de opdracht te gunnen aan Sulo, die als derde was geëindigd bij de aanbesteding.
3. Het geschil
3.1. De Combinatie vordert:
primair:
1. de Gemeente te gebieden de ontbinding van de met De Combinatie gesloten overeenkomst ongedaan te maken en de Gemeente te gebieden de uitvoering van de Overeenkomst op een constructieve wijze te hervatten, de rechten van De Combinatie daarbij eerbiedigend;
2. de Gemeente te verbieden de aanbestedingsprocedure te hervatten en haar te verbieden de opdracht te gunnen aan Sulo of enige andere partij dan De Combinatie;
subsidiair:
3. een andere in goede justitie vast te stellen maatregel die recht doet aan de belangen van De Combinatie;
primair en subsidiair:
4. een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Gemeente in de kosten van de procedure.
3.2. Daartoe voert De Combinatie het volgende aan.
De door de Gemeente in de brief van 8 oktober 2010 geconstateerde tekortkomingen rechtvaardigen de ontbinding van de overeenkomst niet.
De door De Combinatie aangeleverde prototypes zijn besteksconform en daar waar nodig is zij bereid nog enige aanpassingen te verrichten. Uit alles blijkt dat het Programma van Eisen in overwegende mate functionele vereisten bevat. Mede gelet op de door de Gemeente in het door BWaste aangespannen kort geding ingenomen standpunten, behoefde De Combinatie er niet op bedacht te zijn dat de Gemeente bij nader inzien een exacte kopie van de Sulo-container wenste en dat daarom de precieze maatvoering van tekening C01 aangehouden moest worden. Ook uit de omstandigheid dat in juli 2010 overleg is gevoerd over 'meerwerk' blijkt dat de Gemeente op dit punt een tournure heeft gemaakt.
De ledigingsproblemen worden veroorzaakt doordat de Gemeente gebruik maakt van een eigen frame van balken in de trechter van het ledigingsvoertuig. Aangezien dit op geen enkele wijze was af te leiden uit het Programma van Eisen, behoefde De Combinatie ook hierop niet bedacht te zijn. Zij kan dit probleem evenwel oplossen.
Mede gelet op de onduidelijkheden in de aanbesteding en gezien het feit dat de gunning in de zomervakantie heeft plaatsgevonden, kan De Combinatie niet gehouden worden aan de in het aanbestedingsdocument bepaalde termijnen.
Aangezien de aanbestedingsprocedure was geëindigd met de totstandkoming van de Overeenkomst tussen de Gemeente en De Combinatie, stond het de Gemeente ook overigens niet vrij de opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure aan Sulo te gunnen. Daarom moet het de Gemeente verboden worden de opdracht aan Sulo te gunnen.
Aangezien er voor De Combinatie een groot financieel belang gemoeid is met de onderhavige opdracht, heeft zij een spoedeisend belang bij de toewijzing van haar vorderingen.
3.3. De Gemeente voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3.4. Sulo heeft na intrekking van haar eigen eis geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vorderingen van De Combinatie, met veroordeling van De Combinatie in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5. Voor zover nodig zullen de standpunten van De Combinatie en de Gemeente met betrekking tot de vorderingen van Sulo hierna worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen is in geschil of de Gemeente de overeenkomst met De Combinatie terecht heeft ontbonden en of zij vervolgens bevoegdelijk is overgegaan tot voorlopige gunning aan Sulo. Deze vorderingen worden hierna achtereenvolgens besproken.
4.2. Voor toewijzing van de primaire vordering van De Combinatie - die strekt tot nakoming van de tussen De Combinatie en de Gemeente gesloten overeenkomst - geldt dat deze alleen kan worden toegewezen indien met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat ook in een eventueel aan te spannen bodemprocedure, toewijzing van een vordering tot nakoming te verwachten is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan geen sprake. Redengevend daarvoor is het volgende.
4.3. De Gemeente heeft de ontbinding van de Overeenkomst gebaseerd op de door haar in de brieven van 8 september 2010 en 8 oktober 2010 beschreven gebreken. Deze gebreken bestaan er onder meer uit dat het door De Combinatie aangeleverde prototype een andere (kleinere) maatvoering heeft dan die is aangegeven op tekening C01 en dat er (mede daardoor) problemen zijn bij de lediging van deze containers, hetgeen door De Combinatie op zichzelf niet wordt betwist. Deze ledigingsproblemen komen erop neer, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat er speling is tussen de container en het bij de laadbak van Geesink gebruikte ledigingsmechanisme (KT1). Hierdoor gaat de container bij de lediging zwiepen, hetgeen een onveilige situatie oplevert. Daarnaast werkt in verband met die speling het ontgrendelingsmechanisme niet.
4.4. Het betoog van De Combinatie komt erop neer dat zij erop mocht vertrouwen dat de maatvoering van de tekeningen niet exact behoefde te worden aangehouden en dat de ledigingsproblemen worden veroorzaakt doordat in het bestek geen melding was gemaakt van het in Zoetermeer gebruikte mechanisme KT1 in de trechter van de bij de lediging gebruikte voertuigen. Volgens De Combinatie zijn haar prototypes dan ook besteksconform en is zij bovendien in staat en bereid een oplossing te bieden voor de geconstateerde ledigingsproblemen, waarmee zij naar eigen zeggen sinds juni 2010 bekend is.
Hiertegenover heeft de Gemeente aangevoerd dat de maatvoering ondubbelzinnig was af te leiden uit tekening C01 en dat de informatie over het ledigingsysteem was af te leiden uit de betreffende tekening en opgevraagd diende te worden bij Geesink. Nu De Combinatie conform de Overeenkomst in gebreke is gesteld, is de Gemeente op goede gronden overgegaan tot ontbinding, aldus de Gemeente.
4.5. Aan De Combinatie moet worden toegegeven dat uit de bewoordingen van het Programma van Eisen niet kan worden afgeleid dat de containers een exacte maatvoering dienden te hebben. Evenmin volgt daaruit dat de Gemeente gebruik maakt van een trechter van het type KT1. Ook in het tussen BWaste en de Gemeente gevoerde kort geding is de maatvoering geen punt van discussie geweest. In die procedure heeft de Gemeente zich juist op het standpunt gesteld dat, afgezien van de inwerpzuil, het niet de bedoeling was dat de opdrachtnemer de bestaande containers (slaafs) zou nabootsen. Dit een en ander betekent evenwel niet dat de prototypes van De Combinatie voor wat betreft de maatvoering en de lediging aangemerkt moeten worden als besteksconform. Redengevend daarvoor is het volgende.
4.6. Niet in geschil is dat de tekeningen, waaronder C01, deel uitmaken van de aanbestedingsdocumentatie en dat daarop wél een exacte maatvoering is aangegeven. Evenmin is in geschil dat in het Programma van Eisen is bepaald dat in verband met de wijze van lediging de afmetingen van de bak en de plaats van het sluitmechanisme nauwkeurig aan de specificaties van Geesink moeten voldoen.
Dat De Combinatie er desalniettemin gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat haar prototypes besteksconform waren, is onvoldoende aannemelijk geworden.
4.7. Het mag zo zijn dat de precieze omschrijving van (het bovengrondse deel van) de inwerpzuil doet vermoeden dat voor het ontwerp van het ondergrondse deel meer vrijheid bestaat, maar daaruit volgt nog niet dat de opdrachtnemer volstrekt vrij is in de maatvoering van (het onderraam van) de ondergrondse container. Deze vrijheid kan immers ook betrekking hebben op andere aspecten van het ontwerp, zoals materiaalkeuze en afwerking. Ook de omstandigheid dat met betrekking tot de inhoud van de containers en de afmetingen van de betonbak minimummaten worden vermeld, volgt niet dat bij de maatvoering van het onderraam van de containers afgeweken mocht worden van tekening C01.
Niet uit te sluiten valt voorts dat De Combinatie, als professionele partij, mede gelet op de overgelegde tekening van het inzamelingsvoertuig, erop bedacht had moeten zijn dat in Zoetermeer gebruik wordt gemaakt van de trechter van het type KT1 en dat zij daarmee rekening had moeten houden in de maatvoering en verdere uitvoering van de containers. In het verlengde hiervan kan dan ook niet worden uitgesloten dat het op de weg van De Combinatie gelegen had om - voor zover zij op die punten vragen had - daarover bij de Gemeente navraag te doen. Dat De Combinatie navraag heeft gedaan, is gesteld noch gebleken.
4.8. Voorshands oordelend acht de voorzieningenrechter in ieder geval onvoldoende aannemelijk dat De Combinatie erop mocht vertrouwen dat zij kon volstaan met het leveren van containers met een andere maatvoering dan zoals die was aangegeven op tekening C01 of dat gebruik gemaakt werd van een ander ledigingsmechanisme dan (het kennelijk minder gebruikelijke) KT1.
4.9. Nu De Combinatie ook na de brief van 8 september 2010 - waarin de Gemeente haar uitdrukkelijk heeft gemaand (onder meer) de maatvoering van de containers aan te passen - niet is overgegaan tot het leveren van een prototype met de gevraagde maatvoering, is voorshands onvoldoende aannemelijk dat de Gemeente ten onrechte is overgegaan tot ontbinding van de Overeenkomst. Gelet op dit een en ander is lang niet zeker dat een vordering tot nakoming in een eventueel aan te spannen bodemprocedure zal worden toegewezen. Dit betekent dat de primaire vordering van De Combinatie moet worden afgewezen.
4.10. Gelet op het voorgaande moet nu het subsidiaire gevorderde verbod om de opdracht aan een ander dan De Combinatie te gunnen worden beoordeeld.
4.11. Op zichzelf is juist dat de aanbestedingsprocedure geëindigd is met de totstandkoming van de Overeenkomst tussen de Gemeente en De Combinatie. Nu deze overeenkomst is ontbonden - hetgeen zoals hiervoor overwogen naar voorlopig oordeel niet ten onrechte was - is een situatie ontstaan waarin een aanbestedingsprocedure is doorlopen en desalniettemin geen overeenkomst meer bestaat. Niet valt in te zien welke aanbestedingsrechtelijk belang zich ertegen verzet dat de aanbestedende dienst - in dit geval de Gemeente - ertoe overgaat om de doorlopen procedure te heropenen en de opdracht te gunnen aan de opvolgend gegadigde, in dit geval Sulo.
Dit geldt temeer nu de Gemeente en Sulo ter zitting onweersproken hebben gesteld dat Sulo haar aanbieding gestand heeft gedaan, laatstelijk tot 31 december 2010, en dat de Gemeente nog altijd voornemens is de opdracht te verstrekken.
4.12. Slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen van De Combinatie moeten worden afgewezen. De Combinatie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente en Sulo, alsmede (deels voorwaardelijk) in de nakosten aan de zijde van de Gemeente, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente als na te melden.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt De Combinatie in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente en Sulo, tot dusverre voor ieder van hen begroot op € 1.376,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 560,- aan griffierecht;
- bepaalt dat, indien niet binnen veertien dagen na heden aan deze proceskostenveroordelingen is voldaan, wettelijke rente daarover verschuldigd is;
- veroordeelt De Combinatie tevens in de nakosten aan de zijde van de Gemeente, forfaitair begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot de dag van algehele voldoening;
- bepaalt dat, indien en voor zover De Combinatie niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden door de Gemeente aan De Combinatie is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en met de explootkosten van de betekening van dit vonnis, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van algehele voldoening;
- verklaart de proceskostenveroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2010.
WJ