Ingevolge artikel 1 van de Opvangrichtlijn heeft deze ten doel minimumnormen vast te stellen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.
Ingevolge artikel 2, onder b, van de Opvangrichtlijn wordt onder asielverzoek verstaan een door een onderdaan van een derde land of een staatloze ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om internationale bescherming door een lidstaat uit hoofde van het Verdrag van Genève. Elk verzoek om internationale bescherming wordt als een asielverzoek beschouwd, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk om een andere vorm van bescherming vraagt waarom afzonderlijk kan worden verzocht.
Ingevolge artikel 2, onder c, van de Opvangrichtlijn wordt onder asielzoeker verstaan een onderdaan van een derde land of een staatloze die een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen definitief besluit is genomen.
Ingevolge artikel 2, onder i, van de Opvangrichtlijn wordt onder opvangvoorzieningen verstaan alle maatregelen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn treffen ten behoeve van asielzoekers.
Ingevolge artikel 2, onder j, van de Opvangrichtlijn wordt onder materiële opvangvoorzieningen verstaan huisvesting, voedsel en kleding, die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt, alsmede een dagvergoeding.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Opvangrichtlijn is deze van toepassing op alle onderdanen van derde landen en staatlozen die een asielverzoek aan de grens of op het grondgebied van een lidstaat indienen voor zover zij als asielzoeker op het grondgebied mogen verblijven, alsmede op de gezinsleden, indien zij overeenkomstig het nationale recht onder dit asielverzoek vallen.
Ingevolge artikel 7, vierde lid, van de Opvangrichtlijn mogen de lidstaten de toekenning van materiële opvangvoorzieningen bepaald in dit hoofdstuk afhankelijk stellen van het daadwerkelijk verblijf van de asielzoekers op een door de lidstaten te bepalen specifieke locatie. Het besluit daartoe kan een algemeen besluit zijn, dient per individu te worden genomen en moet conform de nationale wetgeving tot stand komen.
Ingevolge artikel 8 van de Opvangrichtlijn nemen de lidstaten passende maatregelen om in de mate van het mogelijke de eenheid van het gezin zoals aanwezig op zijn grondgebied te bewaren indien deze lidstaat zorg draagt voor de huisvesting van de asielzoekers. Deze bedoelde maatregelen worden uitgevoerd met instemming van de asielzoekers.
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Opvangrichtlijn zorgen de lidstaten ervoor dat voor asielzoekers materiële opvangvoorzieningen beschikbaar zijn wanneer zij hun asielverzoek indienen.
Ingevolge artikel 13, derde lid, van de Opvangrichtlijn kunnen de lidstaten de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de asielzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren, noch over de nodige bestaansmiddelen.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Opvangrichtlijn dragen de lidstaten er zorg voor dat asielzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten omvat.
Ingevolge het tweede lid verstrekken de lidstaten de noodzakelijke medische of andere zorg aan asielzoekers met speciale behoeften.