ECLI:NL:RBSGR:2011:23020

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2011
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
382221 - FA RK 10-9870
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in echtscheidingsprocedure met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding tussen een vrouw met de Nederlandse nationaliteit en een man met de Franse nationaliteit. De vrouw, wonende in Polen, had een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar de man betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in 2008 van Nederland naar Polen zijn verhuisd en dat de man Polen in juli 2010 heeft verlaten, terwijl de vrouw daar nog steeds verblijft. De rechtbank oordeelde dat de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Polen is gelegen, waardoor de Poolse rechter bevoegd is om het verzoek tot echtscheiding te behandelen.

De vrouw voerde aan dat zij diplomatieke immuniteit geniet, wat haar zou beletten om een verzoek tot echtscheiding in te dienen bij de Poolse rechter. De rechtbank verwierp dit argument, aangezien de vrouw ook bij de Franse rechter een verzoek tot echtscheiding kan indienen, gezien de man in Frankrijk verblijft. De rechtbank concludeerde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen kennis te nemen. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.

De rechtbank verklaarde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft en dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, bijgestaan door mr. C.K. Soeters als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
7x
Rekestnummer: FA RK 10-9870
Zaaknummer: 382221
Datum beschikking: 3 oktober 2011
Aantal fotokopieën per beschikking

Scheiding

Beschikking op het op 7 december 2010 ingekomen verzoek van:

[X]

de vrouw,
wonende te [woonplaats X] , Polen,
advocaat: mr. I.M.G. Maste te Almere.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats Y] , Frankrijk,
advocaat: mr. F.M.P. Brisdet te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • de brief met bijlagen d.d. 17 mei 2011 van de zijde van de vrouw;
  • de brief met bijlagen d.d. 29 april 2011 van de zijde van de man.
Op 22 augustus 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat alsmede de advocaat van de man.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind bij de vrouw;
  • vaststelling van kinderalimentatie van € 227,-- per maand;
  • afwikkeling van de bestaande gemeenschap van goederen conform het voorstel van de vrouw, subsidiair te verdelen als rechtens juist, waaronder tevens de vervangende gerechtelijke toestemming te verlenen ten behoeve van de eigendomsoverdracht van de echtelijke woning;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de man zelfstandig verzocht de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Feiten
  • Uit de vrouw is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
  • [minderjarige]geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , Frankrijk;
  • Partijen zijn gehuwd op [huwelijksplaats 1] 2005 te [huwelijksplaats 2] , Frankrijk.
  • De minderjarige verblijft thans bij de vrouw.
  • De man heeft de Franse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • De man heeft een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij het Tribunal de Grande Instance de [plaatsnaam] (hierna: TGI [plaatsnaam] ). Bij beschikking d.d. 28 april 2011 heeft het TGI [plaatsnaam] zich territoriaal onbevoegd verklaard.

Beoordeling

In geschil tussen partijen is de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. De vrouw heeft gesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, hetgeen de man heeft betwist.
De rechtbank stelt voorop dat in de onderhavige zaak voor het bepalen van de rechtsmacht artikel 3 lid 1 sub a van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (hierna: Brussel IIbis) van toepassing is. Zowel Nederland als Frankrijk als Polen zijn gebonden aan de bepalingen van deze verordening. De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de vrouw dat partijen de meeste aanknopingspunten hebben met Nederland en dat reeds daarom de Nederlandse rechter bevoegd is, aangezien dit niet relevant is ingevolge deze verordening. Met haar stelling dat de rechtbank rechtsmacht heeft op grond van artikel 263 Rechtsvordering, miskent de vrouw dat dit geen bepaling is die ziet op de rechtsmacht bij echtscheiding, maar een regel bevat omtrent de relatieve bevoegdheid in zaken die uitsluitend de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van daarin in te schrijven of ingeschreven akten betreffen.
Artikel 3 lid 1 sub a Brussel IIbis bepaalt – voor zover hier van belang – dat ter zake van echtscheiding bevoegd zijn de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan:
  • de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben; of
  • zich de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten bevindt, indien een van
hen daar nog verblijft; of
  • de verweerder zijn gewone verblijfplaats heeft; of (….)
  • zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt, indien hij daar sedert ten
minste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek
verblijft; of
- zich de gewone verblijfplaats van de verzoeker bevindt, indien hij daar sedert ten
minste zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek
verblijft en hetzij onderdaan van de betrokken lidstaat is (…).
Tussen partijen staat vast dat de man en de vrouw in 2008 van Nederland naar Polen zijn verhuisd, dat de man Polen in juli 2010 heeft verlaten en dat de vrouw nog steeds in Polen verblijft waar zij werkzaam is voor de Nederlandse ambassade. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat zij geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de gewone verblijfplaats van de vrouw in Nederland is gelegen, zoals de vrouw heeft bepleit. Het feit dat de vrouw niet is ingeschreven in Polen, maakt dit niet anders evenmin als de omstandigheid dat de vrouw stelt in Nederland nog een eigen woning te bezitten. De rechtbank oordeelt derhalve dat de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Polen is gelegen en dat de vrouw daar nog steeds verblijft, zodat de Poolse rechter bevoegd is kennis te nemen van een door de vrouw in te dienen verzoek tot echtscheiding.
De vrouw heeft in dit kader bepleit dat zij in Polen diplomatieke immuniteit geniet op grond van de Weense conventie diplomatieke relaties 1961, dat het daardoor voor de vrouw niet mogelijk is bij de Poolse rechter een verzoek tot echtscheiding in te dienen en dat om die reden toch de Nederlandse rechter bevoegd is. Ongeacht of de vrouw diplomatieke immuniteit geniet en de vraag wat dat zou betekenen voor ontvankelijkheid van haar verzoek bij de Poolse rechter, volgt de rechtbank de vrouw niet in haar standpunt aangezien de vrouw ook bij de Franse rechter een verzoek tot echtscheiding kan indienen. Vast staat immers dat de man (die in een door de vrouw aan te spannen procedure moet worden aangemerkt als verweerder) in Frankrijk verblijft en dat derhalve op grond van artikel 3 Brussel IIbis de Franse rechter bevoegd is. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de Franse rechter zich bij voormelde beschikking van 28 april 2011 onbevoegd heeft verklaard omdat de man in die procedure de verzoekende partij was en de man ten tijde van het indienen van het verzoek slechts voor een periode korter dan zes maanden daaraan voorafgaand in Frankrijk zijn gewone verblijfplaats had gehad. Op het vorengaande strandt evenzeer de stelling van de vrouw dat de man met indiening van het verzoek tot echtscheiding bij de Franse rechter erkent dat de Poolse rechter onbevoegd is.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van het verzoek van de vrouw tot echtscheiding met nevenvoorzieningen kennis te nemen en komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling hiervan.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om van het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen kennis te nemen;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, bijgestaan door mr. C.K. Soeters als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2011.