ECLI:NL:RBSGR:2010:BP1123

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/35895
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.B. de Vries – van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag door de rechtbank in het kader van vreemdelingenrecht en bescherming tegen vervolging

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 20 oktober 2010 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Wit-Russische afkomst, had op 16 maart 2009 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 28 september 2009 door verweerder afgewezen, waarna eiser op 2 oktober 2009 beroep instelde. De openbare behandeling vond plaats op 9 september 2010, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder door een vertegenwoordiger van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Eiser voerde aan dat hij in Wit-Rusland werd bedreigd en mishandeld door een politie-majoor, nadat hij deze had overgedragen aan de politie wegens wangedrag. Eiser stelde dat hij niet kon rekenen op bescherming van de autoriteiten in Wit-Rusland, gezien de dictatuur en de invloed van de politie. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om te onderzoeken of er redelijke maatregelen waren getroffen door de autoriteiten in Wit-Rusland, omdat de enkele stelling van eiser over de dictatuur onvoldoende was om aan te nemen dat bescherming bij de autoriteiten zinloos zou zijn.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen bescherming kon krijgen tegen de majoor en dat de afwijzing van de verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er waren geen gronden om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 09 / 35895
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 20 oktober 2010
in de zaak van:
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum], van Belarussische nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. F. Fonville, advocaat te Haarlem,
tegen:
de minister van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. E. Bervoets, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 16 maart 2009 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 28 september 2009 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op 2 oktober 2009 beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 9 september 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd. Eiser is geboren in [plaatsnaam], Sovjet Unie en is van Wit Russische afkomst. Gedurende zijn werkzaamheden als bewaker heeft eiser op 21 november 2008 een dronken klant buiten de winkel gezet, omdat hij problemen veroorzaakte. Deze klant bleek een majoor van de politie te zijn. Eiser heeft de majoor overgedragen aan de politie. De majoor voelde zich vernederd. De volgende dag heeft de majoor samen met twee andere personen eiser mishandeld. Eiser heeft hiervan aangifte gedaan bij het openbaar ministerie. Het openbaar ministerie heeft eiser echter overgedragen aan de majoor. Eiser werd weer mishandeld en heeft weten te ontsnappen. Vervolgens heeft eiser van 22 november 2008 tot 27 januari 2009 ondergedoken gezeten in een zomerhuisje van een vriend. Eisers vriend, vader en vriendin zijn bedreigd. Eiser heeft uiteindelijk zijn land verlaten.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen om de volgende redenen. Eiser komt niet in aanmerking voor vergunningverlening op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden geen relatie hebben met het Vluchtelingenverdrag. Voorts komt eiser niet in aanmerking voor vergunningverlening op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij van de autoriteiten geen bescherming kan verkrijgen tegen mishandelingen van de zijde van de majoor.
2.3 Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij voorbaat zinloos is om bescherming te vragen bij de autoriteiten tegen gedragingen van de zijde van de majoor en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Wit Rusland is een dictatuur die sterk leunt op het machtsapparaat van de politie en de geheime dienst. Daarbij komt dat de majoor een hoge rang binnen de politie heeft met de daaraan inherente invloed en macht. De politie en het openbaar ministerie staan achter de majoor. Het is niet aannemelijk dat eiser, door bij hogere autoriteiten te klagen over het optreden van de politie en het openbaar ministerie, niet meer te vrezen zou hebben voor repercussies van de zijde van de majoor. Als eiser zich al tot de hogere autoriteiten kan wenden, zal dat een langdurig juridische strijd worden en zal eiser intussen bloot gesteld blijven worden aan verdere acties van de majoor.
2.4 Ter zitting heeft eiser voorts aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of en vastgesteld dat in Wit Rusland sprake is van een juridisch systeem, als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Europese Richtlijn 2004/83/EG inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft (hierna: de Definitierichtlijn).
2.5 Tussen partijen is niet in geschil dat eiser bij terugkeer naar Wit Rusland het risico loopt te worden mishandeld door de majoor. In geschil is of eiser tegen de gedragingen van de zijde van de majoor bescherming kan verkrijgen van de autoriteiten.
2.6 Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Definitierichtlijn kan bescherming worden geboden door:
a. de staat, of
b. partijen of organisaties, inclusief internationale organisaties, die de staat of een aanzienlijk deel van zijn grondgebied beheersen.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Definitierichtlijn wordt in het algemeen bescherming geboden wanneer de actoren als bedoeld in het eerste lid redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of het lijden van ernstige schade treffen, onder andere door de instelling van een doeltreffend juridisch systeem voor de opsporing, gerechtelijke vervolging en bestraffing van handelingen die vervolging of ernstige schade vormen, en wanneer de verzoeker toegang tot een dergelijke bescherming heeft.
2.7 Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder gehouden te onderzoeken of de in artikel 7, eerste lid, van de Definitierichtlijn genoemde actoren redelijke maatregelen tot voorkoming van vervolging of het lijden van ernstige schade hebben getroffen indien eiser argumenten heeft aangevoerd op grond waarvan kan worden betwijfeld of dergelijke maatregelen getroffen zijn. De enkele stelling dat er in Wit Rusland sprake is van een dictatuur is en dat een doeltreffend juridisch systeem als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Definitierichtlijn, ontbreekt is . daartoe onvoldoende. Verweerder was dan ook niet gehouden een dergelijk onderzoek te verrichten.
2.8 Naar het oordeel van de rechtbank biedt hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd onvoldoende grond voor het oordeel dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het inroepen van bescherming bij de (hogere) autoriteiten bij voorbaat zinloos is. Dat eisers aangifte tegen de mishandeling door de handlangers van de majoor bij het lokale bureau van het openbaar ministerie in de woonplaats van eiser niet heeft geleid tot het door eiser gewenste resultaat, geeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eiser niet elders in Wit Rusland, bijvoorbeeld in een andere woonplaats, bescherming tegen handelingen van de majoor kan inroepen. Verweerder heeft terecht een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw geweigerd.
2.9 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
2.10 Er is geen grond een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries – van den Heuvel, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.