ECLI:NL:RBSGR:2010:BQ5058

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/27297
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling ingangsdatum verblijfsvergunning voor medische noodsituatie

In deze uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 december 2010, met zaaknummer AWB 10/27297, staat de ingangsdatum van een verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd centraal. Eiseres, een Gabonese vrouw, had een verblijfsvergunning aangevraagd onder de beperking 'verblijf vanwege een medische noodsituatie'. De rechtbank oordeelt dat op basis van artikel 3:52 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000, een dergelijke vergunning na drie jaar kan worden omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Eiseres stelde dat zij belang had bij de beoordeling van haar beroep, omdat zij meende dat de ingangsdatum van haar verblijfsvergunning te laat was vastgesteld. De rechtbank concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat de vergunning met een eerdere datum had moeten ingaan, aangezien de vergunning is verleend op basis van de hardheidsclausule vanwege de lange duur van de procedure. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, omdat zij niet aan alle voorwaarden voldeed voor een eerdere ingangsdatum. De uitspraak benadrukt het belang van de hardheidsclausule in het vreemdelingenrecht en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van individuele omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 10/27297
V-nr: [V-nr]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1987, van Gabonese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. R.L. Braakman, advocaat te Amsterdam
en:
de minister voor Immigratie en Asiel, rechtsopvolger van de Minister van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Bij het besluit van 19 juli 2010 heeft verweerder aan eiseres een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf vanwege een medische noodsituatie” verleend met een geldigheidsduur van 29 juni 2010 tot 29 juni 2011. Op 3 augustus 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2010. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1.1 Uitsluitend in geschil is de ingangsdatum van de aan eiseres verleende verblijfsvergunning. De rechtbank zal ambtshalve de vraag beantwoorden of eiseres een rechtens te honoreren (proces)belang heeft bij de beoordeling van het beroep.
1.2 Eiseres stelt in beroep dat zij belang heeft bij de beoordeling van haar beroep omdat zij, indien aan haar met ingang van de aanvraagdatum, te weten 24 maart 2005, of de datum waarop zij een rapport van haar psychiater heeft overgelegd, te weten 23 januari 2006, een verblijfsvergunning was verleend, zij inmiddels recht zou hebben gehad op een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf.
1.3 Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat op grond van het beleid een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf vanwege een medische noodsituatie’ onder bepaalde omstandigheden na drie jaar kan worden omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd onder de beperking ‘verband houdend met voortgezet verblijf’.
1.4 Ingevolge artikel 3:52 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft gehad en van wie naar het oordeel van Onze Minister wegens bijzondere individuele omstandigheden niet gevergd kan worden dat hij Nederland verlaat.
1.5 In paragraaf B16/4.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 kan de vreemdeling na drie jaar verblijf als houder van een verblijfsvergunning onder de beperking verblijf ‘vanwege een medische noodsituatie’ op grond van artikel 3.52 van het Vb 2000 een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning onder een beperking ‘voortgezet verblijf’, indien de medische noodsituatie naar het oordeel van de Minister nog ten minste één jaar zal duren. De vreemdeling moet gedurende de gehele periode hebben voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.
1.6 Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat in dit geval sprake is van een concreet belang bij de beoordeling van het beroep van eiseres gericht tegen de naar haar stelling foutieve, te late ingangsdatum van de verleende verblijfsvergunning. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres een rechtens te honoreren (proces)belang heeft bij de beoordeling van het beroep.
2.1 In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder haar eerst op 3 juni 2010 heeft verzocht om een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding te overleggen, dan wel een schriftelijke verklaring te verstrekken van de autoriteiten van het land van herkomst waarin gemotiveerd is vermeld waarom zij geen geldig document voor grensoverschrijding kan verkrijgen. Naar aanleiding van dit verzoek heeft eiseres vervolgens op 29 juni 2010 aan verweerder schriftelijk meegedeeld dat zij uitsluitend een paspoort kan verkrijgen door in persoon naar Gabon terug te keren. De aanvraag voor de verblijfsvergunning heeft eiseres echter al op 24 maart 2005 ingediend. Op 23 januari 2006 heeft eiseres een rapport van haar psychiater overlegd, waarin haar situatie duidelijk is omschreven. De aanvraag van eiseres had naar haar mening al in het begin van 2006 kunnen worden afgehandeld. Indien verweerder op dat moment had gevraagd naar de mogelijkheid tot het verkrijgen van een paspoort, had hij een identiek antwoord ontvangen als verwoord in de brief van 29 juni 2010. Het is namelijk al vele jaren bekend dat de vertegenwoordiging van Gabon geen paspoorten verstrekt. Eiseres is dan ook van mening dat verweerder aan haar een verblijfsvergunning had moeten verlenen met ingang van de aanvraagdatum of in ieder geval met ingang van 23 januari 2006.
2.2 Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat aan eiseres op grond van de hardheidsclausule het voordeel van de twijfel is gegeven en aan haar alsnog een verblijfsvergunning is verleend. Het voordeel is gelegen in de omstandigheid dat de procedure lang heeft geduurd, veel adviezen zijn gevraagd aan en gegeven door het Bureau Medische Advisering, een eerder door eiseres ingediend beroep gegrond is verklaard en een eerder besluit op bezwaar is ingetrokken. Eerst met de brief van de gemachtigde van eiser van 29 juni 2010 is gebleken dat eiseres geen paspoort kon overleggen omdat zij deze in persoon moet ophalen in Gabon. In verband daarmee heeft verweerder eiseres vrijgesteld van het paspoortvereiste. Nu de vergunning is verleend omdat de procedure te lang heeft geduurd is er geen aanleiding om de vergunning met ingang van een eerdere datum te verlenen.
2.3 Ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), indien het betreft de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen.
2.4 Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
In het tweede lid van dit artikel zijn een aantal categorieën vermeld op grond waarvan de vreemdeling is vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan Onze Minister het eerste lid buiten toepassing laten, voorzover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.5 In paragraaf B1/4.1.1. van de Vc 2000 is in het vierde lid van artikel 3.71 van het Vb voorzien in een zogenoemde hardheidsclausule. Ook indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv en niet behoort tot een van de vrijgestelde categorieën is het mogelijk dat de aanvraag niet wordt afgewezen op het enkele feit dat de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv, indien de toepassing van het mvv-vereiste naar het oordeel van de Minister zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.6 De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder de verleende verblijfsvergunning in dit geval met ingang van een eerdere datum had moeten verlenen. Ter zitting is namelijk gebleken dat verweerder gebruik heeft gemaakt van de in artikel 3.71, vierde lid, van het Vb neergelegde hardheidsclausule en aan eiseres een verblijfsvergunning heeft verleend uitsluitend in verband met de lange duur van de procedure. Verweerder heeft deze verblijfsvergunning dan ook niet verleend omdat eiseres aan alle voorwaarden daarvoor voldeed. Nu eerst op 29 juni 2010 is gebleken dat eiseres geen paspoort kon overleggen, heeft verweerder op goede gronden met ingang van deze datum aan eiseres de verblijfsvergunning verleend. Het door eiseres op 23 januari 2006 overlegde rapport van haar psychiater hoefde naar het oordeel van de rechtbank voor verweerder geen aanleiding te zijn om de ingangsdatum van de verblijfsvergunning te vervroegen. Na het overleggen van dit rapport heeft verweerder immers nog op 27 februari 2009 advies gevraagd aan het Bureau Medische Advisering (BMA). In het advies van 20 maart 2009 heeft de BMA-arts verklaard dat eiseres in staat moet worden geacht om onder bepaalde voorwaarden te reizen. Het beroep van eiseres slaagt dan ook niet.
3. Het beroep van eiseres is ongegrond. De rechtbank ziet geen grond voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van
M. Lokman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2010.
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc..: ML
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.