ECLI:NL:RBSGR:2011:BP0867

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/43139
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling zonder terugkeerbesluit in het kader van de Terugkeerrichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van de bewaring van een vreemdeling, eiser, die op 1 december 2010 in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. Eiser had beroep ingesteld tegen de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel, omdat er volgens hem geen terugkeerbesluit was genomen, wat volgens de Terugkeerrichtlijn vereist zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 25 december 2010 al in bewaring was, en dat er op dat moment een terugkeerprocedure liep, die was aangevangen met de inbewaringstelling. De rechtbank oordeelde dat op het moment van de inbewaringstelling geen terugkeerbesluit noodzakelijk was, omdat de implementatietermijn van de Terugkeerrichtlijn nog niet was verstreken. De rechtbank concludeerde dat de voortduring van de maatregel rechtmatig was, ondanks het ontbreken van een terugkeerbesluit. Eiser had ook schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 10/43139
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
V-nr: [ ]
in het geding tussen:
[eiser]
geboren op [geboortedatum] 1946, van Amerikaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. J.P.W. Temminck Tuinstra, advocaat te Amsterdam
en:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.S. Mol, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Procesverloop
Op 1 december 2010 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft een eerder beroep tegen de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard.
Bij beroepschrift van 15 december 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij heeft hij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
Op 2 januari 2011 is eiser uitgezet naar New York.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 4 januari 2011. Eiser is vertegenwoordigd door mr. S.J. van der Woude, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Overwegingen
1. De rechtbank stelt vast dat de bewaring op 2 januari 2011 is opgeheven omdat eiser is uitgezet. Thans moet worden beoordeeld of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
2. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewaring vanaf 25 december 2010 onrechtmatig is, omdat er geen terugkeerbesluit is, terwijl dit wel vereist is op grond van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: de Terugkeerrichtlijn of Tri).
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat in alle gevallen een terugkeerbesluit is verstrekt, maar dat ze een dergelijk besluit in deze zaak niet konden vinden en dit besluit dus niet kan worden overgelegd. Het nemen van een terugkeerbesluit is echter geen formeel vereiste in artikel 15 van de Tri, zodat de voortduring van de maatregel rechtmatig is.
4. Nu verweerder geen terugkeerbesluit ten behoeve van eiser kan overleggen, gaat de rechtbank er bij de beoordeling van het beroep van uit dat er geen terugkeerbesluit ten behoeve van eiser is genomen.
5.1 Artikel 6, eerste lid, van de Tri luidt:
Onverminderd de in de leden 2 tot en met 5 vermelde uitzonderingen, vaardigen de lidstaten een terugkeerbesluit uit tegen de onderdaan van een derde land die illegaal op hun grondgebied verblijft.
5.2. Artikel 15, eerste lid, van de Tri luidt (cursivering rechtbank):
Tenzij in een bepaald geval andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, met name indien:
a) er risico op onderduiken bestaat, of
b) de betrokken onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
6. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Tri, dienen de lidstaten de Terugkeerrichtlijn uiterlijk op 24 december 2010 te hebben geïmplementeerd. De rechtbank stelt vast dat de Staat de Terugkeerrichtlijn nog niet heeft geïmplementeerd. Dit betekent dat een vreemdeling met ingang van 25 december 2010 een rechtstreeks beroep toekomt op voldoende duidelijke en onvoorwaardelijke bepalingen van de Terugkeerrichtlijn (Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ), in onder meer het arrest van 19 januari 1982, zaak nr. 8/81, Jurispr. 1982, blz. 59 e.v. op blz. 70-71; Becker). Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 15, eerste lid aanhef en onder a en b, van de Tri voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk zodat de rechtbank direct zal treden in de vraag of de bewaring na 24 december 2010 hiermee in overeenstemming is te achten.
7. Gelet op de bewoordingen van artikel 15, eerste lid, van de Tri kan een persoon enkel in bewaring worden gesteld indien jegens die persoon een terugkeerprocedure loopt. Uit het systeem van de Tri blijkt dat een terugkeerbesluit noodzakelijk is om die terugkeerprocedure rechtmatig te doen aanvangen.
Eiser bevond zich op 25 december 2010 echter al in bewaring. Hieruit volgt dat op dat moment een terugkeerprocedure jegens eiser liep, die is aangevangen met de inbewaringstelling. Op het moment van de inbewaringstelling van eiser op 1 december 2010 was het voor het aanvangen van de terugkeerprocedure nog niet noodzakelijk dat een terugkeerbesluit was uitgevaardigd. De implementatietermijn van de Tri was op dat moment immers nog niet verstreken en de Tri was in die zin nog niet in de nationale procedureregels geïmplementeerd. Gelet hierop liep er op 25 december 2010 jegens eiser een terugkeerprocedure en mocht de maatregel op grond van artikel 15, eerste lid, van de Tri voortduren. Het feit dat een terugkeerbesluit ontbreekt, maakt de voortduring van de maatregel dan ook niet onrechtmatig.
8. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd was te achten en ziet de rechtbank dan ook geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.T.H. Zimmerman, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.I. van Meel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2011.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden op:
Conc.: MvM
Coll:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.