ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5362

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330480 - HA RK 09-53
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vaststelling Nederlanderschap op basis van geboorteakte

In deze zaak heeft verzoeker op 5 februari 2009 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij verzoekt vast te stellen dat hij vanaf zijn geboorte het Nederlanderschap bezit. Dit verzoek is gedaan op basis van een geboorteakte die in Indonesië is opgemaakt. De verzoeker stelt dat hij als zoon van een Nederlandse vader, op grond van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De IND heeft echter betwist dat verzoeker door afstamming de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen en heeft het verzoek afgewezen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 9 december 2010, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. van Dijk, en zijn pleegouders. De IND was vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Hakkaart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de op de geboorteakte vermelde ouders ten tijde van de geboorte van verzoeker niet met elkaar waren gehuwd. Dit werd onderbouwd door verschillende documenten, waaronder een uittreksel uit het geboorteregister en verklaringen van getuigen.

De rechtbank concludeert dat verzoeker er niet in is geslaagd aan te tonen dat zijn ouders ten tijde van zijn geboorte met elkaar gehuwd waren. Hierdoor is niet aannemelijk gemaakt dat verzoeker bij zijn geboorte het Nederlanderschap heeft verkregen. De rechtbank wijst het verzoek van verzoeker af, en deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 februari 2011.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 330480 / HA RK 09-53
Beschikking van 14 februari 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. B. van Dijk te Groningen,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. L.C.M. Hakkaart.
Partijen worden hierna ook aangeduid met "[verzoeker]" en "de IND".
1. Het procesverloop
1.1.[verzoeker] heeft op 5 februari 2009 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt vast te stellen dat hij vanaf zijn geboorte het Nederlanderschap bezit. Aanvullingen op het verzoekschrift zijn ontvangen bij brieven van 15 juni 2009, 24 augustus 2009 en 30 september 2010.
1.2.De IND heeft zich bij brief van 25 mei 2010 op het standpunt gesteld dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [verzoeker] door afstamming de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND en geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de zitting.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaats gevonden op donderdag 9 december 2010. [verzoeker] is verschenen, vergezeld van zijn pleegouders en mr. Van Dijk. Namens de IND is mr. Hakkaart verschenen.
2. Het verzoek en het verweer
2.1.[verzoeker] voert aan dat hij bij zijn geboorte als zoon van een Nederlandse vader, op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Op 13 april 1991 is hij samen met zijn vader in Nederland aangekomen. Zijn moeder heeft hij niet echt gekend. Beide ouders zijn inmiddels overleden. Hij heeft bijna onafgebroken gewoond bij zijn oom (broer van vader) en zijn tante.
2.2.De IND voert aan dat het door [verzoeker] overgelegde uittreksel uit het geboorteregister niet de situatie weergeeft ten tijde van zijn geboorte en dat de echtheid van die geboorteakte niet kon worden bevestigd. Hierdoor kan volgens de IND niet als vaststaand worden aangenomen dat verzoeker staande het huwelijk van [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker] is geboren.
3. De beoordeling
3.1.[verzoeker] heeft een fotokopie overgelegd van een uittreksel geboorteakte, nummer [nummer], uit een Indonesisch register van geboorten. Deze akte vermeldt de geboorte op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Indonesië) van [verzoeker] als kind van de echtelieden [vader van verzoeker] (verder te noemen: [vader van verzoeker]) en [moeder van verzoeker]. Aan het slot van die akte is vermeld: "Dit uittreksel stemt overeen met de toestand van heden. Masohi, tweeëntwintig maart tweeduizend vijf".
3.2.[vader van verzoeker] is op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats] geboren en op 24 april 1999 te Tomohon overleden. [vader van verzoeker] is op 23 juli 1951 ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de gemeente Medemblik. Sedert 30 juni 1961 staat hij ingeschreven met de vermelding Nederlandse nationaliteit. Op 25 augustus 1972 is hij te Weesp in het huwelijk getreden met [A]. Het huwelijk is op 3 juni 1980 door echtscheiding ontbonden. Op 4 maart 1988 is [vader van verzoeker] te Weesp in het huwelijk getreden met [B]. Dit huwelijk is op 14 april 1992 door echtscheiding ontbonden. Op de persoonskaart van [vader van verzoeker] wordt [verzoeker] niet als kind vermeld.
3.3.Door de IND is overgelegd een uittreksel van een akte van overlijden, nr. [nummer], uit een Indonesisch register van overlijden. Daarin wordt vermeld dat te Waru op 16 januari 1991 is overleden [moeder van verzoeker], echtgenote van [vader van verzoeker]. Aan het slot van die akte is vermeld: "Dit uittreksel komt overeen met de situatie op heden. Masohi, de dato één januari van het jaar tweeduizend vier".
3.4.Voorts bevindt zich bij de stukken een schriftelijke verklaring van ds. [C], opgesteld te Ambon op 17 juli 2009. Hij verklaart daarin dat [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker] in de maand januari 1987 bij hem zijn geweest, omdat zij door hem getrouwd wilden worden. [moeder van verzoeker] was op dat moment in verwachting. Dit huwelijk is toen niet doorgegaan omdat hem uit de vereiste documenten was gebleken dat [vader van verzoeker] nog niet was gescheiden van zijn eerste, Nederlandse, echtgenote. In de maand november 1990 zijn [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker] wederom bij hem geweest, met een jongetje genaamd [verzoeker] dat ongeveer 3 jaar oud was. Volgens hun eigen verklaringen was dat kind hun zoon. Zij hebben wederom verzocht om hen te trouwen. Zij hebben daarbij de papieren overgelegd die de echtscheiding van [vader van verzoeker] van zijn eerste Nederlandse vrouw aantoonden. Het archief met daarin de huwelijksakte van [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker] is tijdens onlusten in Ambon geheel afgebrand. De beschrijving van de gang van zaken stemt echter geheel overeen met die in een schriftelijke verklaring van een goede vriend van [vader van verzoeker], [D]. Deze verklaring is opgemaakt te Utrecht op 17 augustus 2010 en bevindt zich eveneens bij de stukken. Volgens deze getuige heeft [vader van verzoeker] na het overlijden van [moeder van verzoeker] geld gestuurd om zijn zoon te laten overkomen.
3.5.Uit het vorenstaande valt af te leiden dat [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker] ten tijde van de geboorte van [verzoeker] op [geboortedatum] 1987 in elk geval niet met elkaar waren gehuwd. Het huwelijk is waarschijnlijk voltrokken in november 1990 ten overstaan van ds. [C]. Gebleken is echter dat [vader van verzoeker] in november 1990 al was gehuwd met de Nederlandse [B]. Gelet op het vorenstaande, komt de rechtbank tot het oordeel dat [verzoeker] er hoe dan ook niet in is geslaagd aan te tonen dat de op zijn geboorteakte vermelde [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker] ten tijde van zijn geboorte met elkaar gehuwd waren. Hieruit volgt tevens dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [vader van verzoeker] bij zijn geboorte door afstamming van een Nederlandse vader het Nederlanderschap heeft verkregen. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
4.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.