ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9495
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling en zicht op uitzetting na eerdere inbewaringstelling
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 12 november 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van bewaring van eiser, een vreemdeling van Afghaanse nationaliteit. Eiser was op 29 oktober 2010 in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat de eerdere inbewaringstelling is opgeheven zonder duidelijke reden en dat er geen reëel zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 9 november 2010, waar eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat er op de dag van de oplegging van de huidige maatregel meer dan twaalf maanden zijn verstreken sinds de opheffing van de vorige inbewaringstelling. Dit tijdsverloop is van belang, omdat verweerder in beginsel geen nieuwe aanknopingspunten hoeft aan te dragen om aan te nemen dat er zicht op uitzetting is. Eiser heeft geen omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat dit in zijn geval anders zou zijn. De rechtbank concludeert dat de eerdere opheffing van de inbewaringstelling niet betekent dat er nu geen zicht op uitzetting is, en dat de argumenten van eiser niet opwegen tegen de belangenafweging die door verweerder is gemaakt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week voor het instellen van hoger beroep.