3.8.Mede gelet op dit nadere partijdebat zal de rechtbank thans de vraag naar de locatie van peilbuis 4 beantwoorden. Zij doet dit in de door Allemansgeest gestelde zin en overweegt hiertoe het volgende.
a.De deskundige heeft zijn conclusie dat peilbuis 4 zich in het middeldiepe grondwater bevond, gebaseerd op één gegeven, te weten de in deze zin luidende vermelding in het desbetreffende rapport van 24 september 2007 van ERM. In een brief van 1 juli 2013 heeft ERM, mede met verwijzing naar een latere notitie van haar (van 10 april 2008 en gericht aan de provincie Zuid-Holland), aan een adviseur van Allemansgeest bericht dat de in 2007 gemeten verontreinigingen met DCE en VC zijn gemeten in het eerste watervoerend pakket en niet in het middeldiepe grondwater. Dit strookt ook met eerdere rapportage, van 8 juni 2006, van ERM, zoals ten dele aangehaald in onderdeel 2.8, slot, van het tussenvonnis van 5 januari 2011. In dat onderdeel was vermeld dat het door ERM uitgevoerde onderzoek, met gebruikmaking van peilfilters, had uitgewezen dat de verontreiniging zich “op grote diepte (vanaf 18 m-mv) bevindt” en daardoor niet tot gezondheidsrisico’s voor toekomstige bewoners leidt. ERM heeft daaraan toen toegevoegd:
“Dit wordt bevestigd, doordat in het ondiepe en middeldiepe grondwater geen noemenswaardig verhoogde concentraties VOCl zijn aangetroffen.”
Ook in het ERM-rapport van 24 september 2007 (productie 3 bij de conclusie van antwoord) is geen aanknopingspunt te vinden voor de veronderstelling dat peilbuis 4 in het middeldiepe grondwater was geplaatst. Op pagina 8 van dit rapport is, als onderdeel van de “Conclusies ten aanzien van de huidige verontreinigingssituatie”, met betrekking tot het middeldiepe grondwater vermeld:
“dit pakket is het sterkst verontreinigd en de VOCl stroomt preferent in zuidelijke richting. Uit de recente grondwatermetingen volgt dat hooguit licht verhoogde gehalten aan DCE en matig verhoogde gehalten aan VC (slechts 1 waarneming) onder het plangebied aanwezig kunnen zijn.”
b.Het grondonderzoek dat Fugro in opdracht van Allemansgeest heeft uitgevoerd in de loop van 2012 en waarvan melding is gemaakt in haar brief van 18 oktober 2012, omvatte een sondering nabij de locatie waar destijds peilbuis 4 was geplaatst. Afgaande op het gegeven dat die peilbuis een filterafstelling van NAP -13,8m tot NAP -14,8 m heeft gehad, concludeert Fugro dat het filter van peilbuis 4 indertijd is geïnstalleerd in het eerste watervoerend pakket.
c.Allemansgeest had er beter aan gedaan het onderzoek van Fugro te laten uitvoeren in overeenstemming (en ten minste na overleg) met Amex, maar het enkele feit dat zij dat niet heeft gedaan rechtvaardigt niet dat de rapportage van Fugro, als “partijdeskundige”, buiten beschouwing moet blijven. Amex heeft op haar beurt Tauw ingeschakeld, en deze deskundige derde was in staat de rapportage van Fugro te beoordelen en een zelfde onderzoek uit te voeren als dat van Fugro.
d.De nadere rapportage van Tauw ontzenuwt het onder
aen
bvermelde niet. In het bijzonder volgt daaruit niet dat de passage in de ERM-rapportage (over de locatie van peilbuis 4) die voor de deskundige de doorslag heeft gegeven,
nietop een vergissing heeft berust, terwijl de rechtbank uit deze rapportage ook niet kan afleiden dat de bevindingen van Fugro onjuist zijn.