ECLI:NL:RBSGR:2010:BP9463

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
379439 HA RK 10-610 Wrakingnummer 2010/31
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning in bestuursrechtelijke procedure wegens mogelijke partijdigheid van de rechter

In deze zaak heeft mr. [X] op 3 november 2010 een verzoek tot verschoning ingediend op basis van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij voerde aan dat belanghebbende [J], die als aannemer opereert, regelmatig opdrachten voor hem uitvoert. Dit leidde tot de vrees dat hij niet onpartijdig zou kunnen oordelen in de aanstaande procedure. De verschoningskamer heeft vastgesteld dat de behandeling van een verschoningsverzoek niet ter terechtzitting hoeft plaats te vinden, in tegenstelling tot een wrakingsverzoek. De rechtbank benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. De verschoningskamer heeft de argumenten van mr. [X] zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er voldoende grond is om te vrezen voor een gebrek aan onpartijdigheid. Om de schijn van partijdigheid te vermijden, heeft de rechtbank het verzoek tot verschoning toegewezen. De beslissing is genomen in raadkamer op 5 november 2010 door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters D. Aarts, H.M.D. de Jong en J.Th. van Walderveen, met J. Kriense Lokker als griffier. De rechtbank heeft bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Meervoudige verschoningskamer
Wrakingnummer 2010/31
rekestnummer: 379439 HA RK 10-610
registratienummer: AWB 10/2867
datum beschikking: 5 november 2010
BESCHIKKING
op het schriftelijk verzoek tot verschoning ingevolge artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb),
van:
Mr. [X],
Vicepresident in deze rechtbank,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y] BEHEER B.V.,
gevestigd te [P]
appellante,
advocaat: mr. T. Venneman te Den Haag
tegen:
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
VAN DE GEMEENTE DEN HAAG,
verweerder,
en de belanghebbenden:
1) [A] Holding B.V.,
2) [B] Vastgoed B.V.,
3) [C] Vastgoedbeheer B.V.,
4) [D en E] Onroerend Goed B.V.,
5) [F] en [G],
6) [H]
7) [I],
8) [J]
1. Mr. [X] heeft op 3 november 2010 een schriftelijk verzoek tot verschoning ingediend. Hij voert daartoe aan dat belanghebbende [J] aannemer is (onder de handelsnaam: “[handelsnaam]”) en dat deze belanghebbende sedert een jaar of acht met regelmaat opdrachten voor hem verricht. Momenteel is daadwerkelijk sprake van een overeenkomst tot opdracht. De belanghebbende heeft mr. [X] erop gewezen dat hij een oproep heeft ontvangen om ten overstaan van hem te verschijnen bij een mondelinge behandeling. Volgens mr. [X] doet zich, gelet op dit een en ander, een feit voor als bedoeld in artikel 8:15 Awb waardoor hij bij de verdere behandeling niet meer betrokken dient te zijn.
2. Uit artikel 8:20 Awb valt af te leiden dat de behandeling van een verschoningsverzoek, anders dan de behandeling van een wrakingsverzoek, niet ter terechtzitting behoeft plaats te vinden. De verschoningskamer zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.
4. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5. Gelet op hetgeen mr. [X] in zijn verzoek tot verschoning heeft aangevoerd komt de verschoningskamer tot het oordeel dat mr. [X] terecht het onderhavige verzoek heeft ingediend. Teneinde de schijn van partijdigheid te vermijden zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning toewijzen.
Beslissing.
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot verschoning van mr. [X] toe en bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18 Awb wordt toegezonden aan:
- mr. J.L. [X];
- mr. T. Venneman, advocaat van appellante;
- het College van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Den Haag
- de acht belanghebbenden.
Deze beslissing is genomen in raadkamer op 5 november 2010 door mrs. D. Aarts, H.M.D. de Jong en J.Th. van Walderveen, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier.