ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9288

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378755 - KG ZA 10-1332
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbesteding vervanging toplaag binder- en taxibaan van een vliegveld

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om een kort geding dat was aangespannen door Rasenberg Wegenbouw B.V. tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Defensie. De aanleiding voor het geschil was een nationale openbare aanbesteding die op 14 juni 2010 was aangekondigd voor de vervanging van de binder- en deklaag van taxibanen op vliegbasis Gilze-Rijen. Rasenberg had de laagste prijs ingediend, maar haar inschrijving werd ongeldig verklaard omdat het ministerie van Defensie oordeelde dat het door Rasenberg opgevoerde referentiewerk niet voldeed aan de gestelde geschiktheidseisen. Rasenberg had als referentiewerk een project opgevoerd dat betrekking had op de aanleg van een rondweg op de luchtmachtbasis De Peel, maar het ministerie stelde dat dit project niet voldeed aan de eisen voor vliegveldverhardingen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het ministerie terecht had geoordeeld dat het referentiewerk van Rasenberg niet voldeed aan de gestelde eisen. De rechter benadrukte dat geschiktheidseisen objectief en eenduidig moeten zijn en dat inschrijvers hun referentiewerk zodanig moeten formuleren dat zij hun vakbekwaamheid kunnen aantonen. Rasenberg had niet aangetoond dat haar referentiewerk voldeed aan de eisen voor de aanleg van vliegveldverhardingen, en de rechter wees de vorderingen van Rasenberg af. Rasenberg werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.376,-- werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 378755 / KG ZA 10-1332
Vonnis in kort geding van 20 december 2010
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RASENBERG WEGENBOUW B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres,
advocaat mr. G.L. van 't Hoff te 's-Gravenhage,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Defensie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. E.L.H. van Erp te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als "Rasenberg" en "de Staat".
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 6 december 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op 14 juni 2010 heeft het ministerie van Defensie (hierna "het ministerie") een nationale openbare aanbesteding aangekondigd betreffende de vervanging van de binder- en deklaag van taxibanen, alsmede herstel- en koppelwerkzaamheden aan de baanverlichting op vliegbasis Gilze-Rijen. Het gunningscriterium is "de laagste prijs". Op de aanbesteding is van toepassing het Aanbestedingsreglement Werken 2005 ("ARW-2005").
1.2. De aankondiging vermeldt - voor zover hier van belang - het volgende:
"(.....)
III.2.3) Vakbekwaamheid:
Inlichtingen en formaliteiten om na te gaan of aan de vereisten is voldaan: 1. De laagste inschrijver dient na een hiertoe gedaan verzoek van de aanbesteder binnen twee werkdagen een specifieke opgave overleggen van de in de afgelopen vijf jaar, ten opzichte van de aanbestedingsdatum, als hoofdaannemer uitgevoerde werken betreffende:
- min. 1 project betreffende de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton met een minimale hoeveelheid van 6.000m²,
- min. 1 project betreffende de aanleg van vliegveldverhardingen in cementbeton met een minimale hoeveelheid van 1.000m²,
- min. 1 project betreffende werkzaamheden m.b.t. vliegveldverlichtingsinstallaties met een minimale aanneemsom van 120.000 EUR excl. BTW.
(.....)".
1.3. Op de aanbesteding hebben vijf partijen ingeschreven, waaronder Rasenberg, die met een totale aanneemsom van € 1.094.086,-- de laagste prijs offreerde. Janssen de Jong Infra B.V. te Valkenswaard (hierna "Janssen de Jong") eindigde op de tweede plaats met een totale inschrijfprijs van € 1.122.170,--.
1.4. Met het oog op de beoordeling van haar vakbekwaamheid heeft Rasenberg, naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van het ministerie, op 23 juli 2010 haar "referentiewerken" doen toekomen aan het ministerie. Met het oog op het hiervoor onder 1.2. vermelde (eerste) referentiewerk, betreffende de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton heeft Rasenberg verwezen naar het door haar in september 2008 uitgevoerde project "Vervangen toplaag asfaltverharding noordoost-rondweg op de luchtmachtbasis De Peel".
1.5. Bij e-mailbericht van 28 juli 2010 heeft het ministerie het volgende bericht aan Rasenberg:
"Gisteren heb ik u e.e.a. reeds telefonisch medegedeeld, maar hierbij een overzicht van de beoordeling van de binnengekomen bewijsstukken. Op basis van deze stukken deel ik u mede dat de bewijsstukken niet voldoen en dat u inschrijving (vooralsnog) op grond van art. 2.25.1 ARW 2005 ongeldig moet worden verklaard. Echter, bij deze geef ik u de gelegenheid vóór morgen 12.00 schriftelijk (kan ook per e-mail) een nadere toelichting te geven ten aanzien van de ingediende bewijsstukken (lees: overgelegde projecten) waaruit blijkt dat de bewijsstukken wél voldoen. U kunt bijvoorbeeld gebruik maken van bestekpagina's.
1.6.Het bij voormeld e-mailbericht gevoegde overzicht vermeldt, voor zover hier van belang:
Beoordeling bewijsstukken Rasenberg Wegenbouw B.V. (.....)
MinimumeisReferentieprojectOpmerkingen(.....)(.....)(.....)- min. 1 project betreffende de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton met een minimale hoeveelheid van 6.000m²,Referentieproject "Vervangen toplaag asfaltverharding noordoost-rondweg op de luchtmachtbasis De Peel"Het aanbrengen van asfaltverharding op een rondweg is niet wat gevraagd wordt met vliegveldverharding. Met "vliegveld" wordt niet bedoeld de locatie waar het is aangebracht, maar wordt verwezen naar de eigenschappen van de verharding. De term "vliegveldverharding" is in de markt niet ongebruikelijk.(.....)(.....)(.....)
1.7. Vervolgens zijn tussen partijen verschillende contacten geweest, zowel schriftelijk als mondeling.
1.8. Bij brieven van 13 en 21 oktober 2010 heeft het ministerie aan Rasenberg bericht dat haar inschrijving definitief als ongeldig wordt aangemerkt omdat het project "Vervangen toplaag asfaltverharding noordoost rondweg op de luchtmachtbasis De Peel" niet voldoet aan de gestelde geschiktheidseis betreffende "de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton", alsmede dat het voornemen bestaat de opdracht te gunnen aan Janssen de Jong, als (thans) laagste inschrijver, die voldoet aan de gestelde eisen.
2. Het geschil
2.1. Rasenberg vordert, zakelijk weergegeven:
primair:
- de Staat te verbieden het werk aan Janssen de Jong te gunnen;
- de Staat, voor zover hij nog tot gunning van het werk wil overgaan, te gelasten het werk aan Rasenberg te gunnen tegen de door haar aangeboden aanneemsom;
subsidiair:
- een in goede justitie te treffen voorziening;
primair en subsidiair:
- de Staat te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2. Naast de hiervoor vermelde feiten voert Rasenberg daartoe, samengevat, het volgende aan.
Het ministerie heeft de inschrijving van Rasenberg ten onrechte terzijde gelegd omdat niet zou zijn voldaan aan de gestelde geschiktheidseisen. Het opgevoerde project betreffende de rondweg op luchtmachtbasis De Peel voldoet namelijk wel degelijk aan de gestelde referentie-eis voor wat betreft de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton. Nu Rasenberg voor het overige ook voldoet aan de gestelde eisen en voorwaarden en haar vakbekwaamheid heeft aangetoond, moet de opdracht aan haar worden gegund. Zij heeft immers tegen de laagste prijs ingeschreven. Gunning aan een ander dan haar is onrechtmatig.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Het onderhavige geschil betreft de vraag of het ministerie terecht heeft geoordeeld dat het door Rasenberg opgevoerde project betreffende de rondweg op luchtmachtbasis De Peel niet voldoet aan de gestelde referentie- c.q. geschiktheidseis voor wat betreft de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton en om die reden de inschrijving van Rasenberg op goede gronden terzijde heeft gelegd. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
3.2. Vooropgesteld wordt dat geschiktheidseisen, zoals hier aan de orde, objectief en eenduidig dienen te zijn en in een redelijke verhouding moeten staan tot de aard en omvang van het aan te besteden werk. Daar staat tegenover dat een inschrijvende partij de opgave van een referentiewerk zodanig moet inrichten/formuleren, dat aan de hand daarvan wordt aangetoond dat zij over de nodige vakbekwaamheid beschikt om de opdracht behoorlijk uit te (kunnen) voeren. Van een aanbestedende dienst behoeft niet worden verwacht dat hij dat referentieproject nog - naar eigen goeddunken - uitlegt. Te minder nu daardoor andere (kandidaat-) inschrijvers tekort zou kunnen worden gedaan.
3.3. Gelet op enerzijds het feit dat het hier relevante deel van de opdracht de vervanging van binder- en deklagen van taxibanen van een vliegbasis betreft en anderzijds de omstandigheid dat het referentieproject betrekking diende te hebben op de aanleg van vliegveldverhardingen, mocht redelijkerwijs van kandidaat-inschrijvers worden verwacht dat zij aan de hand van het op te geven referentiewerk zouden aantonen dat zij in staat zijn de topla(a)g(en) van een baan, die speciaal is aangelegd en wordt gebruikt voor het taxiën van vliegtuigen, te vervangen. Dat hebben zij in ieder geval moeten (kunnen) begrijpen.
3.4. Rasenberg heeft met het oog daarop als referentiewerk opgevoerd de vervanging door haar van de toplaag van een rondweg op vliegveld De Peel. De door haar in dat kader verrichte werkzaamheden betroffen volgens haar eigen opgave (i) sloopwerk, (ii) wegverharding, (iii) groenvoorzieningen, (iv) verkeersmaatregelen en (v) wegmarkeringen. Daaruit volgt echter niet (zonder meer) de vakbekwaamheid van Rasenberg op het gebied van vervangingswerkzaamheden betreffende de toplaag van een taxibaan van een vliegveld, ook niet in samenhang met de door Rasenberg verstrekte nadere toelichting waartoe zij door het ministerie in de gelegenheid is gesteld. Daaraan doet niet af dat de rondweg zich bevindt op een vliegveld, noch dat over de rondweg vliegtuigen "kunnen" taxiën. Te minder nu Rasenberg de rondweg heeft aangelegd in september 2008 en de Staat onweersproken heeft aangevoerd dat luchtmachtbasis De Peel al sedert 1993 geen dienst meer doet als vliegveld. Gelet op dit laatste kan de stelling van Rasenberg dat de rondweg ook wordt gebruikt als taxibaan voor vliegtuigen niet voor juist worden gehouden. De voorzieningenrechter kan Rasenberg evenmin volgen in haar stelling dat het ministerie achteraf aanvullende eisen heeft gesteld aan het referentiewerk. Zoals hiervoor onder 3.3. al is aangegeven, was van aanvang af duidelijk waaraan het op te geven referentiewerk diende te voldoen.
3.5. Het voorgaande betekent dat het ministerie de inschrijving van Rasenberg terecht terzijde heeft gelegd, omdat niet is voldaan aan de gestelde geschiktheidseis betreffende de aanleg van vliegveldverhardingen in asfaltbeton. De vorderingen van Rasenberg zullen dan ook worden afgewezen.
3.6. Als de in het ongelijk gestelde partij, zal Rasenberg worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de, op zichzelf niet weersproken, wettelijke rente.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Rasenberg in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van de Staat begroot op € 1.376,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 560,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2010.
jvl