ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5001
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.W. Sentrop
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen opheffing vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door een vreemdeling tegen de maatregel van bewaring die door de minister voor Immigratie en Asiel was opgelegd. De vreemdeling had op 14 januari 2011 een beroepschrift ingediend, gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 5 juli 2010 was opgelegd. In het beroepschrift werd ook verzocht om schadevergoeding. Echter, de minister had de rechtbank laten weten dat de bewaring op 20 december 2010 was opgeheven in verband met de uitzetting van de vreemdeling.
De rechtbank heeft de gemachtigde van de vreemdeling op 18 januari 2011 verzocht om aan te geven of hij het beroep wilde handhaven, gezien de opheffing van de bewaring. De gemachtigde heeft hierop gereageerd, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het beroep ter zitting te behandelen. Op basis van artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 heeft de rechtbank besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.
De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde zich niet op goede gronden kon beroepen op eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, aangezien de opheffing van de maatregel van bewaring vóór de indiening van het beroepschrift had plaatsgevonden. Hierdoor had de vreemdeling geen procesbelang meer bij het instellen van het beroep. De rechtbank verklaarde het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.W. Sentrop, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.E. Zee.