ECLI:NL:RBSGR:2010:BO8295
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.Th. Nijhuis
- Rechtspraak.nl
Nationaliteit van minderjarige in het kader van Surinaamse en Nederlandse nationaliteit
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 16 december 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een minderjarige, hierna aangeduid als '[verzoeker]', die verzocht om vast te stellen dat hij sinds zijn geboorte op [geboortedatum] 1972 de Nederlandse nationaliteit bezit. Het verzoek werd ingediend op 19 augustus 2008, met aanvullende informatie ontvangen op 9 februari 2009. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft het verzoek afgewezen, stellende dat '[verzoeker]' op 9 januari 1982 de Surinaamse nationaliteit verkreeg door medenaturalisatie met zijn vader, waardoor hij volgens de wet op het Nederlanderschap zijn Nederlandse nationaliteit verloor.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 november 2010 was de IND vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Hakkaart. De advocaat van '[verzoeker]', mr. S. de Schutter, was niet aanwezig, maar had verzocht de zaak op de stukken af te doen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de nationaliteit van '[verzoeker]' bij zijn geboorte en de gevolgen van de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975.
De rechtbank concludeerde dat '[verzoeker]' bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat, maar dat hij deze verloor toen hij de Surinaamse nationaliteit verkreeg. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat '[verzoeker]' zijn Nederlandse nationaliteit na 9 januari 1982 had herwonnen. De rechtbank heeft het verzoek van '[verzoeker]' afgewezen, met de conclusie dat hij niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit.
De beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.