ECLI:NL:RBSGR:2010:BO9849

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/7984 WRB
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.D.J. van Reenen-Stroebel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving van advocaat wegens overschrijding maximum aantal toevoegingseenheden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 9 december 2010 uitspraak gedaan over het verzoek om een voorlopige voorziening van een advocaat die door de Raad voor Rechtsbijstand was uitgeschreven. De Raad had op 12 november 2010 besloten de inschrijving van de verzoeker door te halen omdat hij het maximum van 250 toevoegingseenheden had bereikt. De voorzieningenrechter overweegt dat volgens artikel 5, onder a, van de Inschrijvingsvoorwaarden 2010 het moment van afgifte van de toevoegingen bepalend is voor de berekening van het maximum aantal toevoegingseenheden. De voorzieningenrechter concludeert dat, zelfs als bepaalde toevoegingen niet meegeteld zouden moeten worden, de verzoeker nog steeds het maximum aantal eenheden heeft overschreden. Dit betekent dat de Raad op goede gronden heeft besloten tot uitschrijving van de verzoeker.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3
Reg.nr.: AWB 10/7984 WRB
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[Verzoeker], kantoorhoudende te [plaats],
gemachtigde mr. R.W. Koevoets,
ter zake van het besluit van 12 november 2010 van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder, waarbij de inschrijving van verzoeker is doorgehaald omdat hij het maximum van 250 toevoegingseenheden heeft bereikt.
Bij brief van 15 november 2010 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak ex artikel 8:83, vierde lid, van de Awb van 16 november 2010 heeft de voorzieningenrechter het besluit van 12 november 2010 geschorst tot het tijdstip dat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is op 1 december 2010 ter zitting behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.R. Dreef.
I OVERWEGINGEN
1Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
2 Verweerder heeft aan het bestreden besluit het bepaalde in artikel 14, 15, juncto artikel 17, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) en het bepaalde in artikel 6 van de Inschrijvingsvoorwaarden 2010 ten grondslag gelegd. De doorhaling van de inschrijving heeft tot gevolg dat toevoegingen die op het moment van het bereiken van het maximum zijn aangevraagd, maar nog niet zijn afgegeven, zullen worden afgewezen. Ook de aanvragen die op het moment van het bereiken van het maximum als onvolledig zijn aangemerkt kunnen niet meer in aanmerking komen voor een toevoeging. Omdat het maximum aantal toevoegingen ook de toevoegingen omvat, die op een ambtshalve last van een gerecht worden afgegeven, moet verzoeker - indien dat aan de orde zou zijn - zelf aan de rechterlijke instanties berichten dat hij niet meer toevoegbaar is. De doorhaling heeft tevens tot gevolg dat verzoeker, indien van toepassing, van het AC-rooster zal worden verwijderd, aldus verweerder.
3 Verzoeker heeft aangevoerd dat verweerder met bepaalde relevante aspecten geen rekening heeft gehouden.
Zo heeft verzoeker gesteld dat vele toevoegingen die zijn afgegeven bij declaratie hebben geleid tot het bepalen van samenhang. Veel bestuursrechtelijke bezwaar- en beroepsprocedures zijn 'gedegradeerd' van 8 naar 4 toevoegingspunten. Deze laatste 4-punters dienen als 2/3 wegingsfactor te worden aangemerkt en niet als één (1) volledige punt. Navraag bij de Raad heeft verzoeker geleerd dat dit gegeven niet is meegewogen bij het bestreden besluit.
Een soortgelijke situatie doet zich voor bij de 1-punters in vreemdelingenbewaringszaken.
Bij declaratie is gebleken dat toevoegingen die in eerste instantie als 3- of 4-punters zijn aanmerkt, uiteindelijk slechts op 1 punt zijn gewaardeerd. Toevoegingen van 1 punt dienen als wegingsfactor van 1/3 toevoeging mee te krijgen. Navraag bij de Raad heeft verzoeker geleerd dat dit gegeven evenmin is meegewogen.
Voorts is gebleken dat toevoegingen die zijn overgenomen door andere advocaten niet van de naam van verzoeker zijn gehaald. Omdat de Raad weigert een overzicht van alle afgegeven toevoegingen te verstrekken, is niet exact na te gaan om hoeveel toevoegingen het gaat.
Verzoeker wijst nog op een mutatieaanvraag in de hoger beroepsprocedure van
[A]. Met deze mutatie is geen rekening gehouden, terwijl hij die betrokkene geen rechtsbijstand verleent.
4.1Ingevolge artikel 14 van de Wrb worden alle in Nederland kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door het bestuur ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Het bestuur kan regels stellen met betrekking tot deze voorwaarden. Deze regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
4.2 In artikel 15 van de Wrb is bepaald dat de door het bestuur te stellen regels met betrekking tot de voorwaarden betrekking kunnen hebben op:
a. het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd;
b. de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden;
c. de organisatie van het kantoor waar de advocaat werkzaam is;
d. de verslaglegging door de advocaat omtrent de door hem verleende rechtsbijstand.
4.3 Ingevolge artikel 17, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wrb kan het bestuur de inschrijving doorhalen indien de advocaat niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden.
4.4 Artikel 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden 2010 luidt - voor zover hier van
belang - als volgt:
"a. Ter waarborging van de kwaliteit van de gefinancierde rechtsbijstand worden aan een advocaat jaarlijks niet meer toevoegingen afgegeven dan het equivalent van 250 "eenheden". Hieronder mede begrepen de ambtshalve toevoegingen. De Raad zal bij het beoordelen van het maximum-aantal toevoegingen rekenen in "eenheden" teneinde rekening te kunnen houden met de specifieke opbouw van de praktijk. Een toevoeging van 6 punten of meer telt voor 1 eenheid, een toevoeging van minder dan 6 punten, maar meer dan 2, telt voor 0,67 eenheid en een lichte adviestoevoeging telt voor 0,33 eenheid.
b. Indien een advocaat het maximum aantal toevoegingen heeft bereikt, zal zijn inschrijving worden doorgehaald als gevolg waarvan in het betreffende kalenderjaar geen toevoegingen meer aan hem zullen worden afgegeven.
c. Advocaten die het maximum aantal toevoegingen hebben bereikt en zijn ingeroosterd op een AC, zullen in opdracht van de Raad van het rooster verwijderd worden.
d. Indien een lichte adviestoevoeging wordt omgezet in een reguliere toevoeging, zal deze laatste bij de berekening van het maximum worden meegeteld op basis van het aantal punten waarmee de zaak volgens het Bvr 2000 wordt gewaardeerd.
e. (...)."
5 Verweerder heeft ter zitting desgevraagd medegedeeld dat de vermelding van artikel 6 van de Inschrijvingsvoorwaarden 2010 in het bestreden besluit onjuist is. Dit dient artikel 5 te zijn. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder dit in de te nemen beslissing op bezwaar kan herstellen.
6.1 De Inschrijvingsvoorwaarden 2010 als zodanig zijn niet in geschil.
6.2 De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 5, onder a, van de Inschrijvingsvoorwaarden 2010, volgt dat het moment van afgifte van de toevoegingen. voor de berekening van het maximum aantal toevoegingseenheden bepalend is. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit anders zou moeten zijn.
6.3 Verweerder heeft een overzicht van aan verzoeker afgegeven toevoegingen over de
periode 1 januari 2010 tot 10 november 2010 overgelegd. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat op 26 november 2010 is gebleken dat in totaal 284 toevoegingen aan verzoeker zijn afgegeven, wat neerkomt op 253 toevoegingseenheden.
Verzoeker heeft ter zitting medegedeeld dat hij niet betwist dat het maximum van 250 toevoegingseenheden, gelet op de aangegeven zaakscode, kan zijn bereikt. Verzoeker wijst er op dat hij met betrekking tot de mutatieaanvraag in de zaak [A] inmiddels een brief van verweerder heeft ontvangen, waaruit blijkt dat de mutatieaanvraag is verwerkt. Voorts heeft hij gesteld dat de in het overzicht opgenomen zaak [B] hem niet bekend voorkomt.
6.4 De voorzieningenrechter overweegt dat, zelfs indien de zaken [A] (1 eenheid) en [B] (1 eenheid), er van uitgaande dat laatstgenoemde zaak wellicht foutief is vermeld op het overzicht, niet mee kunnen tellen bij de berekening van het aantal toevoegingseenheden, sprake is van overschrijding van het maximum aantal toevoegingseenheden. Dit betekent dat verweerder op goede gronden is overgegaan tot uitschrijving van verzoeker. Hetgeen overigens door verzoeker is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden, nu dit niet met concrete voorbeelden is onderbouwd. De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat verweerder ter zitting heeft gesteld dat verzoeker per 1 januari 2011 automatisch weer wordt ingeschreven.
7 Het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
II BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. M.D.J. van Reenen-Stroebel, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier A.J. Faasse - van Rossum.
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2010.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.