ECLI:NL:RBSGR:2011:BP3077
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.C. Punt
- Rechtspraak.nl
Verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door erkend kind van Nederlandse man
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 januari 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. Verzoekster, een erkend kind van een Nederlandse man, heeft verzocht om vaststelling van haar nationaliteit op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster de staat van erkend kind bezit, wat blijkt uit een verwantschapsonderzoek dat aantoont dat haar biologische moeder met een waarschijnlijkheid van 99,9998% is vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geboorteakte uit 1982 onjuist is en dat de identiteit van verzoekster buiten twijfel staat. De Staat der Nederlanden heeft de onjuistheid van de akte niet langer betwist, waardoor de rechtbank niet formalistisch hoeft te zijn in de beoordeling van de erkenning van verzoekster door haar vader.
De rechtbank heeft verder overwogen dat verzoekster vanaf haar vijftiende levensjaar de achternaam van haar vader heeft gedragen en dat hij haar altijd als zijn kind heeft behandeld. Dit wordt ondersteund door bewijsstukken zoals inburgeringsdiploma's en bankpasjes. De rechtbank concludeert dat verzoekster vanaf 11 april 1999, twee jaar na de opmaak van de nieuwe geboorteakte, in het bezit is van de status van erkend kind van haar vader. Dit betekent dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld in de proceskosten en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie en de erkenning van de familierechtelijke status van verzoekster, die door de rechtbank als gelijkwaardig aan die van een erkend kind is beoordeeld.