ECLI:NL:RBSGR:2011:BP1376
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en bevoegdheidsincident tussen ING Bank N.V. en [A] Fruit B.V.
In deze zaak vorderden ING Bank N.V. en ING Commercial Finance B.V. (hierna: ING c.s.) betaling van verschillende bedragen van [A] Fruit B.V. en de borgstellers [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De vorderingen waren gebaseerd op een kredietovereenkomst en borgstellingen die waren afgesloten in het kader van de kredietverlening aan [A] Fruit en QDF Northern Europe B.V. (hierna: QDF). ING had in maart 2008 een rekening-courant krediet verstrekt aan [A] Fruit en QDF, dat in mei 2009 was verhoogd. De borgstelling door [gedaagde sub 1] was tot een bedrag van € 100.000,- en door [gedaagde sub 2] tot € 250.000,-. ING c.s. vorderden onder andere betaling van € 899.206,- van [A] Fruit, € 50.000,- van [gedaagde sub 1] en € 250.000,- van [gedaagde sub 2].
De rechtbank diende zich ook uit te spreken over de bevoegdheid in het incident, waarbij [A] Fruit en [gedaagde sub 1] zich beriepen op relatieve onbevoegdheid van de Haagse rechtbank. Zij stelden dat er niet voldaan was aan de vereisten van voldoende samenhang tussen de vorderingen. De rechtbank oordeelde echter dat alle vorderingen betrekking hadden op hetzelfde feitencomplex en dat er voldoende samenhang was om de zaak gezamenlijk te behandelen. De rechtbank wees de vordering tot onbevoegdheid af en veroordeelde [A] Fruit en [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 5 januari 2011 door mr. H. Wien.