ECLI:NL:RBSGR:2011:BP2361

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/725541-09
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en diefstal met geweld die de dood tot gevolg heeft

In de nacht van 23 op 24 december 2009 heeft de verdachte [A] samen met medeverdachten [B], [C], [D] en [E] een gewelddadige confrontatie met haar ex-man, het slachtoffer, georganiseerd. [A] benaderde [E] op straat en vertelde hem dat haar ex-man haar dochtertje had misbruikt, waarna ze hem een lesje wilde leren. Ze overtuigde [E] om samen met haar en de anderen naar de woning van het slachtoffer te gaan, waarbij ze hen een groot geldbedrag in het vooruitzicht stelde dat in de woning zou liggen. Tijdens de uitvoering van het plan heeft [A] de anderen informatie gegeven over de woning en hen de sleutel overhandigd. Terwijl [B], [C] en [D] de woning binnengingen, wachtte [A] in de auto. Het slachtoffer werd met geweld overmeesterd, geboeid, geblinddoekt en gekneveld, wat leidde tot zijn verstikking en uiteindelijk de dood. De rechtbank oordeelde dat [A] een leidende rol had in het beraamde geweld en dat haar plannen en acties direct hebben bijgedragen aan de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft [A] veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar voor het medeplegen van moord en diefstal met geweld die de dood tot gevolg heeft gehad.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/725541-09
Datum uitspraak: 28 januari 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte - mevr. A],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Breda.
Verdachte zal in dit vonnis verder worden genoemd: [A].
De medeverdachteb [B], [C], [D] en [E] zullen – in die volgorde – worden genoemd: [B], [C], [D] en [E].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 20 juli, 3 augustus, 31 augustus, 10 september, 29 oktober en 2 november 2010 en op 11, 12, 13 en 14 januari 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling en van hetgeen door de raadsman van [A] mr. I. van Straalen, advocaat te 's-Gravenhage, en door [A] naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan [A] is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) met dat opzet
en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het
be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen
van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen
voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een
pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt
en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan,
althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de
mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer]
belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans
gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die
[slachtoffer]
, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
[C] en/of [B] op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben
beroofd, immers heeft/hebben die [C] en/of [B] en/of (een of meer van)
zijn/hun mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het
be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen
van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen
voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een
pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt
en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan,
althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de
mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer]
belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans
gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die
[slachtoffer]
, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
welk feit zij, verdachte, in de periode van 01 december 2009 tot en met 24
december 2009 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland
opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk
- die [C] en/of een of meer van zijn mededader(s) gevraagd naar de woning
van die [slachtoffer] te gaan en/of
- (daarbij) gevraagd om die [slachtoffer] te mishandelen en/of vast te binden en/of
een lesje te leren en/of
- gezegd dat zich in/onder het bed van die [slachtoffer] een groot geldbedrag
bevond en/of
- die [C] en/of een of meer van zijn mededaders naar die woning van die
[slachtoffer] toegereden en/of
- die [C] en/of een of meer van zijn mededaders de sleutel(s) van die
woning van die [slachtoffer] overhandigd en/of
- de woning van die [slachtoffer] aangewezen;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met
anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, te weten: haar,
verdachtes, echtgenoot: [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten: een belemmering van de
luchtwegen en/of bloeduitstortingen in de halsspieren en/of een
bloeduitstorting in het tongslijmvlies en/of een gebroken tongbeentje), in
ieder geval enig letsel en/of pijn heeft toegebracht,
immers heeft/hebben zij, verdachte en/of een of meer van haar mededader(s) met
dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het
be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen
van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen
voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een
pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt
en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan,
althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de
mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer]
belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans
gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die
[slachtoffer]
,terwijl dit de dood van die [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad;
art 300 Wetboek van Strafrecht
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 304 Wetboek van Strafrecht
[C] en/of [B] op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een
persoon, te weten: [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten: een belemmering van de luchtwegen
en/of bloeduitstortingen in de halsspieren en/of een bloeduitstorting in het
tongslijmvlies en/of een gebroken tongbeentje), in ieder geval enig letsel
en/of pijn heeft/hebben toegebracht,
immers heeft/hebben die [C] en/of die [B] en/of een of meer van zijn/hun
mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg
- die [slachtoffer] vastgegrepen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het
be(e)n(en) van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
getrapt en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen
van die [slachtoffer] geboeid en/of vastgebonden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] gekneveld, althans een (strop)das/stoffen
voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden en/of gedaan en/of een
pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gedrukt
en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] getrokken en/of gedaan,
althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de
mond van die [slachtoffer] aangebracht dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer]
belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] geknepen, althans
gedrukt en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoerd en/of
- geweld en/of druk uitgeoefend op de hals en/of nek en/of kaak van die
[slachtoffer]
,terwijl dit de dood van die [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad;
welk feit zij, verdachte, in de periode van 01 december 2009 tot en met 24
december 2009 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland
opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk
- die [C] en/of een of meer van zijn mededader(s) gevraagd naar de woning
van die [slachtoffer] te gaan en/of
- (daarbij) gevraagd om die [slachtoffer] te mishandelen en/of vast te binden en/of
een lesje te leren en/of
- gezegd dat zich in/onder het bed van die [slachtoffer] een groot geldbedrag
bevond en/of
- die [C] en/of een of meer van zijn mededaders naar die woning van die
[slachtoffer] toegereden en/of
- die [C] en/of een of meer van zijn mededaders de sleutel(s) van die
woning van die [slachtoffer] overhandigd en/of
- de woning van die [slachtoffer] aangewezen,
zulks terwijl die [slachtoffer] haar, verdachtes, echtgenoot was;
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk tijdens de voor de nachtrust
bestemde uren in een woning aan de [adres], tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen en/of twee, in ieder
geval een gsm(s) en/of drie armbanden, althans twee, in ieder geval een gouden
armband(en) en/of een (zilverkleurige) armband
en/of een horloge en/of sleutels en/of een doos en/of een scheerapparaat en/of
een tasje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [slachtoffer] vastgrijpen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het
be(e)n(en) van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
trappen en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen
van die [slachtoffer] boeien en/of vastbinden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] knevelen, althans een (strop)das/stoffen
voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] binden en/of doen en/of een
pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] duwen en/of drukken
en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] trekken en/of doen,
althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de
mond van die [slachtoffer] aanbrengen dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer]
belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] knijpen, althans
drukken en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoeren en/of
- geweld en/of druk uitoefenen op de hals en/of nek en/of kaak van die
[slachtoffer];
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden
[C] en/of [B] op of omstreeks 24 december 2009 te Rijswijk
tijdens de voor de nachtrust bestemde uren in een woning aan de [adres],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een of
meer geldbedragen en/of twee, in ieder geval een gsm en/of of drie armbanden, althans
twee, in ieder geval een gouden armband(en) en/of een (zilverkleurige) armband en/of
een horloge en/of sleutels
en/of een doos en/of een scheerapparaat en/of een tasje, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan die [C] en/of die [B] en/of zijn/hun
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- die [slachtoffer] vastgrijpen en/of
- (meermalen) tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de armen en/of de/het
be(e)n(en) van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
trappen en/of
- met een of meer (electriciteits)snoeren de enkels en/of handen en/of polsen
van die [slachtoffer] boeien en/of vastbinden en/of
- (de mond van) die [slachtoffer] knevelen, althans een (strop)das/stoffen
voorwerp om het hoofd van die [slachtoffer] binden en/of doen en/of een
pannenlap/stoffen voorwerp in de mond van die [slachtoffer] duwen en/of drukken
en/of een (over)hemd over het hoofd van die [slachtoffer] trekken en/of doen,
althans zodanige (stoffen) voorwerpen voor/tegen de neus en/of in/voor de
mond van die [slachtoffer] aanbrengen dat de luchtweg(en) van die [slachtoffer]
belemmerd werd(en) en/of
- in de hals en/of nek en/of de kaak van die [slachtoffer] knijpen, althans
drukken en/of de hals en/of nek en/of kaak van die [slachtoffer] omsnoeren en/of
- geweld en/of druk uitoefenen op de hals en/of nek en/of kaak van die
[slachtoffer];
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden
welk feit zij, verdachte, in de periode van 01 december 2009 tot en met 24
december 2009 te Rijswijk en/of 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland
opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid, middelen of
inlichtingen, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk
- die [C] en/of een of meer van zijn mededader(s) gevraagd naar de woning
van die [slachtoffer] te gaan en/of
- (daarbij) gevraagd om die [slachtoffer] te mishandelen en/of vast te binden en/of
een lesje te leren en/of
- gezegd dat zich in/onder het bed van die [slachtoffer] een groot geldbedrag
bevond en/of
- die [C] en/of een of meer van zijn mededaders naar die woning van die
[slachtoffer] toegereden en/of
- die [C] en/of een of meer van zijn mededaders de sleutel(s) van die
woning van die [slachtoffer] overhandigd en/of
- de woning van die [slachtoffer] aangewezen;
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Verweren - formeel1
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verklaring van [A] van 19 januari 2010 niet voor het bewijs mag worden gebruikt, omdat ze ten onrechte als getuige is gehoord. Ook de verklaring van 30 maart 2010 mag niet gebruikt worden, omdat ze toen niet de cautie heeft gekregen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat hij niet tijdens de politieverhoren van [A] in de verhoorkamer aanwezig mocht zijn, dat inbreuk is gemaakt op het pressieverbod en dat de interne openbaarheid is geschonden door de weigering opheldering te verschaffen over de rol van de gedragsdeskundigen tijdens de verhoren. Dit dient te leiden tot uitsluiting van de ‘uitspraken laatste verhoor juni/juli’.
Ten slotte acht hij de observatie van [A] door het Pieter Baan Centrum in strijd met ‘het verbod op zelf-incriminatie onder dwang’. Dat zou tot gevolg moeten hebben dat het rapport van het Pieter Baan Centrum van de verder besluitvorming wordt uitgesloten.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat geen van de verweren doel treft.
3.3 Het oordeel van de rechtbank.
Het aanvankelijk horen van [A] als getuige, is juridisch niet onjuist nu er op dat moment jegens haar niet meer dan nog niet concreet te onderbouwen vermoedens -“motief gerelateerde bedenkingen”2 –waren. Van een vormverzuim is derhalve geen sprake.
Het gesprek van 30 maart 2010 is niet bedoeld geweest als verhoor van [A], maar als informerend gesprek. De rechtbank gebruikt de inhoud van dit gesprek dan ook niet als bewijs in deze strafzaak. Van enig te compenseren vormverzuim of anderszins geschaad belang is derhalve niet gebleken.
Tijdens het opsporingsonderzoek heeft de raadsman telkens ruim de gelegenheid gehad met [A] te overleggen en heeft hij de verhoren, zij het in een andere ruimte, kunnen volgen. Uit de Nederlandse wet noch uit artikel 6 EVRM, zoals uitgelegd in de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, vloeit een recht op aanwezigheid van de raadsman in de verhoorkamer tijdens een politieverhoor voort.
Voor wat betreft de beweerde schending van het pressieverbod overweegt de rechtbank dat in een verhoorsituatie er een evenwicht tussen enerzijds het verhoren zelf en anderzijds het bedoelde pressieverbod dient te bestaan. De politie heeft bij het verhoren een zekere mate van vrijheid om [A] deugdelijk te kunnen verhoren. De grenzen van die vrijheid zijn in dit geval niet overschrijden, terwijl evenmin blijkt van anderszins ontoelaatbaar handelen door de politie.
Dat er geen helderheid zou zijn gegeven over de rol van de gedragsdeskundigen tijdens de verhoren berust mogelijk op een onjuiste lezing van het dossier. Blijkens het dossier is [A] tijdens het verhoor van 21 juni 2010 expliciet medegedeeld dat “collega’s in de regiekamer twee collega’s zijn die gespecialiseerd zijn op gedragsanalyse”, juist, zo blijkt uit het vervolg, om open kaart te spelen en te laten blijken dat het niet geheim is wie het verhoor volgt.3 Ook verder valt niet in te zien, noch op grond van de inhoud van het verhoor noch in algemene zin, hoe de aanwezigheid van dergelijke collega’s in de regiekamer de belangen van [A] zou hebben geschaad of op welke wettelijke grond die aanwezigheid verboden of ontoelaatbaar zou moeten zijn. Het verweer vindt steun in de feiten noch het recht.
Voorts overweegt de rechtbank dat de plaatsing in het Pieter Baan Centrum, een mogelijkheid voorzien in het Wetboek van Strafvordering, dient ter observatie. Die methode van informatievergaring over de persoonlijkheid van [A] houdt geen dwang in, terwijl die evenmin op enige wijze een behandeling in de zin van artikel 3 EVRM inhoudt. Ook is daarvoor geen medewerking, vrijwillig of onvrijwillig van die persoon nodig.
Ook dit verweer vindt geen steun in het recht en wordt derhalve verworpen.
4. Het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [A] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer] (feit 1 primair). Voorts komt de verdenking er op neer dat [A] zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging plegen van diefstal met geweld, de dood van [slachtoffer] ten gevolge hebbend (feit 2).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat [A] deze feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [A] dient te worden vrijgesproken. Bij de beoordeling van de tenlastelegging zal op de argumenten die de verdediging daaraan ten grondslag heeft gelegd, nader worden ingegaan.
4.3 De beoordeling van de tenlastelegging
INLEIDING
Algemeen
Op 24 december 2009 omstreeks 11.50 uur kwam bij de politie de melding binnen om naar de [adres] in Rijswijk te gaan. Aangekomen op dit adres, dat een appartement gelegen op de derde en vierde (kap-) verdieping betreft, werd het levenloze lichaam aangetroffen van de bewoner: de 54-jarige [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer). Het slachtoffer werd liggend voor zijn bed aangetroffen, gekleed in pyjama, geblinddoekt met een overhemd, met een rood met zwart gestipte pannenlap in zijn mond, een stropdas daarover om het hoofd heen geknoopt, en met zijn handen en voeten samengebonden op zijn rug met elektriciteitssnoeren. De neus werd dusdanig platgedrukt door het om het hoofd geknoopte overhemd dat slechts één neusgat geheel vrij was.4 Er werden geen sporen van braak aangetroffen.5
Bij de woning van het slachtoffer werd gesproken met degene die hem heeft aangetroffen, de zoon van het slachtoffer, de dan 17-jarige [zoon]. [Zoon] verklaarde dat zijn moeder, [A], die bij de woning van het slachtoffer in de auto (een zwarte Chrysler Voyager) bleef wachten, hem die ochtend had gevraagd om bij zijn vader in de woning een kledingstuk op te halen.6 [Zoon] verklaarde onder andere: ‘Toen ik in de woning aankwam en de voordeur opende, rook ik een sterke geur van deodorant of parfum. (…) Toen ik naar boven liep om naar mijn kamer te gaan zag ik dat het licht brandde. Ik rook dat de geur van parfum steeds erger werd. (…) Ik zag dat de slaapkamerdeur van mijn vader open stond. Ik zag dat het licht in zijn kamer brandde. Ik zag vervolgens, via de spiegel in mijn vaders kamer, mijn vader op de grond liggen.7
Sporen
Aan een stekkertje van een van de snoeren waarmee de armen de armen en benen van het slachtoffer waren bijeengebonden, is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen aangetroffen. Dit mengprofiel heeft een match opgeleverd met het DNA van [B], wat duidt op een relatief grote hoeveelheid celmateriaal dat afkomstig kan zijn van [B].
Aan een ander stekkertje van die snoeren, is een DNA-profiel aangetroffen dat een match heeft opgeleverd met het DNA van [C]. De kans dat dit spoor afkomstig is van een willekeurig ander persoon wordt gesteld op minder dan 1 op 1 miljard.8
Verder is van de stropdas die om het hoofd van het slachtoffer was gebonden een DNA-mengprofiel verkregen, wat matcht met het DNA-profiel van [B]. De kans dat dit spoor afkomstig is van een willekeurig ander persoon wordt gesteld op minder dan 1 op 1 miljard.9
Ook is op de achterpand van de pyjamasweater van het slachtoffer een hoofdhaardeel aangetroffen dat matcht met het mtDNA-profiel van zowel [B] als [C]. Alle bloedverwanten in de lijn van de moeder en mogelijk ook een onbekend aantal andere personen hebben ditzelfde mtDNA-profiel. Het deeltje matcht niet met de 576 personen van Afrikaanse origine die in de databank bij het NFI zijn opgenomen. Het is op basis van het onderzoek even waarschijnlijk dat het hoofdhaardeel van [B] afkomstig is als van [C].10
Het schouw- en voorlopige sectierapport
H.N.M.J. van Venrooij, forensisch arts, heeft het lichaam van het slachtoffer op de plaats delict onderzocht en naar aanleiding daarvan een rapportage opgemaakt. Uit dat rapport blijkt het volgende.
Het overhemd was tamelijk strak om het voorhoofd en de ogen gewonden. De stropdas was zeer strak om het hoofd geknoopt en fixeerde de pannenlap strak in de mond. De tong bevond zich relatief ver voor in de mondholte en was door de pannenlap tegen het verhemelte omhoog gedrukt. In de mond werd een bloederige vloeistof aangetroffen. De ogen waren rood geïnjiceerd en bloederig. De lijkvlekken aan het lichaam van het slachtoffer pasten bij de positie van aantreffen. Verder werden door Van Venrooij een heel aantal letsels aan het lichaam van het slachtoffer waargenomen die aanwijzingen vormen voor herhaald uitgeoefend botsend geweld op het lichaam. Die letsels bevonden zich in het gezicht (oogleden, lippen) maar ook op de ledematen en aan de schouder van het slachtoffer. Ten slotte werd een duidelijke stuwing in het hoofd-halsgebied gezien. De voorlopige conclusie van deze forensisch arts luidt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van asfyxie (verstikking).11
Op 25 december 2009 is sectie verricht op het lichaam van het slachtoffer door patholoog A. Maes.12 In het verslag van genoemde datum, met daarin de voorlopige conclusie, komt onder andere het volgende naar voren. Het gelaat was paars gestuwd en bedekt met ingedroogd bloed. Er waren verspreid over het gezicht, de beide armen en het rechterbeen veel blauwe plekken en huidkneuzingen te zien. Er waren in het onderhuidse vetweefsel van de onderkaak en in de lange halsspieren bloeduitstortingen en daarbij was waarschijnlijk het rechter hoorntje van het tongbeen gebroken. Deze letsels zijn het gevolg van bij leven opgelopen samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals en mondbodem. Ze kunnen zijn veroorzaakt tijdens het knevelen als het slachtoffer weerstand heeft geboden.
Het overlijden kan goed worden verklaard door verstikkingsverschijnselen als gevolg van omsnoerend en/of samendrukkend geweld op de hals. Waarschijnlijk heeft de knevel in de mond aan het optreden van verstikkingsverschijnselen bijgedragen.
Voorlopige conclusie is dat het slachtoffer is overleden door verstikking als gevolg van omsnoerend en/of samendrukkend geweld op de hals. Het is niet uigesloten dat het knevelen van de mond aan de verstikkingsverschijnselen en dus aan het overlijden heeft bijgedragen.
VERKLARINGEN
[A]
[A] heeft zich op haar zwijgrecht beroepen. Bij de hieronder weergegeven verklaringen stelt de rechtbank voorop dat [A] door [B], [C] en [D] is herkend als de vrouw waarover zij in hun respectieve verhoren hebben verklaard.13 Op basis hiervan staat voor de rechtbank vast dat waar [B], [C], [D] en [E] verklaren over ‘de vrouw’ dat ze op [A] doelen.
Ontmoeting met [A]
[E] heeft verklaard dat hij in de nacht van 23 op 24 december 2009, tussen 02.00 en 03.00 uur, [A] ontmoette.14 [E] werd door [A], die achter het stuur in een auto zat, aangesproken op straat. [A] zou hem de weg hebben gevraagd. Hierop zou [E] hebben voorgesteld beltegoed voor zijn telefoon te kopen zodat ze de persoon waar zij naar toe moest, kon bellen. [E] is in de auto gestapt en samen zijn zij naar een benzinestation gereden waar [E] beltegoed heeft gekocht. [A] zou tegen hem hebben gezegd, nadat hij al beltegoed had gekocht, dat zij geen gebruik hoefde te maken van zijn telefoon en zou hem hebben gevraagd waar hij naar toe gebracht wilde worden. [E] zei haar naar de woning van [C] in Moerwijk te rijden. Aangekomen bij de woning van [C], zo verklaart [E], zag hij [D].
[D] verklaart dat [E], die aan de deur kwam van de woning van [C] terwijl [A] in de auto wachtte, hem vertelde dat [A] een dochtertje had en dat dit dochtertje meerdere malen was verkracht door haar ex-man. Hierna hoorde [D] dit verhaal nogmaals, dit keer van [A], nadat hij samen met [E] en [C] naar haar auto was gelopen.15 [D] hoorde dat [A] zei dat haar ex-man ‘een lesje geleerd moest worden’16, dat hij klappen moest krijgen.17 [A] liet een foto van het meisje zien.18
[E] verklaart dat de vrouw vertelde dat iemand haar dochter had verkracht en verklaart verder: ‘Ze vroeg of wij iemand kenden om haar te helpen om de dader te slaan. (…) Hij moest niet gedood worden maar geslagen.’19
[C] verklaart dat [E] met [A] aan de deur kwam van zijn woning, aan de [adres] in Moerwijk. [C] verklaart dat [E] in de woning zei: ‘Nana, ik heb iemand, en zij weet waar geld ligt, zij vraagt of wij iets voor haar willen doen, en dan kunnen wij het geld krijgen.’20 Vervolgens is [C] met [D] en [E] naar beneden gegaan. Daar stond een auto, een familieauto, een Van, donkergrijs of zwart, met een vrouw, [A], erin.21 In de auto hoorde [C] van [A] dat zij een dochtertje had dat een aantal malen was misbruikt door haar ex-man en dat [A] machteloos stond tegenover haar ex-man. [A], zo verklaart [C], wilde haar ex-man ‘een lesje leren’. Verder verklaart [C]: ‘Ze zei tegen mij dat zij een huissleutel had en vertelde hoe de woning eruitzag. Als ik naar binnen wilde gaan dan moest ik de man overmeesteren zodat zij naderhand naar binnen kon gaan en kon doen wat zij wou. (…) De vrouw had gezegd dat zij hem niet wilde vermoorden.’22 De ex-man van [A] moest klappen krijgen.23 Ook heeft [A] gezegd dat de man goede mensenkennis had en goed mensen kon herkennen.24 Verder vertelde [A] volgens [C] dat er geld in de woning van haar ex-man lag, onder het matras van zijn bed, in de slaapkamer. Ze zei dat er duizenden euro’s lagen.25
[C] verklaart dat hij zijn broer [B] belde om hem te vragen waar hij was. [B] bevond zich in de stad. Afgesproken werd dat [B] zou worden opgehaald. [C] is toen, met [D], [E] en [A], naar het centrum gereden.26 [C] voelde zich er prettig bij als ook zijn broer mee zou gaan. [C] zou tegen zijn broer in het Ghanees hebben gezegd: ‘Volgens mij is er geld, ik kom je halen.’ [A] heeft ten overstaan van [B] nogmaals haar verhaal gedaan.27
[B] verklaart dat hij ’s nachts, hij weet niet precies hoe laat, werd opgebeld door zijn broer [C]. [C] zei tegen hem dat ergens geld was en dat hij hem kwam ophalen. Toen hij naar beneden ging zag hij een auto, een busje, met daarin [C], [E], [D] en [A], die achter het stuur zat.28
[B] had zijn tweede broer bij zich, een vuurwapen, toen hij in de auto stapte, aldus [C].29 [B] heeft dit vuurwapen in de auto tevoorschijn gehaald.30 Ook [D] zag het vuurwapen van [B].31 [A], die het vuurwapen zag, zei volgens [C]: ‘Je moet hem niet doodmaken. Alleen vastmaken en slaan. Een lesje leren.’32
[B] kreeg te horen dat [E] de vrouw had ontmoet die avond en dat zij hem verteld had dat haar dochtertje was verkracht door een man. De man moest een lesje geleerd worden. De man moest worden geslagen, maar niet worden doodgemaakt.33 Ook werd verteld dat er geld in het huis van de man lag. Als er geen geld in het huis zou liggen dan zou [A] 10.000 euro betalen aan hen.34 [B] verklaart dat hij sceptisch stond tegenover het verhaal van [A] ten aanzien van de verkrachting van haar dochtertje.35 [C] en [E], later ook [D], probeerden hem te overtuigen om mee te gaan.36 [B] besloot mee te gaan omdat zijn broer [C] per se wilde gaan kijken.37
[C] verklaart dat ze over de streep werden getrokken door de mededeling van [A] dat er onder het matras van het slachtoffer 150.000 euro lag en dat ze dit bedrag mee mochten nemen.38
[E] verklaart eveneens over dit bedrag en dat ze over de streep werden getrokken om in het plan mee te gaan door de belofte dat ze dit geld mochten houden.39
[A] bracht hen naar de woning van het slachtoffer.40
Bij de woning van het slachtoffer
Bij de woning van het slachtoffer heeft [A], zo verklaart [C], aangewezen in welk appartement van de flat haar ex-man woonde, helemaal bovenin, en bij welk portiek ze naar binnen moesten gaan.41 [B] kreeg de sleutel van het appartement overhandigd door [A].42 [E] is bij [A] gebleven.43
[E] verklaart dat [B], [C] en [D] uit de auto stapten en de woning in gingen.44 [B] liep voorop en deed de portiekdeur open waarna zij alle drie naar boven liepen.45 [B] had een pistool bij zich, aldus verklaren [D]46 en [C].47 [A] was hiervan op de hoogte.48 [C] had een mes bij zich. [C] verklaart dat hij van huis een mes had meegenomen, een zakmes met een zwart handvat en dat dit mes zichtbaar was in zijn handen toen hij uit de auto stapte. [A] was ook van het mes op de hoogte.49
Getuige [G1] verklaart dat hij tussen 5.00 uur en 6.00 uur de deur van zijn woning op de [adres] is uitgegaan en dat hij toen op de [adres] in Rijswijk een Chrysler Grand Voyager auto heeft gezien met daarin (dacht hij) een vrouw achter het stuur. Hij heeft de bijrijder in zijn gezicht gekeken en die draaide toen zijn hoofd weg en hield de hand voor zijn gezicht.50
In de woning van het slachtoffer
[B] verklaart dat hij de voordeur van de woning opendeed.51 Achter elkaar, [B], [C], [D], liepen ze door de gang via de trap naar de volgende woonlaag. In de tweede slaapkamer op deze woonlaag troffen zij het slachtoffer.52
In de slaapkamer van het slachtoffer
Het slachtoffer kwam van zijn bed af en begon te schreeuwen.53 Het slachtoffer riep: ‘Wat moeten jullie hier?’54 [C] verklaart tijdens de reconstructie, die ter terechtzitting is getoond, dat [B] het pistool op het hoofd van het slachtoffer richtte en het slachtoffer hiermee bedreigde.55 [C] verklaart dat [B] het slachtoffer met zijn rug naar hen toe draaide zodat hij hen niet kon aankijken, waarbij [B] tegen het slachtoffer zei: ‘Niet kijken’ en ‘Je moet van dat kleine meisje afblijven.’56 Samen met [C] heeft [B] het slachtoffer vastgepakt en naar de grond gebracht. Het slachtoffer lag op zijn buik, met zijn armen op zijn rug. 57 Het slachtoffer stribbelde tegen en bleef struggelen, verklaart [C].58 [B] verklaart dat het slachtoffer in paniek begon te schreeuwen en om hulp wilde roepen en met zijn voeten tegen de kast aan trapte om op die manier omwonenden te alarmeren.59 [C] verklaart tijdens de reconstructie dat het slachtoffer geluid wilde maken en wilde schreeuwen.60 [C] vroeg aan [D] om iets te gaan zoeken om de man mee vast te binden.61 [C] vond dat [D] te lang wegbleef. Hierop heeft [C] een lamp van het nachtkastje gepakt en de draad hiervan om de polsen van het slachtoffer gedaan.62 [D] kwam toen met een elektriciteitsdraad aan die [C] vervolgens met hulp van [D] om de enkels van het slachtoffer heeft vastgemaakt en verbonden met de andere draad.63 [C] heeft bij de reconstructie voorgedaan en verteld op welke wijze het slachtoffer is geboeid.64 [B] hield zijn hand voor de mond van het slachtoffer zodat hij niet zou gaan schreeuwen.65 [E] verklaart van [B] te hebben gehoord dat het slachtoffer hem probeerde te bijten en dat het slachtoffer gilde.66 Vervolgens is er iets in de mond van het slachtoffer geduwd om hem rustig te krijgen. Het slachtoffer werkte hierbij niet mee, [C] verklaart: ‘Hij wou z’n mond niet opendoen dus we hebben z’n mond open gedaan.’67 [C] verklaart dat hij niet meer zeker weet wat er precies in de mond van het slachtoffer is geduwd. Hij noemt een sjaal, een stropdas, sokken of een doek.68 De ogen zijn door [C] bedekt met een om het hoofd geknoopt overhemd.69 Verder is er een stropdas om het hoofd, over de mond, geknoopt.
De toestand van het slachtoffer
Op de vraag in welke toestand zij het slachtoffer hebben achtergelaten verklaren [C], [B] en [D] het volgende. [C] verklaart dat het slachtoffer zwaar ademde: ‘die man maakte geluiden dat hij zwaar ademde’.70 [C] zegt dat hij gecheckt heeft of de man nog ademde.71 [B] verklaart dat hij – bij het verlaten van de slaapkamer72 - gevoeld heeft aan de borst van het slachtoffer of het hart van het slachtoffer nog klopte, dit bleek het geval te zijn. [B] verklaart te hebben gedacht: ‘Die houdt het dadelijk niet lang vol. Dan raakt ie in paniek. Ik denk. Hij had een hartstilstand.’73 [B] vreesde dat het slachtoffer, gezien zijn leeftijd, een hartstilstand zou krijgen. 74 [D] verklaart: ‘Toen ik naar beneden ging, hoorde ik nog dat ‘mm mm’-geluid dus ik wist dat de man nog leefde.’ Wel wist [D] zeker dat het slachtoffer klappen had gehad toen hij hem op de grond zag liggen.75 [D] verklaart dat [B] en [C], toen hij bij het slachtoffer in de slaapkamer stond, breed geworden waren en er anders uitzagen dan toen ze de woning in gingen.76 [E] verklaart dat hem werd gevraagd om te bidden voor het slachtoffer.77
Doorzoeking van de woning: de buit
Een groot geldbedrag, laat staan 150.000 euro, werd noch in de slaapkamer van het slachtoffer, noch elders in de woning aangetroffen. [C] tilde het matras van het bed maar daar lag geen geld. [C] verklaart in de portemonnee van het slachtoffer een bedrag te hebben aangetroffen van 250 euro. [C] heeft, na sokken van het slachtoffer om zijn handen te hebben gedaan om geen vingerafdrukken achter te laten, de rest van de woning doorzocht. 78 [D] heeft dit gezien.79 [B] verklaart in de slaapkamer te hebben gezocht naar geld, maar hij stuitte daarbij alleen in een kast op kerstcadeautjes; in één van de pakjes zat een klein (gouden) armbandje dat hij besloot in zijn zak te stoppen.80 [C] verklaart dat hij 250 euro, twee telefoons en twee armbanden (een zilveren en een gouden) uit de woning heeft meegenomen.81 Ook verklaart hij een oud horloge van het slachtoffer te hebben meegenomen. 82 [E] verklaart dat [D] een scheerapparaat en een cameradoos had meegenomen uit de woning. [E] zag dat het om een elektrisch scheerapparaat in een zwart tasje met een rits ging.83 Ook [B] had gezien dat [D] iets uit de woning had meegenomen. [B] zag dat [D] een zwarte tas bij zich had.84 Uiteindelijk bedroeg de gezamenlijke buit: twee gouden armbanden, een zilveren armband, twee telefoons, een horloge, een scheerapparaat (in een tasje), een cameradoos en een geldbedrag van 250 euro.
In de woning:wegpoetsen van sporen.
[C] verklaart dat hij in de woning mogelijke vingerafdrukken heeft weggepoetst met wc-papier. Hij heeft de binnenkant van de voordeur van de woning, de deurklink en de benedendeur met wc-papier afgeveegd. [C] verklaart: ‘Ik zag [..] ook de hele tijd schoonmaken met wc-papier dus ik nam ook wc-papier in m’n hand en ging ook die dingen schoonmaken die ik had aangeraakt.’ [E] verklaart dat [D] tegen hem zei dat hij ‘vingerafdrukken aan het poetsen was’ voordat hij de auto weer instapte.85 [E] verklaart dat [D] zei dat hij dit met parfum had gedaan.86
In de woning van het slachtoffer zijn op verschillende plaatsen in de woning kleine stukjes papier aangetroffen en op de wc-rol van de wc op de verdieping waar het slachtoffer is aangetroffen, waren rondvormige indrukken aanwezig.87
Terug in de auto
[B] was boos op [A] omdat het geldbedrag dat hen tevoren werd voorgespiegeld, niet in de woning van het slachter werd aangetroffen. 88 Ook was [B] boos op [E] omdat hij hen in contact had gebracht met [A], ‘door jou is deze hele dingen gekomen’.89
Tegen [A] werd door [B] en [C] gezegd dat zij ervoor moest zorgen dat het slachtoffer zou worden losgemaakt. [D] en [E] bevestigen dit.90 [B] verklaart: ‘En ik zeg tegen die vrouw: Je moet die man gaan losmaken. Want het is een oude man.’ Verder verklaart [B]: ‘Ik denk, die vrouw gaat terug om die man los te maken.’91 [C] verklaart: ‘Ik heb haar duidelijk gemaakt dat de man vastgebonden lag en dat zij naar boven moest gaan om hem los te maken. Ik vond het een oude man en zei dit gezien zijn conditie.’92 [D] verklaart ten aanzien van [C] en [B]: ‘Ze vertelden dat de man oud was en dat iemand terug moest om de man vrij te maken van waar hij is. De man lag nog vast. [... ([B]) zei dat de man door één van de familieleden losgemaakt moest worden. (…) De vrouw zei alleen maar oké oké en knikte met haar hoofd.’93
[A] werd, ondanks de hiervoor genoemde zorgen omtrent het slachtoffer, gezegd om alsnog voor een geldbedrag te zorgen. 94 Ze reden met [A] naar een aantal geldautomaten, maar een geldbedrag werd niet opgenomen. Redenen hiervoor die [B], [C], [D] en [E] verklaren te hebben gehoord van [A] waren: de geldautomaat doet het niet en/of de politie zou door de geldopnames zo kort na het gebeuren wellicht vermoedens kunnen krijgen van een verband tussen de twee gebeurtenissen. 95 [D]: ‘Toen zijn we naar het Jonckbloetplein gegaan, naar de ABN-AMRO, maar daar zei de vrouw dat ze toch niet ging pinnen, omdat ze met de politie in de problemen kon komen als die konden zien op welk tijdstip ze had gepind. Ze zei dat ze later langs zou komen om het goed te maken met ons.’96
[E] verklaart dat [D] het telefoonnummer van [A] heeft genoteerd om alsnog geld te kunnen krijgen.97 [D] verklaart het nummer van [A] terug in de auto inderdaad te hebben gevraagd voordat hij werd afgezet op de Assumburgweg. [D] verklaart het nummer in zijn telefoon te hebben bewaard. De reden hiervoor was volgens [D]: ‘Ik ging ervan uit dat stel dat er iets met die man zou gebeurd zijn dan zou ik haar 06-nummer aan de politie kunnen geven.’98 [E] verklaart dat nadat de [A] weg was gereden, hij samen met [D] vanuit een telefooncel contact heeft gezocht met [A] (volgens [E] om na te gaan of [A] het slachtoffer had losgemaakt) hetgeen echter op niets uitliep. [E] verklaart dat, nadat zij waren afgezet op de Assumburgweg de buit op tafel is gelegd en verdeeld.99
[D] verklaart dat hij op 20 januari 2010 om 16.43 uur telefonisch contact heeft gehad met [A]. [D] zei hierin: ‘Met de vriend van Chinaboy. Weet u nog? U moest eh…U…’. [D] ging ervan uit dat [A] en [E] (bijnaam Chinaboy) elkaar al langer kenden.100 [A] heeft bevestigd dat het telefoongesprek heeft plaatsgevonden. Zij vroeg [D] in dit gesprek om zijn nummer.101 Hierop zei [D]: ‘Kunnen we ergens afspreken ofzo, want die jongens die wachten op mij.’102
DOODSOORZAAK
Het definitieve sectierapport van patholoog A. Maes van 2 juni 2010 103 vermeldt opnieuw de letsels die bij het slachtoffer zijn aangetroffen: de blauwe plekken en bloeduitstortingen zijn het gevolg van meermalen, bij leven opgelopen botsend geweld, zoals slaan en stompen. Ook kunnen ze passen bij met kracht knevelen van de mond en het boeien van de enkels en polsen. De bloeduitstortingen in het onderhuidse vetweefsel van de onderkaak en de lange halsspieren en de breuk van het rechter hoorntje van het tongbeen zijn opgelopen bij leven door samendrukkend en of omsnoerend geweld op de hals en de mondbodem.
Het overlijden kan volgens de patholoog worden verklaard door verstikking als gevolg van omsnoerend en of samendrukkend geweld op de hals waarbij de knevel in en voor de mond, door luchtwegbelemmering aan het ontstaan van verstikking kan hebben bijgedragen.
In een brief van 26 augustus 2010 104 heeft patholoog Maes antwoord gegeven op een aantal door de officier van justitie gestelde vragen. Hieruit blijkt dat de letsels in de halsstreek in combinatie met de knevelingen van mond/neusgebied op zich reeds een voldoende voorwaarde vormen voor het intreden van de dood. Het overlijden kan het gevolg zijn geweest van verstikkingsverschijnselen in deze regio.
Ook blijkt hieruit dat het gegeven dat de neus van het slachtoffer werd platgedrukt door de blinddoek op zich luchtwegbelemmering kan hebben opgeleverd en zodoende aan het optreden van verstikkingsverschijnselen kan hebben bijgedragen. Dat de pannenlap tegen de onderzijde van de tong zat en gefixeerd was door een zeer strak rond het hoofd geknoopte stropdas kan eveneens luchtwegbelemmering hebben opgeleverd en zodoende aan het optreden van verstikkingsverschijnselen hebben bijgedragen.
Ook de houding waarin het slachtoffer is aangetroffen kan volgens Maes indirect luchtwegbelemmering hebben opgeleverd, in die zin dat pijn en/of uitputtingsverschijnselen aan de verstikking kan hebben bijgedragen.
Bij dit alles moet worden opgemerkt dat bij het slachtoffer ernstige kransslagaderverkalking van een belangrijke kransslagader aanwezig was en dat de schouwarts Van Venrooij in het schouwrapport heeft opgenomen dat de waargenomen stuwing in het hoofd-halsgebied van het slachtoffer kan passen bij bijkomend hartfalen (in de vorm van een myocardinfarct). Maes heeft met sneldiagnostiek echter geen recent hartinfarct kunnen vinden. Dit sluit optreden van een recent hartinfarct echter niet uit omdat een recent hartinfarct ten minste 2 uur moet zijn overleefd om met sneldiagnostiek zichtbaar te kunnen worden gemaakt. Maes heeft daarover op vragen van de officier van justitie gezegd dat door het afsluiten van de ademweg ook zuurstofgebrek in de vitale organen – zoals het hart – kan ontstaan en een hartinfarct kan optreden.
Anatoom prof. dr. G.J.R. Maat, die in de onderhavige zaak microscopisch onderzoek heeft verricht naar de breuk in het tongbeen105 en heeft vastgesteld dat het tongbeen van het slachtoffer is gebroken aan het rechter hoorntje, heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het tongbeen op zich een sterk botstuk is dat moet zijn gebroken door van beide kanten van de zijkant druk op dat beentje uit te oefenen. Als slechts van een zijde van dat beentje druk wordt uitgeoefend, zal het beentje als een schommel naar de andere kant bewegen. De breuk kan veroorzaakt worden door het aangrijpen van de keel met de volle hand. Hoeveel druk uitgeoefend moet worden, is afhankelijk van de anatomische bouw van de persoon.106 Gelet op de massale bloedextravasatie (te zien door de microscoop) is de breuk bij leven opgelopen.107
Maat heeft verder over de breuk gezegd, dat die bij normale fysiologische omstandigheden zal zijn opgelopen maximaal 6 uur voor het overlijden. Als Maat een intuïtieve uitspraak moet doen, geeft hij aan dat hij denkt dat het breken van het beentje, de daarop volgende stuwing van bloed in het hoofd-halsgebied en overlijden als gebeurtenissen samenvallen in de tijd.108
Verder is van belang dat het tijdstip van overlijden niet berekend is kunnen worden, omdat het uitvoeren van het post mortem interval als onbetrouwbaar werd ingeschat.109
Gelet op de uitspraken en bevindingen van Maes en Maat staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het slachtoffer door verstikking om het leven is gekomen. Deze verstikking is veroorzaakt door een breuk van het tongbeen – met de daarbij behorende bloedstuwing in het hoofdhalsgebied – op zich, dan wel in combinatie met een in de mond gedrukte pannenlap die met een om het hoofd geknoopte stropdas strak tegen de onderzijde van de tong werd gefixeerd en een over de neus gebonden overhemd waarmee één neusgat goeddeels werd platgedrukt. De houding van het slachtoffer, uitputting en pijn kunnen indirect aan de verstikking hebben bijgedragen.
Of de breuk van het tongbeen op zich of in combinatie met andere voornoemde factoren tot verstikking heeft geleid, is niet te zeggen, nu het tijdstip van overlijden niet is komen vast te staan en Maat slechts op basis van zijn intuïtie kan zeggen dat de breuk van het tongbeen (vrijwel) direct tot het overlijden heeft geleid. Gelet op zijn uitspraak bij normale fysiologische omstandigheden, blijft mogelijk dat de breuk in het tongbeen niet direct tot het overlijden heeft geleid. In dat geval zal de knevel en de andere omstandigheden waarin het slachtoffer is achtergelaten aan het proces kunnen hebben bijgedragen.
VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HET OVERLIJDEN
Ten aanzien van het overlijden van het slachtoffer overweegt de rechtbank dat hij op 24 december 2009 is aangetroffen met een overhemd om het hoofd geknoopt en met in zijn mond een rood met zwart gestipte pannenlap die in de mond werd gefixeerd door een eveneens om het hoofd geknoopte stropdas. Een deel van het overhemd zat onder of tussen de omwentelingen van de stropdas.110 De deskundigen van het NFI verbinden hieraan de conclusie dat aannemelijk is dat eerst het overhemd en vervolgens de stropdas om het hoofd van het slachtoffer werd geknoopt.111
In de mond van het slachtoffer is verder een wat bloederige vloeistof aangetroffen en ook de ogen van het slachtoffer waren bloederig.112 Er waren scheuren en bloeduitstortingen in het mondslijmvlies en aan de binnenzijde van de lippen.113 De bloederige vloeistof in de mond en de bloederige substantie bij de ogen bevonden zich onder de pannenlap en onder het overhemd.114 Dit rechtvaardigt de conclusie dat bloed bij de ogen terecht is gekomen voordat het overhemd om het hoofd werd geknoopt en dat bloed in de mond terecht is gekomen voordat of terwijl de met de stropdas gefixeerde pannenlap in de mond werd aangebracht. Arts en patholoog van het NFI A. Maes heeft verder aangegeven dat niet is uit te sluiten dat de door haar geconstateerde bloeduitstortingen in de lange halsspieren beiderzijds, in het onderhuids vetweefsel van de onderkaak en in het tongslijmvlies, alsmede het gebroken tongbeen, zijn ontstaan nadat het slachtoffer werd vastgebonden en gekneveld. Zij acht echter minder waarschijnlijk dat het mondslijmvlies door van buiten komend geweld beschadigd is geraakt nadat de pannenlap in de mond werd aangebracht omdat deze knevel het mondslijmvlies en de weke delen daarvan moet hebben gefixeerd.115 Deze bevindingen en conclusies en deze visie van de patholoog maken aannemelijk dat het geweld op het slachtoffer is toegepast voor en/of bij het ombinden van (eerst) het overhemd, het duwen van de pannenlap in de mond en (daarna) het ombinden van de stropdas.
Voor de rechtbank staat – gelet op de bevindingen van de deskundigen over alle letsels in het gezicht, aan de keel en over het verdere lichaam en onder verwijzing naar de doodsoorzaak – vast dat ten opzichte van het slachtoffer hevig geweld is gebruikt voordat hij kwam te overlijden. Evenzeer staat vast dat [B], [C] en [D] de woning zijn ingegaan en daar de gewelddadige confrontatie met het slachtoffer hebben gezocht. Ze hebben het slachtoffer bedreigd, aan polsen en enkels geboeid, met het overhemd geblinddoekt en met een stuk textiel en een stropdas gekneveld. Voor een ander scenario dan dat [B], [C] en [D] het slachtoffer hebben geboeid, geblinddoekt en de rood met zwart gestipte pannenlap in de mond van het slachtoffer hebben geduwd en deze met de stropdas strak tegen de onderzijde van de tong hebben gefixeerd, laat het dossier geen ruimte. De rechtbank gaat er ook zonder meer van uit dat het uiteindelijk fatale geweld door [B], [C] en [D] is uitgeoefend.
[A] heeft zich op haar zwijgrecht beroepen. Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [B], [C], [D] en [E] over het aandeel en de rol van [A] onderling tegenstrijdigheden bevatten en zo onwaarschijnlijk zijn, dat daarmee de geloofwaardigheid van die verklaringen is aangetast. Daarbij komt volgens de verdediging dat de tijd die is verstreken na 24 december 2009 en voor de dag van aanhouding van [B], [C], [D] en [E], dusdanig lang is dat zij hun verklaringen op elkaar kunnen hebben kunnen afstemmen. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Ondanks het zwijgen van [A] gaat de rechtbank er vanuit dat zij in de nacht van 23 op 24 december 2009 [E] heeft aangesproken en hem bij of vlak na die ontmoeting heeft verteld dat zij het slachtoffer – haar van tafel en bed gescheiden echtgenoot – een lesje wilde leren omdat hij haar dochter zou hebben verkracht en dat zij in ruil voor hulp geld in het vooruitzicht stelde. [E] heeft [A] daarop in contact gebracht met [C] en daarmee ook met [D] en [B], die [E] kent. Bij de woning van [C] zijn [C] en [D] in de auto gestapt om mee te gaan naar de woning van het slachtoffer. In de auto is gebeld naar [B] en ook hij is door [A] opgehaald. [A] is daarna samen met [C], [B], [D] en [E] naar de woning van het slachtoffer gereden. In de auto is gesproken over de reden van het bezoek aan de woning van het slachtoffer. [A] heeft over de woning verteld. Het slachtoffer zou thuis zijn en boven in zijn slaapkamer liggen te slapen. Bij wat moest worden verstaan onder het slachtoffer ‘een lesje leren’ is expliciet gesproken over het slaan van het slachtoffer, dat hij moest worden overmeesterd en dat hij moest worden vastgebonden en geblinddoekt. Het slachtoffer zou volgens [A] goed mensen kunnen herkennen. Om de anderen te overtuigen de woning binnen te gaan, heeft [A] ook verteld over een groot geldbedrag dat in de woning van het slachtoffer te vinden zou zijn. Hij moest niet worden gedood maar wel zodanig achtergelaten dat [A] met hem zou kunnen doen wat zij wilde. Aldus was het de bedoeling het slachtoffer te overweldigen en hem machteloos achter te laten. [A] heeft de sleutels gegeven die toegang gaven tot de woning van het slachtoffer. Nadat [B], [C] en [D] de auto hadden verlaten en de woning hadden betreden, is [A] met [E] in de auto blijven zitten en heeft ze op hen gewacht. Gezamenlijk zijn zij in de auto van [A] vertrokken en [A] heeft iedereen thuis afgezet.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat na het ontdekken van het levenloze lichaam van het slachtoffer onderzoek is gedaan naar het telefoonverkeer in de directe omgeving van zijn woning in de nacht van 23 op 24 december 2009. Dit onderzoek heeft gegevens opgeleverd die een verband leggen tussen de plaats delict, ‘de Ghanezen’ ([B], [C], [D] en [E]) en [A]. Op grond van de historische telefoongegevens is komen vast te staan dat [D], althans iemand met de telefoon van [D], in de avond van 24 december 2009 [A] op haar mobiele telefoonnummer heeft getracht te bereiken. Een gesprek is echter niet tot stand gekomen.116
Op 20 januari 2010 is wel een telefonisch gesprek tussen [D] en [A] tot stand gekomen. Op die dag om 16.44 uur belde [D] vanuit een telefooncel naar [A] en zei haar: “Met de vriend van Chinaboy. Weet u nog? U moest eh… U..” Daarop zegt [A]: “Mag ik jouw nummer hebben?” En dan zegt [D]: “Kunnen we ergens afspreken ofzo, want die jongens die wachten op mij.” Vast staat dat [E] ook Chinaboy wordt genoemd.117 De rechtbank maakt uit dit telefoongesprek op dat [D] er vanuit ging dat met het duiden van de naam Chinaboy voor [A] duidelijk zou moeten zijn met wie zij zou spreken. Dit ondersteunt de verklaringen van [C], [D] en [E] over de rol van [E] als eerste contactpersoon tussen [A] enerzijds en [B], [C] en [D] anderzijds. Opvallend is dat [A] vanaf dat gesprek nagenoeg geen gebruik meer heeft gemaakt van deze telefoonaansluiting.118
Verder staat voor de rechtbank vast dat – voor zover [A] daarover een verklaring heeft afgelegd – zij heeft gelogen over waar zij de avond van 23 december 2009 en de nacht van 23 op 24 december 2009 was en wat zij zou hebben gedaan. [A] heeft verklaard dat zij met haar dochter [dochter] in het centrum van Den Haag heeft gewinkeld en na 22.00 uur naar huis is gegaan.119 [Dochter] heeft echter verklaard dat zij [A] wel even in de stad heeft gezien maar de avond niet met haar heeft doorgebracht.120 [Zoon] en [zoon vriend] (de zoon van haar vriend [vriend]) hebben bovendien verklaard dat toen zij na middernacht naar bed zijn gegaan, [A] (nog) niet thuis was.121 [Vriend] heeft verklaard dat hij [A] in de avond van 23 december 2009 heeft gesproken en dat zij vertelde dat zij met [vriendin] – een vriendin – nog wat was gaan drinken maar dat [vriendin] niet goed was geworden en dat [A] haar naar het ziekenhuis had moeten brengen.122 Die vriendin is door de politie gehoord en heeft verklaard dat zij [A] niet heeft ontmoet op 23 december 2009 en dat zij al helemaal niet in een ziekenhuis is geweest die avond.123
Wel is door [getuige 1] tussen 5.00 en 6.00 uur in de directe nabijheid van de woning van het slachtoffer een auto van het merk Chrysler Voyager gezien. De auto van [vriend], die [A] vaak en zo ook in de avond van 23 december 2009 gebruikte, past geheel in de omschrijving van de auto die [getuige] heeft gezien.124
De rechtbank acht de verklaringen van [B], [C], [D] en [E] over de betrokkenheid en de rol van [A] ook om andere redenen geloofwaardig. Zij hecht waarde aan de verklaringen van [C]. Dit is ingegeven door het feit dat [C] met zijn verklaringen zichzelf maar ook zijn broer [B] belast, terwijl de inhoud van zijn verklaringen steeds in grote lijnen consistent zijn geweest. Hij belast [B] zelfs op een punt waar [B] zelf niet over wil verklaren, namelijk dat [B] een wapen bij zich droeg en dat ook heeft gebruikt. De verklaringen van [C] worden ook op veel punten ondersteund door de verklaringen van [B], [D] en [E] (wat betreft die laatste twee enkel voor zover het niet hun eigen betrokkenheid betreft), door de bevindingen van het NFI en andere onderzoeken aan het lichaam van het slachtoffer en op de plaats delict. Voorts is [A] door [C], [D] en [B] herkend.
Het scenario, dat [B], [C] en [D], wellicht samenspannend met een ander dan [A], naar de woning van het slachtoffer zouden zijn gegaan, daar het slachtoffer zouden hebben overvallen, om vervolgens [A], die ze in het geheel niet zouden kennen, als kwade genius aan te wijzen, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Het zou immers erg toevallig zijn dat ze dan juist de van tafel en bed gescheiden echtgenote zouden aanwijzen. Dat die [A] met ‘psychische kinderen’ werkte, zoals een aantal verdachten verklaren, hetgeen in lijn ligt met het beeld dat [A] bij anderen over zichzelf schetste,125 zou dan helemaal een gelukkige gok zijn geweest. Ook blijft in dat scenario onverklaard hoe de drie zonder braaksporen midden in de nacht zowel de portiekdeur als de flatdeur hebben geopend. Ook passen de bovengenoemde telefooncontacten met [A] niet in dat scenario.
Zelf heeft [A] – gebruik makend van haar zwijgrecht – geen enkel aanknopingspunt gegeven voor een ander scenario en ook de leugenachtigheden niet verklaard.
Op grond van het hiervoor overwogene gaat de rechtbank voorbij aan hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht en is zij van oordeel dat [A] verantwoordelijk kan worden gehouden voor het overlijden van het slachtoffer. Op welke wijze zij daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden, zal bij de kwalificatie van het handelen nader aan de orde komen.
KWALIFICATIE VAN DIT HANDELEN
Voorwaardelijk opzet
Met de officier van justitie neemt de rechtbank aan dat het overlijden van het slachtoffer niet het doel van de handelingen ten opzichte van het slachtoffer zijn geweest. Voor het bestaan van boos opzet bevat het dossier of het verhandelde ter terechtzitting geen aanwijzing.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘opzettelijk’ is deze vorm van opzet ook niet vereist. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bewust de aanmerkelijke kans is aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van voornoemd handelen zou komen te overlijden.
Voor een bevestigend antwoord op die vraag is allereerst nodig dat de kans op overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was te achten. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat het belemmeren van de ademhaling door de mond en het daarbij grotendeels belemmeren van de ademhaling door de neus, zeker als dat is veroorzaakt door met geweld aangebrachte knevels, kan resulteren in de dood van degene waarop dit geweld is toegepast en bij wie de knevels zijn aangebracht. Nu de aard van het toegepaste geweld op de keel dusdanig moet zijn geweest dat het tongbeen van het slachtoffer werd gebroken, lag het feit dat het slachtoffer kon komen te overlijden des te meer in de lijn der verwachting. Prof. dr. G.J.R. Maat, forensisch antropoloog en arts-anatoom, heeft over het tongbeen verklaard dat het tongbeen op zich een sterk botstuk is, dat slechts kan worden gebroken door van beide kanten op het tongbeen druk uit te oefenen. Ook heeft hij verklaard dat als het beentje breekt, bloed in het hoofdhalsgebied gaat stuwen, hetgeen tot het overlijden zal lijden.126 Door het slachtoffer voorts (bijeen)gebonden aan polsen en enkels achter te laten, is hem ook elke kans zichzelf te bevrijden of hulp in te schakelen ontnomen. De kans op overlijden was naar algemene ervaringsregels aldus aanmerkelijk te achten.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor de vaststelling dat [A] zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans niet alleen vereist dat zij wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden, maar ook dat zij die kans heeft aanvaard, op de koop heeft toegenomen. Ook aan deze voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
Voor de rechtbank staat vast dat [A], [E], [B], [C] en [D] in de nacht van 23 op 24 december 2009 naar de woning van het slachtoffer zijn gereden. Voor alle aanwezigen in de auto is duidelijk geweest wat de bedoeling van het nachtelijk bezoek aan het slachtoffer was. Hem moest een lesje worden geleerd. Daarbij is expliciet gesproken over slaan, overmeesteren en vastbinden. Het slachtoffer zou goed mensen kunnen herkennen. Hem moest duidelijk worden gemaakt wat hij had gedaan. Hij moest zodanig worden achtergelaten dat [A] met hem kon doen wat zij wilde. Aldus was het de bedoeling het slachtoffer te overmeesteren en machteloos achtergelaten. [B], [C] en [D] zijn gewapend met een vuurwapen en een mes de woning ingegaan. [A] was op de hoogte van dit vuurwapen. In de woning is het slachtoffer onder bedreiging van dit vuurwapen op een gewelddadige wijze vastgepakt, naar de grond gewerkt, geboeid, geblinddoekt en gekneveld zoals hiervoor is omschreven..
De rechtbank leidt uit deze gang van zaken af dat [A] zich terdege bewust moet zijn geweest van de risico’s die de voorgenomen gewelddadige benadering van het slachtoffer met zich zou brengen. [A] wist dat [E] haar bracht naar mannen die haar konden helpen bij het vervullen van haar wens het slachtoffer een lesje te leren. Zij kende deze mannen niet, terwijl duidelijk was dat zij niet voor ernstig geweld terugdeinzen. [A] heeft vervolgens gezien dat [B], [C] en [D] onder meer met een vuurwapen de flat binnengingen. Zij wist ook dat het doel – haar eigen doel – mede was om het slachtoffer te overweldigen en machteloos achter te laten en in de auto is expliciet over geweldshandelingen gesproken; zij wist zodoende ook dat een fysieke confrontatie zou plaatsvinden. Het ligt dan eveneens in de lijn der verwachting dat het slachtoffer zich zal verzetten en om hulp zal schreeuwen en dat – om het gestelde doel te bereiken – hem (ook) met geweld de mond moet worden gesnoerd. [A] heeft derhalve, zeker gelet op de aanwezigheid van het vuurwapen de kans op ernstig, mogelijk dodelijk geweld en de daarbij horende risico’s welbewust aanvaard.
Dat [A] zich bewust moet zijn geweest van de risico’s van het handelen, volgt ook uit het gegeven dat is gesproken over hetgeen was voorgevallen in de woning, dat haar meermalen is gezegd dat het slachtoffer los gemaakt moest worden, dat [B] en [C] het een oude man vonden en dat tegen [E] is gezegd dat hij voor de man moest bidden. Door het slachtoffer desondanks machteloos en hulpeloos achter te laten, heeft [A] in elk geval op de koop toe genomen dat het slachtoffer niet (tijdig) uit zijn benarde positie zou worden bevrijd.
De conclusie moet dan ook zijn dat [A] willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Voorbedachte raad
Voor bewezenverklaring van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ is voldoende dat [A] de tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis en gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Zoals hiervoor is overwogen acht de rechtbank bewezen dat het [A] zelf was die op enig moment heeft bedacht dat het slachtoffer een lesje moest worden geleerd. Daartoe heeft zij contact gezocht met [E]. Zij heeft tegen [E] en later ook tegen [C] en [D] verteld over een verkrachting van haar dochter door het slachtoffer, om welke reden hem ‘het lesje zou moeten worden geleerd’. In de auto op weg naar de woning van het slachtoffer is een en ander nader besproken. De voor het slachtoffer fatale handelingen zijn verricht ter uitvoering van dat plan, waarvan het overweldigen van het slachtoffer en machteloos achterlaten deel uitmaakten. Het besluit het slachtoffer op een fysiek confronterende wijze te benaderen om hem te overweldigen en machteloos achter te laten, is daarom niet het gevolg geweest van een opwelling. Niet enkel is er een vooropgezet plan geweest, dat [A] heeft bedacht - hoogstwaarschijnlijk al voordat ze [E] die avond ontmoette en het plan uit de doeken deed -, maar ook heeft zij, gelet op het tijdsverloop tussen het moment waarop zij [E] heeft aangesproken en de confrontatie van het slachtoffer met [B], [C] en [D], voldoende gelegenheid gehad tot nadenken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is gehandeld met voorbedachte raad.
Concluderend volgt uit het voorgaande dat [A] de tijd heeft gehad zich te beraden op de voorgenomen uitvoeringshandelingen en dat zij bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Het aannemen van voorwaardelijk opzet sluit voorbedachte raad niet uit.
Medeplegen
Voor de rechtbank staat vast dat er tussen [C], [B] en [D] gedurende het gehele tijdsbestek sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. [C] en [B] hebben het slachtoffer vastgegrepen en elkaar geholpen het slachtoffer op de grond te werken, het overhemd over zijn hoofd te knopen en de pannenlap met de stropdas in de mond te fixeren. [C] heeft met hulp van [D] de polsen en enkels van het slachtoffer met verschillende snoeren geboeid en vastgebonden. Bij dit alles is – gelet op de bevindingen van de deskundigen – geweld toegepast in de vorm van slaan, stompen, schoppen en/of trappen tegen het gezicht, het hoofd, de armen en de benen van het slachtoffer en er is zodanig geweld en/of druk op de hals van het slachtoffer uitgeoefend dat zijn tongbeen is komen te breken. De rechtbank acht niet van belang dat niet duidelijk is kunnen worden wie de mogelijk op zichzelf staande fatale handeling van het breken van het tongbeen heeft verricht.
[E] heeft als eerste van [A] vernomen dat zij het slachtoffer een lesje wilde leren omdat hij haar dochter zou hebben verkracht en hij heeft [A] daarop naar de woning van [C] gebracht. Hij is vervolgens samen met [A], [C], [B] en [D] naar de woning van het slachtoffer gereden en [E] is de gehele tijd dat werd gesproken over de reden van het bezoek aan de woning van het slachtoffer en hetgeen daar met het slachtoffer zou moeten gaan gebeuren, aanwezig geweest. Nadat [B], [C] en [D] de auto hadden verlaten en de woning hadden betreden, is hij met [A] in de auto blijven zitten om hen op te wachten. Toen [B], [C] en [D] terug waren in de auto is ook gesproken over hetgeen was voorgevallen en heeft [E] vernomen dat [B] en [C] vonden dat het slachtoffer zo niet achter kon blijven en moest worden losgemaakt. Het zou gaan om een oude man en [E] moest voor hem bidden.
Niettegenstaande het feit dat [E] aldus geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, is de rechtbank op grond van het voorgaande in samenhang bezien van oordeel dat [E] dusdanig bij het plan betrokken is geweest dat sprake is van medeplegen. Het cruciale deel van de nacht is als groep doorgebracht, [E] is verantwoordelijk voor het bijeen brengen van die groep en hij is daar deel van blijven uitmaken. Hij heeft zich op geen enkel moment – ondanks het feit dat hij volledig op de hoogte was van de plannen en hetgeen in de woning zou zijn voorgevallen – van de groep gedistantieerd.
Voor [A] geldt dat het plan om met vier mannen in de nachtelijke uren naar de woning van het slachtoffer te gaan zodat hem een lesje kon worden geleerd, in haar hoofd is ontstaan. Mogelijk is dat plan in de auto met de vier mannen nader uitgewerkt, maar zij heeft het initiatief genomen, heeft de mannen overgehaald voor haar de woning in de gaan, heeft hen naar de woning toe gereden, over het slachtoffer verteld, heeft de mannen de sleutel van de woning gegeven en is op hen blijven wachten. Zij is het brein achter en de organisator van hetgeen met het slachtoffer is gebeurd. Dit brengt haar rol als medepleger naar oordeel van de rechtbank automatisch met zich.
DIEFSTAL MET GEWELD EN MET DE DOOD ALS GEVOLG
De rechtbank acht ook bewezen dat [A] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en met de dood als gevolg. Hiervoor wordt allereerst verwezen naar hetgeen hiervoor aan bewijsmiddelen is weergegeven en is overwogen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, ook ten aanzien van de rol van [B], [C], [D], [E] en [A]. In aanvulling daarop wordt het volgende in aanmerking genomen.
[E] heeft aangebeld bij [C] – waar [D] ook aanwezig was – met het verhaal dat [A] problemen had met haar ex-man en dat hem een lesje moest worden geleerd. Ook vertelde [E] dat in ruil voor hulp geld te verdienen zou zijn. Het kan niet anders dan dat [E] dit van [A] moet hebben vernomen. Om de anderen te overtuigen mee te gaan naar de woning en de woning binnen te gaan, heeft [A] in de auto verteld dat een groot geldbedrag in de woning van het slachtoffer te vinden zou zijn. Dit maakt dat [A] wist dat geldelijk gewin voor [B], [C], [D] en [E] de enige reden was om met haar mee te gaan en de woning binnen te gaan. Dat geldelijk gewin van wezenlijk belang was, blijkt ook uit de geuite woede terug in de auto over het feit dat een groot geldbedrag niet in de woning werd gevonden en het feit dat [A] nu geld moest betalen. [A] kende dan ook niet alleen de gewelddadige bedoeling, maar ook de bedoeling om te stelen. Zij had zelfs € 150.000,- voorgespiegeld om de anderen over te halen.
[C] heeft in de woning een geldbedrag uit de portemonnee van het slachtoffer gepakt, een gouden en een zilveren armband bij zich gestoken, alsmede twee mobiele telefoons. [B] heeft een gouden armband meegenomen uit de woning. [D] heeft de woning verlaten met een doos, een scheerapparaat en een tasje van het slachtoffer. De voorgenomen diefstal is, hoewel de € 150.000,- niet in de woning werd gevonden, derhalve voltooid.
Verder overweegt de rechtbank dat waar de opzet op de dood van het slachtoffer bewezen wordt verklaard, dat niet uitsluit dat eveneens bewezen wordt verklaard dat dezelfde uitvoeringshandelingen, maar dan in het kader van een diefstal met geweld, ook objectiveerbaar de dood van het slachtoffer tot gevolg hebben gehad.
SAMENLOOP
De rechtbank is van oordeel dat aan voornoemde misdrijven (het medeplegen van moord en het medeplegen van diefstal met geweld die de dood ten gevolge heeft gehad) feiten ten grondslag liggen die als op zichzelf staande handelingen moeten en kunnen worden beschouwd. Hierbij is van belang dat deze misdrijven elk een ander rechtsbelang beschermen, te weten het beschermen van het menselijk leven enerzijds en het beschermen van eigendom anderzijds. Hoewel deze misdrijven de geweldshandelingen ten opzichte van het slachtoffer gemeenschappelijk hebben, zijn voor het wegnemen van goederen van het slachtoffer nog op zich staande handelingen verricht die niets te maken hebben met het misdrijf medeplegen van moord. De regeling van meerdaadse samenloop is dan ook van toepassing. Nu de maximumstraf op moord een levenslange gevangenisstraf is, zal die conclusie verder geen gevolgen hebben voor enige in het kader van de strafmaat te nemen beslissing.
4.4 De bewezenverklaring
Ten aanzien van [A] wordt, gelet op het voorgaande, bewezen verklaard dat:
1.
zij op 24 december 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en haar mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] vastgegrepen en
- (meermalen) tegen het gezicht en het hoofd en de armen en de benen van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en
- met electriciteitssnoeren de enkels en polsen van die [slachtoffer] geboeid en vastgebonden en
- een stropdas om het hoofd van die [slachtoffer] gebonden, en een pannenlap in de mond van die [slachtoffer] geduwd en een overhemd over het hoofd van die [slachtoffer] gedaan, en
- de hals van die [slachtoffer] omsnoerd en
- geweld en druk uitgeoefend op de hals en kaak van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
zij op 24 december 2009 te Rijswijk tijdens de voor de nachtrust bestemde uren in een woning aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en twee gsms en twee gouden armbanden en een zilverkleurige armband en een horloge en een doos en een scheerapparaat en een tasje, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden welk geweld bestond uit het
- die [slachtoffer] vastgrijpen en
- (meermalen) tegen het gezicht en het hoofd en de armen en de benen van die [slachtoffer] slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en
- met electriciteitssnoeren de enkels en polsen van die [slachtoffer] boeien en vastbinden en
- een stropdas om het hoofd van die [slachtoffer] binden en een pannenlap in de mond van die [slachtoffer] duwen en een overhemd over het hoofd van die [slachtoffer] doen, en
- de hals van die [slachtoffer] omsnoeren en
- geweld en druk uitoefenen op de hals en kaak van die [slachtoffer];
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de verdachte
[A] is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
7. De straf/maatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [A] ter zake van het haar bij dagvaarding onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en voorts de maatregel van TBS met dwangverpleging.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en is dus tot de conclusie gekomen dat geen straf op zijn plaats is. Verder heeft de verdediging bepleit dat de maatregel van TBS met dwangverpleging aan [A] niet kan worden opgelegd en dat het gegeven dat zij zich op haar zwijgrecht heeft beroepen, niet tegen haar kan worden gebruikt.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [A], zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
In de nacht van 23 op 24 december 2009 heeft [A] [E] op straat aangesproken en in haar auto meegenomen. Zij vertelde hem het verhaal over haar ex-man die ontucht met haar dochtertje gepleegd zou hebben en die ze een lesje wilde leren. Samen hebben ze drie bekenden van [E] – [B], [C] en [D] – opgehaald. Het verhaal is ook aan hen verteld. Toen de anderen onvoldoende gemotiveerd leken om het slachtoffer, haar van tafel en bed gescheiden echtgenoot, een lesje te gaan leren, heeft zij hen € 150.000,- in het vooruitzicht gesteld, die in de woning van het slachtoffer te vinden zou zijn. In de auto is gesproken over wat hem zou moeten worden aangedaan zoals slaan, blinddoeken en vastbinden. [A] heeft de anderen informatie gegeven over de woning en de slaapkamer en heeft hen de sleutel van die woning meegegeven. Terwijl [B], [C] en [D] boven in de woning waren, heeft zij samen met [E] in de auto gewacht. Haar is verteld hoe het slachtoffer is achtergelaten waarna ze gevijven weer zijn weggereden en [A] de anderen thuis heeft afgezet. Op geen moment heeft ze de tegen het slachtoffer gerichte acties afgebroken of hulp voor hem geregeld.
Het kan niet anders dan dat het slachtoffer doodsangsten heeft uitgestaan, voordat hij overleed. Die zullen niet alleen veroorzaakt zijn door het feit dat midden in de nacht drie onbekende mannen in zijn slaapkamer stonden en door de bedreiging met een vuurwapen, maar ook door het fysieke geweld, het boeien en aan elkaar binden van de polsen en de enkels alsmede door het blinddoeken en knevelen van het slachtoffer. Hoewel onduidelijk is gebleven hoe het slachtoffer precies is mishandeld, vast staat dat zijn tongbeentje is gebroken en dat onder het genoemde overhemd bloed van hem is aangetroffen. Het vastbinden en met name ook de wijze waarop dat is gebeurd, moet bijzonder beangstigend zijn geweest en een sterk gevoel van machteloosheid hebben gegeven. De knevel en de blinddoek lieten uiteindelijk slechts één neusgat open waardoor het slachtoffer nog kon ademen, zodat de angst door benauwdheid moet zijn versterkt.
[A] heeft het geweld tegen het slachtoffer beraamd en heeft ook bij de uitvoering daarvan een leidende rol gehouden. Zij is het geweest die [E] heeft bewogen de anderen bijeen te brengen. Vast is komen te staan dat [A] geen andere dochter heeft dan haar dochter [dochter]. Die dochter weet niets van misbruik door het slachtoffer, zodat het niet anders kan dan dat [A] een verzonnen verhaal heeft gebruikt om [E], [B], [C] en [D] haar plan te laten uitvoeren. In de woning was ook geen groot geldbedrag te vinden. Zodoende heeft zij de anderen met leugens en valse beloften tot hun daden gebracht. Al haar eigen daden en inlichtingen waren essentieel voor de voltooiing van de feiten. Haar plannen, haar bewuste keuzes en haar acties hebben uiteindelijk tot de dood van het slachtoffer geleid.
Uit het voorgaande komt een beeld van [A] naar voren als een koelbloedige vrouw, die geen middel schuwt om haar doel te bereiken. Even koelbloedig als ze [E], [B], [C] en [D] opstookte, hun gang liet gaan en wegbracht, is ze de volgende ochtend met haar zoon naar de woning van zijn vader gereden. Daar heeft ze hem, terwijl ze wist wat er zich in de woning had afgespeeld, naar boven laten gaan. Haar zoon heeft zijn overleden vader in gebonden en geknevelde toestand aangetroffen.
[A] heeft, hoewel daartoe ook ter zitting meermalen nadrukkelijk uitgenodigd, geen inzicht willen geven in haar rol bij de feiten, in haar visie daarop of in haar persoonlijke omstandigheden. Dit op zich gerechtvaardigd gebruik van haar zwijgrecht heeft tot gevolg dat ze geen ander beeld van zichzelf heeft geschetst dan uit het dossier naar voren komt en daarin geen nuancering heeft aangebracht.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende [A] van 6 mei 2010, waaruit blijkt dat ze niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
[A] is van 30 september 2010 tot 18 november 2010 opgenomen geweest in het Pieter Baan Centrum (PBC) in Utrecht. Psychiater J.H. van Renesse en psycholoog J. Heerschop hebben op 29 december 2010 rapport uitgebracht. Daaruit blijkt dat [A] heeft geweigerd aan enig onderzoek mee te werken. Ook het milieuonderzoek heeft bij gebrek aan medewerking van de personen uit haar omgeving niet meer ingehouden dan een dossieronderzoek.
De deskundigen komen niet verder dan het formuleren van de hypothese dat [A] een borderline persoonlijkheidsstoornis zou hebben. Door haar weigering mee te werken is die hypothese bevestigd noch ontkracht kunnen worden. De aan de deskundigen van het PBC gestelde vragen, onder andere over de toerekeningsvatbaarheid zijn onbeantwoord gebleven.
De rechtbank heeft kennis genomen van de verdere inhoud van het rapport en ziet geen grond om [A] anders dan volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank rekent [A] haar rol als brein achter de gruwelijke feiten bijzonder zwaar aan. Die rol rechtvaardigt een straf die aanzienlijk zwaarder is dan die van de mannen die de woning zijn ingegaan.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank niets anders dan een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf stelt de rechtbank voorop dat ze begrijpt dat zeker bij levensdelicten geen straf het toegebrachte leed ongedaan kan maken. Ook hoge gevangenisstraffen doen niet af aan het gevoel van gemis dat bij nabestaanden leeft. Gevoelens van vergelding zullen, juist door het uitzonderlijke verstrekkende karakter van een levensdelict, dikwijls onbevredigd blijven.
Strafbare feiten als moord zijn onderling vaak onvergelijkbaar. Er zijn dan ook geen vaste uitgangspunten voor de op te leggen straf. De rechtbank dient bij de bepaling van de straf rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de zaak, de rol van de verdachte en dier persoonlijke omstandigheden. Zij zal met het bepalen van de hoogte van de straf niet onverantwoord mogen afwijken van de straffen die in andere wel vergelijkbare moordzaken zijn opgelegd.
In dit geval houdt de rechtbank rekening met hetgeen zij hiervoor heeft overwogen. Verder betrekt ze bij de bepaling van de straf dat ervan uit moet worden gegaan dat [A] en haar mededaders tevoren niet de bedoeling hadden het slachtoffer om het leven te brengen. De bedoeling was om het slachtoffer te overweldigen en hem machteloos achter te laten. Zoals uit het voorgaande al blijkt kunnen het ontbreken van die bedoeling en een veroordeling voor moord juridisch toch samengaan. Wel hecht de rechtbank een dusdanig gewicht aan het ontbreken van die bedoeling, dat er een lagere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd.
TBS
Een van de eisen die de wet aan de oplegging van TBS stelt is dat er bij een verdachte tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. De voorwaarde dat een met redenen omkleed advies van een psychiater en een andere gedragskundige moet zijn overgelegd, dat in beginsel niet ouder is dan een jaar, geldt niet als een verdachte heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het onderzoek door die gedragskundigen, in dit geval het onderzoek door het PBC.
Wel moet de rechtbank zich zoveel mogelijk laten voorlichten door een advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van het opleggen van de TBS-maatregel. Uiteindelijk is het de rechtbank die beoordeelt of ze voldoende is voorgelicht en die vaststelt of bij een verdachte sprake is van de vereiste gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De gedragsdeskundigen van het PBC doen geen verdergaande uitspraken dan dat er, zo begrijpt de rechtbank, aanwijzingen voor een borderline persoonlijkheidsstoornis zijn. Verder blijkt dat [A] het medicijn Topamax gebruikt. Dat medicijn wordt, in algemene zin, voorgeschreven als middel tegen epilepsie en om stemmingswisselingen bij personen met een borderline persoonlijkheidsstoornis tegen te gaan. Andere gegevens of eerdere rapportages over de geestelijke gesteldheid van [A] ontbreken.
Dat in het strafdossier gedrag of beschrijvingen van [A] te vinden zouden zijn die passen in een aantal van de DSM-IV criteria voor bedoelde stoornis, vormt geen aanvullende informatie, nu de deskundigen van het PBC de beschikking hadden over hetzelfde strafdossier.
Er is voor de rechtbank dan ook onvoldoende informatie in het dossier aanwezig om tot het oordeel te komen dat sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, zodat aan de oplegging van de TBS-maatregel niet kan worden toegekomen.
8. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 5.874,68, opgebouwd uit de volgende posten:
- de kosten voor de reis naar Nederland van 3 tot 6 januari 2010, € 1.219,29;
- de registratierechten begraafplaats, € 173,76;
- kosten graf, € 804,00;
- kosten reis naar Nederland van 10 en 11 januari 2011, € 410,92;
- kosten verblijf in Nederland van 10 en 11 januari 2011, € 267,00;
- overige kosten verblijf (€ 100 per dag), € 300,00;
- komst naar Nederland van [zoon benadeelde], € 200,00;
- advocatenkosten, € 2.500,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
8.2. Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de kosten van de reis van 3-6 januari 2010 en de geannuleerde vakantie stelt de verdediging zich op het standpunt dat die niet door de benadeelde partij is betaald. Ze verzoekt de kosten van rechtsbijstand in goede justitie te bepalen en heeft voor het overige geen opmerkingen gemaakt.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
[Broer] en [zus], broer en zuster van het slachtoffer, hebben zich tezamen als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, ter terechtzitting vastgesteld op een totaalbedrag groot € 8.000,00, bestaande uit de volgende posten:
1. kosten reis naar Nederland (3-6 januari 2010), € 1.219,29;
2. kosten verblijf in Nederland (3-6 januari 2010), € 500,00;
3. geannuleerde vakantie [zoon benadeelde] (zoon benadeelde), € 200,00 (ter terechtzitting verminderd tot dit bedrag);
4. registratierechten begraafplaats slachtoffer, € 173,76;
5. kosten graf slachtoffer, € 804,00;
6. kosten reis naar Nederland (10-11 januari 2011), € 410,92;
7. kosten verblijf in Nederland (10-11 januari 2011), € 267,00;
8. kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag dat het totaalbedrag op € 8.000,00 brengt, derhalve tot € 4.425,03.
Op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door het strafbare feit zich als benadeelde partij voegen. Als diegene is overleden kunnen de erfgenamen onder algemene titel zich voegen alsmede de personen bedoeld in artikel 6:108 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de daar bedoelde vorderingen. Ook is volgens het tweede lid van dat artikel de aansprakelijke verplicht – kort gezegd – de kosten van lijkbezorging te vergoeden aan degene die ze heeft voldaan.
Op grond van dat artikellid komen de posten 4 en 5 voor vergoeding in aanmerking. Hoewel de bewijsstukken in de Italiaanse taal zijn opgemaakt en niet vertaald zijn, zijn die stukken in dit geval ter zitting voldoende toegelicht om twijfel daarover uit te sluiten.
Voor wat betreft de vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het liquidatietarief in civiele zaken. Voor het opstellen en indienen van de vordering, het bijwonen van de eerste zittingsdag en het bijwonen en pleiten op de tweede zittingsdag stelt de rechtbank die kosten op een bedrag van ((1 + 0,5 + 1) maal € 384,- =) € 960,-. Aangezien het hier een Italiaanse benadeelde partij betreft, zal de rechtbank die complicerende factor compenseren door dat bedrag met 1,5 te vermenigvuldigen, zodat € 1.440,- voor toewijzing in aanmerking komt. Het resterende deel van post 8 wordt afgewezen.
Geen van overige schadeposten is het directe gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Ook is niet gebleken dat broer en zuster als erfgenamen onder algemene titel moeten worden aangemerkt. Evenmin zijn zij aanverwanten die voor wat betreft hun levensonderhoud van het slachtoffer afhankelijk waren, als bedoeld in artikel 6:108, eerste lid, BW.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens om de uitvaartplechtigheden van het slachtoffer bij te wonen, biedt de wet geen grondslag voor de vergoeding van de daaruit voortvloeiende kosten. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het deel van de vordering dat de posten 1, 2, 3, 6 en 7 betreft.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu [A] jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en [A] voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan [A] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 977,76, ten behoeve van de benadeelde partij [broer slachtoffer] en [zus slachtoffer].
Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 18 april 2000, NJ 2000, 413 kunnen de kosten van rechtsbijstand niet bij de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel worden betrokken.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 47, 57, 289, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 2e alternatief (primair/subsidiair); 1, 3e alternatief; 2, 2e alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1, 1e alternatief, impliciet primair; 2, 1e alternatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, 1e alternatief, impliciet primair:
medeplegen van moord
ten aanzien van feit 2, 1e alternatief:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 2.417,76 (€ 977,76 + € 1.440,-) hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [broer slachtoffer] en [zus slachtoffer], gemachtigde [gemachtigde], een bedrag van € 2.417,76, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 977,76 ten behoeve van de slachtoffers genaamd [broer slachtoffer] en [zus slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Y.J. Wijnnobel-van Erp, voorzitter,
G.H.M. Smelt en M. Knijff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2011.
1 Waar wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar pagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van de politie Haaglanden met kenmerk 2009/38893, onderzoek 15 TGO 09-220 “Platina”.
2 Proces-verbaal aanmerken verdachte van 22 januari 2010, Ambtshandelingen ZD/[...]AH, p. 58.
3 Proces-verbaal bevindingen ‘uitgewerkte audiovisuele verhoren d.d. 21 juni 2010’ van 6 augustus 2010, V/[A]/3 p. 202.
4 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 50, 51 en 52 en foto’s p. 114, 121, 124
5 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 50
6 Getuigen Dossier ZD/[..]/G (map 1), p. 001 e.v.
7 Getuigen Dossier ZD/[...]/G (map 1), p. 002
8 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 457
9 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 481
10 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 564 (haaronderzoek) en het rapport vergelijken haaronderzoek is los opgenomen
11 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 266
12 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 246 e.v.
13 [D]: verhoor [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 16 en 23 i.c.m. Ambtshandelingen dossier ZD/[...]/AH, p. 262 en 269; [C]: proces-verbaal van bevindingen in Getuigen Dossier ZD/[...]/G, p. 677 en 678 i.c.m. verhoor [C] op 17 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 112; [A]: verhoor verdachte [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 68 i.c.m. Ambtshandelingen dossier ZD/[...]/AH, p. 262 en 269;
14 Verklaring [E] bij rechter-commissaris op 1 november 2010
15 verhoor verdachte [D] op 4 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 002
16 verhoor verdachte [D] op 4 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 002
17 verhoor verdachte [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 010
18 verhoor verdachte [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 010
19 verhoor verdachte [E] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 137
20 verhoor verdachte [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 86
21 verhoor verdachte [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 87
22 verhoor verdachte [C] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 81
23 Verklaring [C] bij rechter-commissaris op 28 oktober 2010, punt 4
24 Verklaring [C] bij de rechter-commissaris (in bewaring stelling)
25 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 87
26 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 90
27 Verklaring [C] op 10 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 97
28 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 44
29 Verklaring [C] op 10 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 99
30 Verklaring [C] op 17 mei 2010, Verdachtendossier [C], p. 87
31 Verklaring [D] op 4 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 1-7
32 Verklaring [C] op 10 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 99
33 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 50
34 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 44
35 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 44; Verklaring [A] bij rechter-commissaris op 27 december 2010
36 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 48-49
37 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 44; Verklaring [A] bij rechter-commissaris op 27 december 2010
38 Verklaring [C] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010
39 Verklaring [E] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010, punt 2; Verklaring [E] bij de rechter-commissaris op 13 december 2010, punt 7
40 Verklaring [A] bij rechter-commissaris op 27 december 2010, punten 16 en 18
41 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 87
42 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 90; Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachtendossier V/[A]-4, p. 45
43 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 90
44 Verklaring [E] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010, punt 4
45 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 90
46 Verklaring [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 13-14
47 Verklaring [C] bij reconstructie: proces-verbaal ter terechtzitting 12 januari 2011
48 Verklaring [D] op 4 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 3
49 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 88
50 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] in het getuigendossier ZD/[...]/G (map 1), p. 320
51 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 45
52 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 90
53 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 90
54 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 88
55 Eigen waarneming van de rechter, proces-verbaal ter terechtzitting van 12 januari 2011
56 Verklaring [C] op 10 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 100
57 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 85-94
58 Verklaring [C] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 81
59 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 60; [A] verklaart hier ook over bij de reconstructie: proces-verbaal ter terechtzitting 12 januari 2011
60 Eigen waarneming van de rechter: proces-verbaal ter terechtzitting 12 januari 2011
61 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 45
62 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 91
63 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 91; Verklaring [C] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010
64 Eigen waarneming van de rechter; reconstructie: proces-verbaal ter terechtzitting 12 januari 2011
65 Verklaring [A] bij rechter-commissaris op 27 december 2010, punt 10
66 Verklaring [E] op 14 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 163
67 Verklaring [C] op 10 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 100
68 Verklaring [C] op 13 juli 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 460; Verklaring [C] op 10 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 100
69 Verklaring [A] bij rechter-commissaris op 27 december 2010, punt 10
70 Verklaring [C] op 17 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 106; Verklaring [C] op 13 juli 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 463
71 Verklaring [C] op 17 mei 2010, Verdachtendossier [C], p. 83
72 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachte V/[A]-4, p. 62
73 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachte V/[A]-4, p. 56
74 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachte V/[A]-4, p. 62
75 Verklaring [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 15
76 Verklaring [D] bij de reconstructie, als getoond ter terechtzitting, proces-verbaal terechtzitting
77 Verklaring [E] op 14 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachte, p. 163
78 Verklaring [C] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 91
79 Verklaring [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 14
80 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 45
81 Verklaring [C] op 13 juli 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 453-454
82 Verklaring [C] op 13 juli 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 465
83 Verklaring [E] bij rechter-commissaris op 13 december 2010, punt 2; Verklaring [E] op 14 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 162
84 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 45
85 Verklaring [E] bij rechter-commissaris op 13 december 2010
86 Verklaring [E] op 12 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 153
87 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 169
88 Verklaring [C] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010
89 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 45
90 Verklaring [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 15; Verklaring [E] op 7 mei 2010 bij rechter-commissaris (inbewaringstelling)
91 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 62
92 Verklaring [C] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 82
93 Verklaring [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 15
94 Verklaring [C] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010
95 Verklaring [A] op 3 november 2010, verdachten V/[A]-4, p. 46
96 Verklaring [D] bij rechter-commissaris op 7 mei 2010
97 Verklaring [E] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 129
98 Verklaring [D] op 4 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 4
99 Verklaring [E] bij de rechter-commissaris als getuige op 13 december 2010, onder punt 2
100 Verklaring [D] op 6 mei 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 33
101 Verklaring [A] op 21 juni 2010, ZD/[...]/V bijlage verdachten, p. 391
102 Proces-verbaal van bevindingen, Ambtshandelingen Dossier ZD/[...]/AH, p. 282
103 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 248 e.v.
104 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 276-282
105 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 261
106 Verklaring G.J.R. Maat op 29 november 2010 bij rechter-commissaris
107 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 261
108 Verklaring G.J.R. Maat op 29 november 2010 bij rechter-commissaris
109 Bijlagenlijst 1 Forensisch Dossier TGO Platina, p. 10
110 Proces-verbaal van bevindingen in het forensisch dossier, p. 52 en Rapport sporenonderzoek en knopenonderzoek in het forensisch dossier, p. 531 en 534
111 Rapport sporenonderzoek en knopenonderzoek in het forensisch dossier, p. 536
112 Proces-verbaal samenvatting en analyse forensisch onderzoek in het forensisch dossier, p. 605, verslag van onderzoek plaats delict door forensisch arts H. van Venrooij in het forensisch dossier, p. 267 en foto 67 in het forensisch dossier, p. 133
113 Deskundigenrapport van A. Maes, arts en patholoog, in het forensisch dossier, p. 250
114 Proces-verbaal samenvatting en analyse forensisch onderzoek in het forensisch dossier, p. 605, foto 58 in het forensisch dossier, p. 124 en foto 67 in het forensisch dossier, p. 133
115 Verklaring A. Maes als getuige bij de rechter-commissaris
116 Proces-verbaal van bevindingen, Ambtshandelingen dossier ZD/[...]/AH, p. 281
117 Verhoor verdachte [E] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlagen verdachten verhoren, p. 132; Verhoor verdachte [D] op 5 mei 2010, ZD/[...]/V bijlagen verdachten verhoren, p. 11
118 Proces-verbaal van bevindingen, Ambtshandelingen dossier ZD/[...]/AH, p. 282
119 Verhoor getuige [A] op 19 januari 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (map 1) p. 175-176
120 Verhoor getuige [dochter] op 22 juni 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (map 1), p. 144
121 Verhoor getuige [zoon] op 19 januari 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (map 1), p. 20-21; Verhoor getuige [zoon vriend] op 27 januari 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (vervolg), p. 506-507
122 Verhoor getuige [vriend] op 3 juni 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (map 1), p. 234
123 Verhoor getuige [vriendin] op 14 juni 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (vervolg), p. 602
124 Verhoor getuige [vriend] op 3 juni 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (map 1), p. 223; verhoor getuige [G1] op 29 december 2009, Getuigen dossier ZD/[...]/G (map 1), p. 319-322
125 Verhoor getuige [vriendin] op 14 juni 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (vervolg), p. 602; verhoor getuige [G2] op 5 mei 2010, Getuigen dossier ZD/Boom/G (vervolg), p. 640; verhoor getuige L.P.M. Dujardin op 18 mei 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (vervolg), p. 690; verhoor getuige [G3] op 11 juni 2010, Getuigen dossier ZD/[...]/G (vervolg), p. 724
126 Verklaring prof. dr. G.J.R. Maat als getuige bij de rechter-commissaris