ECLI:NL:RBSGR:2011:BP1160

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/24147 & 10/24148
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot medische zorg voor vreemdeling in derde land en de noodzaak van een goed functionerend steunsysteem

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 14 januari 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, afkomstig uit Sierra Leone, en de minister voor Immigratie en Asiel. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, specifiek voor het ondergaan van medische behandeling. Deze aanvraag werd door de minister afgewezen, met als argument dat eiser niet in het bezit was van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en dat er geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten was. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis, waarvoor hij in Nederland behandeld wordt. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd dat eiser in Senegal, waar hij zijn mvv-aanvraag moest indienen, toegang zou hebben tot adequate medische zorg. De rechtbank benadrukte dat eiser geen sociaal netwerk in Senegal heeft en dat de taalbarrière een significante belemmering vormt voor zijn behandeling. Bovendien is er geen bewijs dat de benodigde psychotherapeutische zorg in een voor eiser begrijpelijke taal beschikbaar is in Senegal.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, maar ook hier werd de minister veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goed functionerend steunsysteem voor vreemdelingen die medische zorg nodig hebben in een derde land, en dat de feitelijke toegankelijkheid van zorg niet alleen afhankelijk is van de beschikbaarheid van behandelingen, maar ook van de sociale en culturele context waarin de vreemdeling zich bevindt.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummers: AWB 10 / 24147 (beroep)
AWB 10 / 24148 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en van de voorzieningenrechter van 14 januari 2011
in de zaak van:
[naam eiser],
geboren op [geboortedatum] van Sierraleoonse nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. A. Spel, advocaat te Alkmaar,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 13 november 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘het ondergaan van medische behandeling’. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 10 augustus 2009 afgewezen. Bij besluit van 5 juli 2010 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2 Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Eiser heeft verzocht alle uit het besluit van 5 juli 2010 voortvloeiende rechtsgevolgen op te schorten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 30 november 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Op grond van de stukken van de zaak en de zitting staat het volgende vast. Eiser lijdt aan een post traumatische stress stoornis (ptss) en een depressieve stoornis en wordt daarvoor in Nederland behandeld door [naam psychiater], psychiater, met psychotherapie en psychiatrische medicatie ([naam] ([naam]) en [naam]).
Het Bureau Medische Advisering van de IND (BMA) heeft op 22 maart 2009,
2 december 2009 en 17 april 2010 adviezen uitgebracht aan verweerder. In het BMA-advies van 2 december 2009 heeft de adviserend arts op de vraag (3) van verweerder of, gelet op de huidige medische inzichten, het uitblijven van de behandeling van eiser zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, het volgende geantwoord:
Op basis van de beschikbare medische informatie bestaan daarvoor in deze fase van de behandeling geen concrete aanwijzingen. Het is vooralsnog onduidelijk hoe de specifieke cultuurgebonden uitingen betreffende hekserij moeten worden geïnterpreteerd in het kader van het psychiatrisch ziektebeeld van betrokkene.
Op de vraag (4a) van verweerder of eiser kan reizen met vliegtuig, trein, auto of boot, met of zonder medische reisvoorwaarden, heeft de adviserend arts het volgende geantwoord:
Ja, reizen is toegestaan naar landen waar voldoende psychiatrische behandelmogelijkheden aanwezig zijn. Gezien de huidige medische inzichten acht ik betrokkene wel in staat te reizen met gangbare vervoermiddelen als boot, trein, bus, auto en vliegtuig. Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk is, namelijk begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige en de beschikking over de medicatie.
In voornoemd advies staat voorts onder meer het volgende:
Uitgaande van de juistheid van de beschikbare informatie m.b.t. de therapiemogelijkheden in het land van herkomst/land van eventuele verwijdering, concludeer ik dat deze voldoende zijn in Senegal en niet in Sierra Leone. In laatstgenoemd land is de beschikbaarheid van medicatie niet gegarandeerd. […]. In Senegal is psychiatrische behandeling mogelijk in het Hopital principal de Dakar. De medicatie of equivalente medicatie is verkrijgbaar.
In het BMA-advies van 17 april 2010 staat onder meer het volgende:
De psychiater [naam psychiater] deelt niet de mening van het BMA dat geen medische noodsituatie optreedt als behandeling uitblijft. Hij voert aan dat betrokkene zich zeer onveilig voelt en dat niet te voorspellen is hoe hij zal reageren op uitblijven van de behandeling. Voorts stelt de psychiater dat het geloof in hekserij geen overwegende invloed heeft op het psychiatrisch ziektebeeld. Met betrekking tot de invloed van herbelevingen op de mogelijkheid tot reizen verwijst hij naar zijn brief d.d. 10 juni 2009 welke is bijgevoegd. In deze brief geeft [naam psychiater] aan dat de herbelevingen grote beperkingen geven bij het reizen.
In tegenstelling tot wat gemachtigde en psychiater [naam psychiater] lijken te menen is dezerzijds niet beweerd dat geen medische noodsituatie zal optreden bij uitblijven van de behandeling. Immers, in het advies d.d. 2 december 2009 is aangegeven dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat een medische noodsituatie op korte termijn zal optreden. Wat er wel zal gebeuren is onzeker en ik ben het dus eens met de psychiater dat niet te voorspellen is hoe betrokkene zal reageren op uitblijven van de behandeling.
In feite ligt de situatie veel complexer. Niet alleen de behandeling, die volgens de brief van de psychiater d.d. 2 november 2009 beperkt is tot een maandelijks gesprek met een therapeutisch medewerker en medicatie, zal het verloop bepalen. Ook de aanwezigheid van een goed functionerend steunsysteem en de totale leefomstandigheden (voeding, kleding, huisvesting, financiële positie) zijn van invloed op de mentale toestand van deze patiënt. Het is dus van belang zeker te stellen dat de behandeling voortgezet kan worden. Reizen is mogelijk mits aan de juiste reisvoorwaarden wordt voldaan. Het is niet zo dat er sprake is van een reisbeletsel zoals gemachtigde aangeeft maar wel van reisbeperkingen zoals de psychiater aangeeft. Hiervoor kan echter een passende oplossing worden gevonden door professionele begeleiding en een zorgvuldige overdracht ter plaatse aan de toekomstige behandelaars.
Het advies d.d. 2 december 2009 moet aldus worden aangepast: aan het antwoord op vraag 4a moet worden toegevoegd dat een zorgvuldige overdracht op de plaats van bestemming aan de toekomstige behandelaars dient plaats te vinden.
2.2 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen op de volgende gronden. Eiser is niet in het bezit van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en komt niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste op de grond dat het voor hem gelet op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen of op grond van een onbillijkheid van overwegende aard. Uit de adviezen van het BMA blijkt dat geen medische noodsituatie op korte termijn is te verwachten, maar dat een psychische decompensatie niet volledig uitgesloten kan worden. In Sierra Leone zijn de behandeling en medicatie voor eiser niet voldoende voorhanden, maar wel in Senegal. Voorts is in Sierra Leone geen Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging aanwezig, maar wel in Senegal. Eiser is gezien zijn huidige medische situatie in staat te reizen naar Senegal om aldaar een mvv aan te vragen en de mvv-aanvraag aldaar af te wachten.
2.3 In beroep voert eiser hier tegenaan aan dat uit het BMA-advies van 17 april 2010 volgt dat een voorwaarde voor een adequate behandeling is dat er in Senegal een goed functionerend steunsysteem is en dat er goede leefomstandigheden zijn. Verweerder stelt ten onrechte dat het niet de taak van de toekomstige behandelaars van eiser is daarvoor te zorgen. Verweerder had op grond van zijn beleid, neergelegd in paragraaf B8/4 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) moeten toetsen of er mantelzorg aanwezig is in Senegal.
2.4 De beroepsgrond slaagt. Ter zitting heeft verweerder niet weersproken dat de aanwezigheid van een goed functionerend steunsysteem, dat het BMA in het advies van 17 april 2010 voor eiser van belang heeft geacht, gelijk gesteld kan worden met het ‘mantelzorgnetwerk’ als bedoeld in het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B8/4 Vc. Verweerder heeft zich daarom in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de BMA-adviezen niet blijkt dat eiser afhankelijk is van mantelzorg. In voornoemd beleid is opgenomen dat, als de medisch adviseur vaststelt dat de vreemdeling een medische behandeling ondergaat en dat mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van deze medische behandeling, verweerder de vreemdeling in de gelegenheid stelt aan te geven of er al dan niet personen aanwezig zijn in het herkomstland, die in staat moeten worden geacht mantelzorg te verlenen. Niet in geschil is dat eiser in Senegal geen gezins- of familieleden of andere bekenden heeft die hem mantelzorg kunnen verlenen, nu Senegal niet zijn land van herkomst of bestendig verblijf is. Nu het BMA in zijn advies aan verweerder heeft gesteld dat een goed functionerend steunsysteem en de totale leefomstandigheden van invloed zijn op de mentale toestand van eiser, en daarmee op het welslagen van zijn medische behandeling, heeft verweerder in het bestreden besluit niet kunnen volstaan met de stelling dat de toekomstige behandelaars van eiser niet de plicht hebben te zorgen voor een goed functionerend steunsysteem gedurende het verblijf van eiser in Senegal in afwachting van zijn mvv-aanvraag. Evenmin heeft verweerder voldoende kunnen achten dat het van belang is zeker te stellen dat de behandeling voortgezet kan worden, omdat uit het BMA-advies, anders dan verweerder heeft gesteld, niet kan worden geconcludeerd dat een goed functionerend steunsysteem niet van belang is zolang eiser wordt behandeld.
2.5 Verweerder kan evenmin worden gevolgd in zijn in het verweerschrift en ter zitting ingenomen stelling dat geen medische noodsituatie ontstaat bij het ontbreken van een goed functionerend steunsysteem en goede leefomstandigheden, omdat in het BMA-advies van 2 december 2009 is geoordeeld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het uitblijven van behandeling zal leiden tot een medische noodsituatie. Verweerder gaat met dit standpunt ten onrechte voorbij aan het aanvullend advies van het BMA van 17 april 2010 waarin is toegelicht dat het BMA niet heeft bedoeld te stellen dat geen medische noodsituatie zal optreden bij het uitblijven van de behandeling, maar dat niet is te voorspellen hoe eiser zal reageren op het uitblijven van de behandeling. Het is daarom volgens het BMA van belang dat de behandeling van eiser wordt voortgezet. Derhalve is niet uitgesloten dat een medische noodsituatie op korte termijn zal ontstaan indien medische behandeling van eiser uitblijft en indien geen goed functionerend steunsysteem aanwezig is. Verweerder heeft daarom niet op basis van het BMA-advies kunnen aannemen dat geen medische noodsituatie zal ontstaan bij het ontbreken van een goed functionerend steunsysteem.
2.6 Eiser voert voorts aan dat de mogelijkheid om eiser tijdelijk in Senegal te laten verblijven en daar een behandeling te ondergaan geen redelijk alternatief is. Eiser heeft nooit eerder in Senegal verbleven, hij heeft daar geen onderdak, geen sociaal netwerk, geen middelen van bestaan en geen ziektekostenverzekering en hij spreekt geen Frans. De taalbarrière staat in de weg aan de behandeling, die deels bestaat uit therapiegesprekken. Eiser heeft daartoe verwezen naar de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te ’s-Gravenhage van 6 april 2010 (2009 H 037).
2.7 Ook deze beroepsgrond slaagt. Uit hetgeen in het voorgaande is overwogen ten aanzien van het ontbreken van een mantelzorgnetwerk volgt tevens dat verweerder zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat aangenomen mag worden dat eiser zich voor de duur van de aanvraag van een mvv staande zal kunnen houden in Senegal. Daarnaast kan verweerder niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de stelling van eiser dat hij geen inkomen heeft en geen ziektekostenverzekering, alsmede de omstandigheid dat de taalbarrière een probleem is voor zijn behandeling, ingevolge het beleid van verweerder, neergelegd in paragraaf B8/3.4 Vc niet kunnen worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag van eiser, omdat het omstandigheden zijn die de feitelijke toegankelijkheid van de zorg betreffen. Het beleid waarnaar verweerder heeft verwezen heeft immers betrekking op het herkomstland van de vreemdeling of het land van bestendig verblijf. Senegal, het land waarvan verweerder verlangt dat eiser daar een mvv aanvraagt en de beslissing op die aanvraag afwacht, is niet het land van herkomst van eiser en niet een land van bestendig verblijf. Het beleid, neergelegd in paragraaf B8/3.4 Vc, kan niet zonder meer van overeenkomstige toepassing worden geacht op de toegankelijkheid van de medische zorg in een derde land, niet zijnde het land van herkomst of bestendig verblijf, terwijl vaststaat dat eiser niet in staat wordt geacht (door) te reizen naar zijn land van herkomst om aldaar de beslissing op zijn mvv-aanvraag af te wachten. Het uitgangspunt, zoals verwoord in voornoemd beleid, dat de vreemdeling in de feitelijke toegang tot de medische zorg niet zal verschillen van vele van zijn landgenoten, is immers niet van toepassing op de situatie van eiser, die nu juist wel verschilt van zijn landgenoten omdat hij is aangewezen op de zorg in een derde land, waarvan niet zonder meer kan worden aangenomen dat hij aldaar als derdelander een inkomen zal kunnen verwerven en een ziektekostenverzekering zal kunnen afsluiten en waarvan hij bovendien de taal niet spreekt.
2.8 Daarbij komt dat de door eiser te ondervinden taalbarrière niet de feitelijke toegankelijkheid van de zorg betreft, maar de medische zorg zelf. Onder verwijzing naar voornoemde uitspraak van het RTG van 6 april 2010 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aan eiser is om te regelen dat hij zich in Senegal verstaanbaar kan maken. Bij de behandeling van eiser gaat het om een therapie gericht op traumabehandeling door middel van psychotherapie en medische- en psychiatrische begeleiding, welke in een veilige en vertrouwde setting zal moeten plaatsvinden. Daarin is geen plaats voor een tolk. Omdat uit de BMA-adviezen niet blijkt dat er in Senegal psychotherapie en gesprekken met een psychiater voor eiser beschikbaar zijn in een voor hem begrijpelijke taal, blijkt niet dat voor eiser in Senegal behandeling voor zijn klachten aanwezig is. Eiser heeft daarom op dit punt concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het BMA-advies aangedragen.
2.9 Gelet op hetgeen in het voorgaande is overwogen, heeft verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. De overige beroepsgronden van eiser behoeven daarom geen bespreking meer. Het bestreden besluit is in strijd met de artikel 7:12 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
2.10 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het de beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.11 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb verweerder opdragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
het verzoek om voorlopige voorziening
2.12 Nu de rechtbank op het beroep zal beslissen, zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.
2.13 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 437,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1).
2.14 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb verweerder opdragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond,
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 5 juli 2010,
3.3 draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak,
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- aan eiser te betalen,
3.5 draagt verweerder op € 150,- aan eiser te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
De voorzieningenrechter:
3.6 wijst het verzoek om voorlopige voorziening af,
3.7 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 437,- aan eiser te betalen,
3.8 draagt verweerder op € 150,- aan eiser te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.D. de Jong, rechter, tevens voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2011.
.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.