ECLI:NL:RBSGR:2011:BP1657
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.E. van Diepen
- R.H.G. Odink
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling in het kader van terugkeerprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 januari 2011 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de inbewaringstelling van een vreemdeling, eiser, die van Somalische nationaliteit is. Eiser was in afwachting van zijn overdracht aan de Maltese autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de minister voor Immigratie en Asiel, niet voldoende had onderbouwd dat er geen lichter middel dan bewaring kon worden toegepast. Eiser had namelijk maatregelen getroffen om de overdracht medisch verantwoord te laten plaatsvinden, wat erop wijst dat hij bereid was om mee te werken aan de overdracht. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling onrechtmatig was, omdat verweerder niet had aangetoond dat er risico bestond op onderduiken of dat eiser de terugkeerprocedure zou ontwijken.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond en beval de opheffing van de bewaring. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 745,- aan eiser en tot vergoeding van de proceskosten, die zijn begroot op € 874,-. De rechtbank benadrukte dat, voordat tot bewaring kan worden overgegaan, eerst moet worden onderzocht of een minder dwingende maatregel doeltreffend kan zijn. Dit is in lijn met de Europese richtlijnen omtrent de terugkeer van illegaal verblijvende vreemdelingen. De uitspraak is mondeling gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen.