ECLI:NL:RBSGR:2010:BO8571

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/41574
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van vreemdelingen naar Somalië en de mogelijkheid van reizen via Mogadishu

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 december 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Somalische nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat met ingang van 15 december 2010, na de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2010/19, de opschorting van uitzetting van vreemdelingen naar Mogadishu niet langer van toepassing is. De kern van het geschil betreft de vraag of de uitzetting van de eiser naar Jowhar via Mogadishu mogelijk is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, voldoende heeft aangetoond dat er zicht is op uitzetting van de eiser naar Somalië binnen een redelijke termijn.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die stelde dat het niet veilig is om via Mogadishu te reizen, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft verwezen naar een rapport van een fact finding mission dat aangeeft dat er mogelijkheden zijn om te reizen van en naar Mogadishu, en dat de luchthavens operationeel zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de stelling van de eiser dat er geen mogelijkheden zijn om verder te vliegen vanuit Mogadishu niet voldoende onderbouwd is en dat de informatie over de veiligheidssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië niet zodanig is dat het zicht op uitzetting ontbreekt.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2010. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Assen
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/41574 VRONTN S4
Uitspraak van 23 december 2010 op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[...],
geboren 1982,
van Somalische nationaliteit,
IND-dossiernummer: [...],
V-nummer: [...],
alias: [...],
thans verblijvende in Detentie Centrum Rotterdam,
eiser,
gemachtigde: Ph. J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. E.B. Rijpma,
ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2010 is eiser op de voet van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 11 november 2010 heeft de rechtbank geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is.
Eiser heeft op 1 december 2010 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij is verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 16 december 2010. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.T.G. van Schie, waarnemend voor zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep geschorst met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om eisers gemachtigde in de gelegenheid te stellen om te reageren op hetgeen verweerder ter onderbouwing van zijn standpunt (in reactie op de aangevoerde gronden) ter zitting naar voren had gebracht. Van de gemachtigde van eiser is op 20 december 2010 een reactie ontvangen. Verweerder is vervolgens in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, hetgeen verweerder bij faxbericht van 21 december 2010 heeft gedaan.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven, nu partijen daarvoor toestemming hebben gegeven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Thans is aan de orde de vraag of zich sedert de sluiting van het onderzoek ter zake van het eerdere beroep feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die (het voortduren van) de bewaring onrechtmatig maken. Hierbij is mede van belang of nog voldoende zicht bestaat op uitzetting van eiser.
Namens eiser is aangevoerd dat de maatregel onrechtmatig is, nu voorlopig geen asielzoekers naar Somalië worden uitgezet. Hiertoe is door verweerder besloten, vanwege de slechte veiligheidssituatie in de hoofdstad Mogadishu, via welke plaats verwijdering naar Somalië plaatsvindt. Dit blijkt uit de mededelingen gedaan ter zitting van verschillende rechtbanken.
Eiser stelt zich voorts op het standpunt dat hij niet veilig via het vliegveld van Mogadishu naar zijn stad, Jowhar, kan terugkeren. In dat verband heeft eiser aangevoerd dat ten aanzien van Mogadishu de situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (de richtlijn) van toepassing is. Vanaf Mogadishu zijn er geen mogelijkheden om verder te vliegen. Eiser zal dus per auto door Mogadishu moeten reizen. Onder verwijzing naar een bericht van het AFP en het Algemeen Ambtsbericht inzake Somalië van september 2010 stelt eiser dat het voor hem zowel op de luchthaven van Mogadishu als in de stad zelf niet veilig is, zowel vanwege het feit dat hij als kleermaker te vrezen heeft voor de Al-Shabaab, als vanwege zijn herkenbaarheid als terugkeerder uit het Westen. Overigens is voor een ieder het reizen in Centraal- en Zuid-Somalië risicovol, aldus eiser.
Ter zitting heeft eisers waarnemend gemachtigde zich voorts op het standpunt gesteld dat - voor zover verweerder nog geen beleid ten aanzien van Somalië heeft vastgesteld – verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat.
Verweerder heeft het standpunt van eiser gemotiveerd bestreden. Verweerder stelt dat weliswaar sprake is geweest van een tijdelijke opschorting van de uitzetting van vreemdelingen naar Mogadishu, maar dat de uitzettingen met de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2010/19 kunnen worden hervat. Naar verwachting zullen de eerste vluchten worden geboekt in januari 2011. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat uitzetting naar iedere plaats in (voor zover hier van belang) Zuid- en Centraal-Somalië via Mogadishu verantwoord is. In dat kader heeft verweerder verwezen naar een ‘fact finding mission’ van het Verenigd Koninkrijk, neergelegd in een rapport van 8 oktober 2010 (Somalia report of fact finding mission to Nairobi, 8-15 september 2010, hierna: Somalia report).
Verweerder heeft verder meegedeeld dat er ontwikkelingen zijn rond het uitzettingstraject naar Somaliland. De huidige minister of Interior van Somaliland heeft aangegeven het bestaande Memorandum of Understanding te respecteren, maar deze nog te willen bestuderen. Verweerder concludeert dat mogelijk over enige tijd in voorkomende gevallen uitzetting ook kan plaatsvinden naar Somaliland.
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat met ingang van 15 december 2010, de datum van inwerkintreding van WBV 2010/19, niet langer sprake is van opschorting van uitzetting van vreemdelingen naar Mogadishu.
De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder (bij uitspraak van 30 september 2010, LJN: BO0014) heeft geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat om te oordelen dat zicht op uitzetting van de betreffende vreemdeling (naar Somalië) binnen een redelijke termijn ontbreekt.
Het geschil tussen partijen komt er in de kern op neer of uitzetting van eiser naar Jowhar via Mogadishu mogelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder - door te verwijzen naar het Somalia report - eisers niet onderbouwde stelling dat er vanaf Mogadishu geen mogelijkheden zijn om verder te vliegen, voldoende gemotiveerd weersproken.
Voornoemd report houdt onder meer in: “It is possible to travel from Mogadishu to other parts of [southern and central Somalia] SCS. Airports are working. There are five small airports in the outskirts of Mogadishu which all seem to have a lot of movement and passengers.”, en: “Information on this comes from NGO’s operating throughout southern and central Somalia. People travel regularly within Somalia by land and by air. Most airports are operational, mainly with charter flights and it is possible to fly into Mogadishu, Hargeisa, Garowe, Galcayo and Bossasso. Those who can afford to fly internally do, others travel over land” Over de mogelijkheid om te reizen binnen Zuid- en Centraal Somalië vermeldt het Somalia report: “There were regular flights into Somalia, most notably to Mogadishu International Airport which was under the control of the TFG and African Union Mission in Somalia (AMISOM) troops. Over 1,000 people travel into the country every month. From the airport Somali civilians can use taxis to travel to the city; the road from the airport was controlled by the TFG (supported by AMISOM troops). Views differed on the scope for individuals to travel within Mogadishu however most sources stated that Somali civilians could move around the city without much difficulty.
Travel within Al Shabaab controlled areas of southern and central Somalia was common and considered relatively safe. There were checkpoints operated by the organisation and these were used to monitor the movement of people. For Somali civilians with no affiliation to the TFG there were usually no problems passing through checkpoints as long as Al Shabaab's rules were followed. There were buses that will take civilians between towns. Travel between Belet Weyne, Mogadishu and Kismayo is popular.”
In het licht van de hiervoor weergegeven informatie over de mogelijkheid om te reizen vanaf Mogadishu International Airport en binnen Centraal- en Zuid-Somalië is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende grond voor het oordeel dat uitzetting van eiser via Mogadishu naar Jowhar niet mogelijk is. Dat zich problemen kunnen voordoen tijdens het reizen door Zuid- en Centraal-Somalië, zoals eiser onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht van september 2010 heeft gesteld, maakt dat oordeel niet anders.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zicht op uitzetting van eiser naar Somalië binnen een redelijke termijn thans niet ontbreekt.
De rechtbank laat hetgeen eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de voortvarendheid waarmee verweerder aan de uitzetting werkt buiten beschouwing, nu deze beroepsgrond voorwaardelijk is geformuleerd, en de voorwaarde (te weten dat verweerder nog geen beleid heeft vastgesteld voor Somalië), zoals blijkt uit het vorenoverwogene, niet is vervuld.
Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Daarom dient het verzoek om schadevergoeding te worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.A. Vlietstra, rechter, bijgestaan door R. de Boer, griffier.
R. de Boer
mr. N.A. Vlietstra
In het openbaar uitgesproken op 23 december 2010.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: