ECLI:NL:RBSGR:2010:BO8353
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in bevoegdheidsincident betreffende faillissement en arbitragegeschil
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 december 2010 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident dat voortkwam uit het faillissement van Aannemersbedrijf [A] B.V. De curator had een geschil over een door hem betwiste vordering van [eiser] ter verificatie voorgelegd aan de rechtbank. Dit geschil was echter al aanhangig gemaakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, waar een arbitrale procedure was gestart op basis van een koop- en aannemingsovereenkomst tussen [eiser] en [A]. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of zij bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, gezien de reeds aanhangige arbitrale procedure.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (Fw) de arbitrale procedure als gevolg van de faillietverklaring was geschorst, maar dat deze procedure voortgezet diende te worden indien de verificatie van de vordering werd betwist. De rechtbank concludeerde dat artikel 122 Fw niet van toepassing was op de voortzetting van door faillissement geschorste arbitrale procedures. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank niet bevoegd was om van het verificatiegeschil kennis te nemen, en dat de curator en [eiser] de arbitrale procedure dienden voort te zetten.
De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt het belang van arbitrageclausules in contracten en de gevolgen van faillissement voor aanhangige arbitrale procedures.