beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummers / rekestnummers:
376318 / HA RK 10-517
376322 / HA RK 10-518
Beschikking van 27 januari 2011
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET FUNCTIONEEL PARKET,
Mr. [A], op grond van artikel 137a lid 4 van de Wet op de rechterlijke organisatie plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket te 's-Gravenhage,
verzoekster,
1.[B],
2.[C],
beiden wonende te [woonplaats],
verweerders,
advocaat mr. A.C.H. Walkate te 's-Gravenhage.
3.de stichting STICHTING ALHURAA UNIVERSITEIT,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna aangeduid met "de Officier van Justitie", "[verweerder sub 1]", "[verweerder sub 2]" (gezamenlijk ook als "verweerders") en "de Stichting".
1.1.De Officier van Justitie heeft op 21 september 2010 twee verzoekschriften, elk met 11 producties, ingediend.
1.2.Verweerders hebben op 19 november 2010 twee verweerschriften ingediend. In de zaak met rekestnummer HA/RK 10-518 vergezeld van 7 producties. In de zaak met rekestnummer HA/RK 10-517 is als productie bijgevoegd het in de zaak met rekestnummer HA/RK 10-518 ingediende verweerschrift met (7) producties.
1.3.De mondelinge behandeling, waarbij beide zaken gelijktijdig zijn behandeld, heeft plaatsgevonden op 25 november 2010. Officier van Justitie mr. [A] is verschenen. [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] zijn verschenen, vergezeld van mr. Walkate. Als tolk is aanwezig de heer [D].
1.4.De Officier van Justitie heeft in beide zaken een nader verzoekschrift met 2 producties, gedateerd 9 december 2010, ingediend. Bij brief van 10 december 2010 heeft zij gegevens doen toekomen van de in het nader verzoekschrift voorgestelde bestuurders.
1.5.Verweerders hebben in beide zaken een nader verweerschrift, gedateerd 22 december 2010, ingediend.
2.1.De Officier van Justitie verzoekt de rechtbank [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] te ontslaan als bestuurders van de Stichting en in hun plaats één of meerdere nieuwe bestuurders te benoemen, met veroordeling van [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] in de kosten van deze procedure. Hangende het onderzoek verzoekt de Officier van Justitie beide hiervoor genoemde bestuurders te schorsen en tijdelijk één of meerdere nieuwe bestuurders dan wel bewindvoerders te benoemen. Bij wijze van aanvullende verzoeken heeft zij de rechtbank gevraagd (i) goedkeuring te verlenen voor de uitgave van een aansprakelijkheidsverzekering voor toekomstige bestuurders op kosten van de Stichting en (ii) te bepalen dat de te benoemen bestuurders in afwijking van de statuten een honorarium ontvangen uit de kas van de Stichting.
2.2.De Officier van Justitie stelt dat de Stichting geen geaccrediteerde instelling is als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Wet HO), zodat zij niet bevoegd is in die wet aangeduide graden (bijvoorbeeld "Bachelor", Master" en "Doctor") te verstrekken. De Stichting verleent desalniettemin titels en graden door diploma's te verstrekken waarop deze titels en graden staan vermeld. Hiermee maakt de Stichting zich schuldig aan overtreding van artikel 15.6 van de Wet HO, terwijl de diploma's ook kunnen worden gekwalificeerd als valsheid in geschrifte in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van het bepaalde in artikel 2:298, lid 1 aanhef en onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) dienen [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] als bestuurders van de Stichting te worden ontslagen aangezien zij handelen in strijd met de bepalingen van de wet. Aangezien het bestuur op grond van de statuten tenminste uit 2 personen dient te bestaan, dient de rechtbank te voorzien in de benoeming van nieuwe bestuurders.
3.1.Verweerders verzoeken de rechtbank de Officier van Justitie niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans deze af te wijzen, met veroordeling van de Officier van Justitie in de kosten van deze procedure.
3.2.Verweerders voeren aan dat de Officier van Justitie geen belanghebbende is in de zin van artikel 2:298 BW., aangezien niet valt in te zien in hoeverre de uitkomst van de onderhavige procedure het Openbaar Ministerie (OM) in haar eigen belang treft. Het OM heeft de mogelijkheid een strafvervolging in te stellen en dient die weg te bewandelen indien zij van mening is dat er sprake is van strafbare feiten.
3.3.Subsidiair voeren verweerders aan dat er geen sprake is van uitgesproken falend beleid waarbij geen uitzicht bestaat op verbetering. Zij zijn zich er van bewust dat de Stichting geen erkende onderwijsinstelling is. Dit wordt door de Stichting ook uitgedragen, onder andere op haar website. De afgifte van certificaten is inmiddels opgeschort. De Stichting is doende een accreditatie te verkrijgen. Tenslotte merken verweerders nog op dat in Nederland diverse niet geaccrediteerde Arabische internetuniversiteiten actief zijn die via hun website aangeven wetenschappelijke graden te verstrekken.
3.4.Meer subsidiair voeren verweerders nog aan dat het bestuur van de Stichting uit minimaal twee personen dient te bestaan. Bij toewijzing van het verzoek blijft één bestuurder over, nu de heer [E] met ingang van 14 september 2010 als nieuwe (derde) bestuurder is aangetreden. Zijn ontslag is niet verzocht. Verweerders willen alsdan in de gelegenheid worden gesteld om zelf een kandidaat voor te dragen.
4.1.De rechtbank zal heden een beslissing nemen op het verzoek tot ontslag van [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] als bestuurders van de Stichting. Dit heeft tot gevolg dat de Officier van Justitie geen belang meer heeft bij een beslissing op haar verzoek tot schorsing van beide heren als bestuursleden hangende de onderhavige procedure. In dat verzoek, met rekestnummer HA/RK 10-517, zal de Officier van Justitie dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.Het verzoek is gebaseerd op artikel 2:298 BW. Op grond van dat artikel kan de rechtbank een bestuurder van een stichting ontslaan op verzoek van het OM of op verzoek van een belanghebbende. Het OM heeft in boek 2 van het BW in het kader van haar toezichthoudende taak op rechtspersonen, een aantal bevoegdheden toebedeeld gekregen. Eén van die bevoegdheden is het indienen van een verzoek tot ontslag van bestuurders van een stichting. Een belanghebbende die een dergelijk verzoek indient zal een eigen belang moeten aantonen. De positie van het OM is in zoverre anders dat zij een algemeen belang dient aan te tonen. Anders dan verweerders aanvoeren behoeft de uitkomst van de onderhavige procedure het OM dus niet in haar eigen belang te treffen. De rechtbank is van oordeel dat de Officier van Justitie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat met haar verzoek een algemeen belang is gediend. De Officier van Justitie wijst immers op de noodzaak tot bescherming van het vertrouwen dat derden mogen hebben in onderwijs en bijbehorende titulatuur en op het feit dat studenten er belang bij hebben geen tijd, studiejaren en geld te verliezen aan een onderwijsinstelling die niet is erkend. Voorts stelt de Officier van Justitie dat bescherming van de goede naam van het erkende Nederlands hoger onderwijs in het buitenland van belang is. Die goede naam wordt volgens de Officier van Justitie door misbruik van hoger onderwijskeurmerken aangetast. Uit één en ander volgt dat de Officier van Justitie ontvankelijk is in haar verzoek.
4.3.Tussen partijen staat niet ter discussie dat de Stichting niet beschikt over een accreditatie om hoger onderwijs aan te bieden en graden en titels te verlenen. Een dergelijke accreditatie dient te worden afgegeven door het accreditatieorgaan de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Afgifte van titels en graden zonder in het bezit te zijn van een accreditatiebesluit voor de betreffende opleiding is op basis van artikel 15.6 Wet HO verboden. Door [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] wordt niet weersproken dat door de Stichting diploma's/certificaten zijn uitgegeven met de aanduidingen "Master", "Bachelor" en "Doctor". Als verweer voeren zij slechts aan dat de Stichting vanaf 1 november 2010 is gestopt met het verstrekken van certificaten aan studenten. Hieruit volgt dat in het kader van deze civiele verzoekschriftprocedure vaststaat dat [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] in hun hoedanigheid van bestuurders van de Stichting hebben gehandeld in strijd met de wet, en dat op het moment van dit handelen redelijkerwijs geen verschil van mening mogelijk was over de onrechtmatigheid daarvan. Hieraan doet niet af dat [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] stellen inmiddels met de uitgifte van certificaten te zijn gestopt en dat op de website van de Stichting staat te lezen dat de Alhuraa Universiteit tot op heden niet wordt erkend door het Nederlandse Ministerie van Onderwijs. Hetzelfde geldt voor het betoog dat tegenwoordig bij van de Stichting afkomstige telefonische informatie door de secretaresse telkens wordt medegedeeld dat de Alhuraa Universiteit niet is erkend. De rechtbank laat dan nog in het midden dat niet te verifiëren is of de secretaresse daadwerkelijk steeds melding maakt van de omstandigheid dat de Stichting niet geaccrediteerd is.
4.4.Voorts neemt de rechtbank in overweging dat de Stichting met het uitgeven van niet erkende diploma's/certificaten nadeel aan derden heeft toegebracht. Studenten hebben immers studiejaren en geld verloren aan een onderwijsinstelling die niet is erkend. De Officier van Justitie heeft enkele stukken overgelegd waaruit blijkt dat een aantal studenten zich bij de Stichting heeft beklaagd. Uit die klachten valt af te leiden dat zij niet bekend waren met het feit dat de Alhuraa Universiteit niet is erkend. Dit duidt er eens te meer op dat het handelen in strijd met de wet door de bestuursleden [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Hierbij wordt meegewogen dat zij reeds bij de oprichting van de Stichting op 14 juni 2005 tot bestuurder zijn benoemd en zij tot het aantreden van [E] op 14 september 2010 de enige twee bestuurders van de Stichting zijn geweest. Dat de Stichting thans op haar website en via telefonische contacten uitdraagt dat zij niet geaccrediteerd is, maakt het voorgaande niet anders. Zelfs als aangenomen zou moeten worden dat dit in de toekomst consequent volgehouden zal worden, heeft nog te gelden dat het handelen van de bestuurders in het verleden voldoende grond voor ontslag vormt.
4.5.De stelling van [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] dat zich in Nederland diverse Arabische internetuniversiteiten manifesteren, die eveneens niet geaccrediteerd zijn en wel wetenschappelijke graden verstrekken, kan er niet toe leiden dat het verzoek op die grond moet worden afgewezen. Overigens heeft de Officier van Justitie naar voren gebracht dit nauwlettend in de gaten te houden.
4.6.Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] in hun hoedanigheid van bestuurders van de Stichting in strijd met de wet hebben gehandeld en dat dit handelen een uitgesproken onrechtmatig karakter draagt. Het verzoek tot ontslag zal daarom worden toegewezen.
4.7.Per 14 september 2010 is de heer [E] aangetreden als bestuurder. Aangezien het verzoek van de Officier van Justitie zich niet tegen hem richt, blijft (na ontslag van [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2]) [E] over als enig bestuurslid. Artikel 4 van de statuten van de Stichting bepaalt dat het bestuur dient te bestaan uit een door het bestuur vast te stellen aantal van ten minste twee bestuurders. Het vierde lid van artikel 4 bepaalt dat het bestuur ingeval van één of meer vacatures in het bestuur, zijn bevoegdheden behoudt. De Officier van Justitie vraagt op grond van artikel 2:299 BW benoeming van één of meerdere bestuurders. Dit artikel bepaalt dat de rechtbank in de vervulling van de ledige bestuursplaats kan voorzien telkens wanneer het door de statuten voorgeschreven bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt en daarin niet overeenkomstig de statuten wordt voorzien. De rechtbank laat, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, in het midden hoe dit wetsartikel zich verhoudt tot artikel 4 lid 4 van de statuten.
4.8.De Officier van Justitie vraagt de benoeming van nieuwe bestuurders en heeft in haar nader verzoekschrift twee opties genoemd. De eerste optie bestaat uit het benoemen van 2 curatoren als bestuurders van de Stichting. Zij voert daartoe aan dat uit de jaarcijfers van 2009 blijkt dat er een tekort is van € 30.000,-- en dat, zodra bekend wordt dat de Stichting geen diploma's meer zal afgeven van wettelijk beschermde titels en graden, dit zal leiden tot een afname van inschrijvingen, opzeggingen en claims van studenten die hun inschrijfgeld terug willen of schadevergoeding eisen. Tegen deze achtergrond kan volgens de Officier van Justitie gezegd worden dat een faillissement niet onwaarschijnlijk is.
4.9.Daargelaten of een dergelijke motivering voldoende is om een faillissement uit te spreken, kan de rechtbank in het kader van de onderhavige verzoekschriftprocedure niet overgaan tot het uitspreken van het faillissement van de Stichting en tot benoeming van curatoren. Een verzoek tot faillietverklaring zal moeten worden ingediend overeenkomstig de bepalingen van de faillissementswet.
4.10.Als tweede optie noemt de Officier van Justitie de benoeming van onderwijsdeskundigen. Als bijkomende voorwaarde voor die benoeming (en ook voor de hiervoor bedoelde benoeming van curatoren) wordt de rechtbank verzocht om goedkeuring te verlenen aan de uitgave van een aansprakelijkheidsverzekering op kosten van de Stichting voor de toekomstige bestuurders. Voorts verzoekt de Officier van Justitie om in afwijking van de statuten te bepalen dat de te benoemen bestuurders een honorarium ontvangen uit de kas van de Stichting. De rechtbank overweegt dat zij bij benoeming van bestuurders geen bevoegdheid heeft om de hiervoor bedoelde bijkomende voorwaarden vast te stellen. Met name het vaststellen van een honorarium zou in strijd zijn met het bepaalde in artikel 4 lid 5 van de statuten van de Stichting dat bepaalt dat de bestuurders geen beloning ontvangen voor hun werkzaamheden. Nu door de Officier van Justitie geen personen worden voorgesteld die zonder bijkomende voorwaarden bereid zijn een benoeming als bestuurder te aanvaarden, en ook bij de rechtbank ambtshalve geen personen bekend zijn die bereid zijn een benoeming als bestuurder van de Stichting te aanvaarden, zal het verzoek tot benoeming van bestuurders worden afgewezen. De rechtbank realiseert zich dat het aantal bestuurders van de Stichting daarmee daalt tot onder het door de statuten voorgeschreven aantal, maar die omstandigheid doet er niet aan af dat het verzoek tot benoeming van nieuwe bestuurders onder de omstandigheden van het geval niet toewijsbaar is. Overigens behoudt het - nog zittende - bestuur overeenkomstig artikel 4 lid 4 van de statuten zijn bevoegdheden.
4.11.Aangezien het verzoek van de Officier van Justitie gedeeltelijk wordt toegewezen zal de rechtbank bepalen dat partijen elk de eigen kosten van deze procedure zullen dragen.
4.12.Deze beslissing zal overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:302 BW door de griffier ter inschrijving worden aangeboden aan het handelsregister.
in de zaak met zaaknummer/rekestnummer 376318 / HA RK 10-517:
- verklaart de Officier van Justitie niet ontvankelijk in haar verzoek.
in de zaak met zaaknummer /rekestnummer 376322 / HA RK 10-518:
- ontslaat [verweerder sub 1] en [verweerder sub 2] als bestuurders van de Stichting en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
- bepaalt dat partijen elk de eigen kosten van deze procedure dienen te dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2011.