ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9752

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380822 - KG ZA 10-1454
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging schadevergoedingsmaatregel en onrechtmatige overheidsdaad in kort geding

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, vorderde eiser een verbod op de tenuitvoerlegging van een schadevergoedingsmaatregel die hem was opgelegd door het gerechtshof Den Bosch. Eiser was eerder veroordeeld voor het medeplegen van moord en had een schadevergoedingsmaatregel van € 16.238,71 opgelegd gekregen, die bij gebreke van betaling kon worden omgezet in hechtenis. Eiser had zijn cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof ingetrokken, waardoor de uitspraak onherroepelijk was geworden. De Hoge Raad had de schadevergoedingsmaatregel van de mededader van eiser verminderd, maar eiser stelde dat de tenuitvoerlegging van zijn schadevergoedingsmaatregel onrechtmatig was, omdat deze in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het openbaar ministerie verplicht was om de onherroepelijke veroordeling ten uitvoer te leggen, ongeacht mogelijke gebreken in de uitspraak van de strafrechter. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het strafrecht houdt in dat de rechtskracht van het arrest van het gerechtshof behouden blijft, zolang er geen rechtsmiddel is ingesteld dat tot vernietiging leidt. Eiser's argument dat de tenuitvoerlegging onrechtmatig was, werd verworpen, omdat de strafrechter bevoegd was om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en deze maatregel diende te worden uitgevoerd.

De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukte dat er geen grond was voor een uitzondering op de verplichting van het openbaar ministerie om de rechterlijke beslissing uit te voeren, en dat de criteria voor een eerlijke behandeling volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens niet waren geschonden. Dit vonnis werd uitgesproken op 23 december 2010.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 380822 / KG ZA 10-1454
Vonnis in kort geding van 23 december 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. L.A.M. van den Eeden te Eindhoven,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. E.G. Fels te 's-Gravenhage.
1. Het procesverloop
Eiser heeft gedaagde op 29 november 2010 doen dagvaarden om op 22 december 2010 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld. Spoedshalve is op 23 december 2010 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 22 december 2010 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Bij arrest van het gerechtshof Den Bosch van 14 juli 2005 is eiser schuldig bevonden aan het medeplegen van moord en veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Ook werd eiser een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 16.238,71 ten behoeve van een benadeelde, de moeder van het slachtoffer, te vervangen door 216 dagen hechtenis, waarbij is bepaald dat voor zover de mededader van eiser aan de betalingsverplichting zou voldoen, deze voor eiser zou komen te vervallen. De schadevergoedingsverplichting bestaat voor € 6.238,71 uit door de benadeelde geleden materiële schade en voor € 10.000,-- uit een toegewezen voorschot op de door benadeelde gevorderde shockschade.
2.2. Eiser heeft op 14 juli 2005 beroep in cassatie tegen het arrest van het gerechtshof aangetekend. Hij heeft dit beroep op 18 augustus 2006 ingetrokken, waarmee het arrest onherroepelijk is geworden.
2.3. De mededader van eiser, die eveneens bij arrest van het gerechtshof Den Bosch is veroordeeld, heeft tegen het jegens hem gewezen arrest beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft hierop bij arrest van 10 april 2007 uitspraak gedaan en daarin onder meer overwogen:
"Omdat reeds thans vaststaat dat de vordering van de benadeelde partij voor zover deze een vergoeding van shockschade betreft niet-ontvankelijk moet worden verklaard op de grond dat een dergelijke vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zal de Hoge Raad om doelmatigheidsredenen die beslissing in deze zaak zelf nemen."
Aldus heeft de Hoge Raad de schadevergoedingsmaatregel van de mededader van eiser met € 10.000,-- verminderd. De mededader van eiser heeft het resterende bedrag van € 6.238,71 inmiddels voldaan.
2.4. Op 15 juni 2010 is jegens eiser een arrestatiebevel uitgevaardigd ter zake van het nog openstaande bedrag van de aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
2.5. Bij brief van 21 september 2010 is namens eiser aan de betrokken advocaat-generaal verzocht te bevestigen dat niet zou worden overgegaan tot tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Nadat de advocaat-generaal dit verzoek eerst telefonisch heeft afgewezen, is deze afwijzing herhaald in een brief van 13 december 2010. De tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is geschorst tot 1 januari 2011 in verband met het onderhavige geding.
3. Het geschil
3.1. Eiser vordert, zakelijk weergegeven, gedaagde te verbieden het arrest van het gerechtshof Den Bosch van 14 juli 2005 ten uitvoer te leggen voor zover het betreft de aan eiser opgelegde verplichting tot betaling van € 16.238,71 ten behoeve van benadeelde, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 216 dagen hechtenis, althans gedaagde te gelasten de (voorgenomen) executie daarvan te staken.
3.2. Aan zijn vordering legt eiser ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig handelt jegens eiser door de in het arrest van 14 juli 2005 opgelegde schadevergoedingsmaatregel ten uitvoer te leggen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2007 dient te worden afgeleid dat het gerechtshof in zijn arrest ook jegens eiser op onjuiste gronden een bedrag van € 10.000,-- in verband met shockschade heeft opgelegd. De shockschade in de zaak van eiser is immers dezelfde als die in de zaak van de mededader van eiser die beroep in cassatie heeft ingesteld. Nu de materiële gevolgen van het arrest van de Hoge Raad identiek voor eiser zijn en het overige deel van de hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel inmiddels door de mededader van eiser is voldaan, is tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de redelijkheid en billijkheid, het verbod van willekeur en het verbod van détournement de pouvoir.
3.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Eiser heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat gedaagde jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven.
4.2. Vooropgesteld wordt dat het arrest van het gerechtshof, waarin aan eiser een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, onherroepelijk is geworden. Het openbaar ministerie is niet alleen bevoegd, maar ook verplicht een onherroepelijke veroordelende beslissing van de strafrechter ten uitvoer te leggen.
4.3. Dat aan een uitspraak van de strafrechter mogelijk een gebrek kleeft, leidt niet tot de conclusie dat het openbaar ministerie onrechtmatig handelt door de uitspraak ten uitvoer te leggen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen tegen uitspraken van de strafrechter, zoals geregeld in het Wetboek van Strafvordering, brengt immers mee dat het arrest van het gerechtshof rechtskracht behoudt, zolang het niet ingevolge het instellen van een zodanig rechtsmiddel is vernietigd. Dat laatste is niet ter beoordeling aan het openbaar ministerie. Sinds eiser zijn beroep in cassatie heeft ingetrokken, kan van onrechtmatigheid van de tenuitvoerlegging dus in principe geen sprake meer zijn.
4.4. Het standpunt van eiser dat sprake is van een civielrechtelijke vordering kan niet tot een ander oordeel leiden. Onbetwist is gebleven dat de strafrechter in onderhavige zaak gerechtigd was een schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Nu de strafrechter daartoe is overgegaan, dient deze maatregel evenals een straf ten uitvoer te worden gelegd. Ook nu gevorderd wordt de tenuitvoerlegging van een nevenveroordeling, en niet de hoofdveroordeling, te verbieden, geldt dat in dit geding getracht wordt de juistheid van (een deel van) een beslissing van de strafrechter langs de weg van een vordering uit onrechtmatige daad ter beoordeling aan de burgerlijke rechter voor te leggen. Dat is volgens vaste jurisprudentie onverenigbaar met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in het strafrecht.
4.5. Op de op het openbaar ministerie rustende verplichting om tot tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing over te gaan, mag slechts een uitzondering worden gemaakt indien de wet daartoe een grondslag biedt of indien een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, waarmee de strafrechter bij zijn beslissing geen rekening heeft kunnen houden, tot de slotsom dwingt dat de beslissing op zodanige wijze tot stand is gekomen dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke behandeling als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en tegen de beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat en heeft opengestaan. Aan deze criteria is niet voldaan.
4.6. Gelet op het voorgaande zal de vordering van eiser worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.376,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 560,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2010.
mn/hvd