vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 314225 / HA ZA 08-2092
Vonnis van 16 februari 2011
Mr. [curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van Interieur Plus B.V.,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. M.M. Hoving,
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.[gedaagde sub 1],
2.[gedaagde sub 2],
beide gevestigd te Leiderdorp,
gedaagden,
advocaat mr. E.N. Muller.
Partijen zullen hierna wederom de curator en [gedaagden] dan wel [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 mei 2010;
- het akteverzoek van [gedaagden] van 21 juli 2010, met drie producties;
- de antwoordakte van de curator d.d. 13 oktober 2010;
- de akte van gedaagden van 8 december 2010, met één productie.
2.De verdere beoordeling
2.1Deze zaak heeft betrekking op diverse vorderingen die de curator heeft ingesteld tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], respectievelijk zuster- en moedervennootschap van Interieur Plus. Laatstgenoemde vennootschap is op 30 mei 2001 in staat van faillissement verklaard.
2.2Aan de orde is thans nog de vordering van de curator jegens [gedaagde sub 2] tot betaling van het eindsaldo per datum dagvaarding (20 juni 2008) van de rekening-courant verhouding tussen laatstgenoemde en Interieur Plus. Aangezien de rechtbank de omvang van het saldo onvoldoende duidelijk achtte, heeft zij bij tussenvonnis van 26 mei 2010 [gedaagde sub 2] - op de voet van artikel 162 Rv - bevolen bij akte specificaties over te leggen van a) de sinds 31 mei 2001 verrichte mutaties op de onderhavige rekening-courantverhouding tussen alleen [gedaagde sub 2] en Interieur Plus en b) de door [gedaagde sub 2] ontvangen debiteurenbetalingen met betrekking tot Interieur Plus, en deze specificaties toe te lichten. In dit verband heeft de rechtbank bij genoemd tussenvonnis tevens beslist dat de curator bij antwoordakte kon reageren op het betoog van [gedaagde sub 2] onder 41-47 van de conclusie van dupliek.
2.3[gedaagde sub 2] heeft bij akteverzoek van 21 juli 2010 een notitie met bijlagen overgelegd van [A] (hierna: [A]), (extern) accountant van de [B]-groep. [A] gaat in zijn notitie uit van een rekening-courant vordering van [gedaagde sub 2] op Interieur Plus per 31 mei 2001 van € 108.138,95 (NLG 238.306,88). Dit saldo komt volgens de curator vrijwel overeen met het saldo in de boekhouding van Interieur Plus. Derhalve houdt de rechtbank het in de notitie opgenomen saldo per 31 mei 2001 voor juist.
2.4Op het saldo van NLG 238.306,88 hebben volgens [A] de volgende mutaties plaatsgevonden:
1) een nagekomen post doorbelasting door [gedaagde sub 1] van het gebruik van een heftruck ("zijlader") gedurende het jaar 2000 ten bedrage van NLG 10.696,-;
2)een nagekomen terugboeking van een verkoopfactuur van Houtindustrie Mevo B.V. van NLG 2.699,-;
3)een nagekomen afboeking van een verschil van NLG 89,- tussen de onderlinge rekening-courantmutaties uit het jaar 2000;
4)een aantal doorberekeningen van zustervennootschappen van Interieur Plus tot een bedrag van NLG 2.502,36;
5)een door [gedaagde sub 2] aan ING Bank op 25 september 2001 betaald bedrag van NLG 158.793,99;
6)een door [gedaagde sub 2] op 29 september 2001 van Goddijn Vloeren ontvangen bedrag van NLG 47.308,-;
7)een door [gedaagde sub 2] op 22 oktober 2001 aan ING Bank betaald bedrag van NLG 5.209,81;
8)een door [gedaagde sub 1] in januari 2002 van een debiteur van Interieur Plus ontvangen bedrag van NLG 4.835,84.
Deze mutaties hebben geresulteerd in een vordering van [gedaagde sub 2] op Interieur Plus van NLG 360.577,20, welk saldo in de boekhouding van [gedaagde sub 2] is blijven staan, aldus [A]. De rechtbank maakt uit productie 1 van de notitie het volgende overzicht op:
saldo op 31 mei 2001: NLG 238.306,88;
bij:
1)NLG 10.696,-
4)NLG 2.502,36
5)NLG 158.793,99
7)NLG 5.209,81
============
NLG 177.202,16 +
af:
2)NLG 2.699,-
3)NLG 89,-
6)NLG 47.308,-
8)NLG 4.835,84
============
NLG 54.931,84 -/-
============
Totaal: NLG 360.577,20
2.5De rechtbank constateert dat de curator in zijn antwoordakte niet meer heeft bestreden dat, zoals [gedaagde sub 2] onder meer bij conclusie van dupliek had betoogd (nr. 41), bij de vaststelling van het rekening-courant saldo de door [gedaagde sub 2] getroffen (boekhoudkundige) voorziening buiten beschouwing dient te blijven. De rechtbank houdt dit betoog dan ook voor juist.
2.6In zijn antwoordakte heeft de curator zich onder meer op het standpunt gesteld dat rekening dient te worden gehouden met de compensatie door [gedaagde sub 2] van door Interieur Plus over 1999 en 2000 geleden verliezen, aangezien Interieur Plus over deze jaren met [gedaagde sub 2] een fiscale eenheid vormde.
2.7Dit fiscale argument heeft de curator met betrekking tot de jaren 2000 en 2001 reeds eerder naar voren gebracht. Onder r.o. 4.25 van het tussenvonnis heeft de rechtbank beslist dat dit argument niet opgaat. Op deze bindende eindbeslissing kan in beginsel niet worden teruggekomen, tenzij de rechter is gebleken dat deze berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Hetgeen de curator in zijn antwoordakte heeft aangevoerd noopt niet tot de conclusie dat in dit geval sprake is van een beslissing die berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag.
2.8Met betrekking tot het jaar 1999 constateert de rechtbank dat op blz. 11 van de (door de curator zelf als productie 6 overgelegde) jaarrekening van [gedaagde sub 2] over 1999 met betrekking tot de deelneming van Interieur Plus wordt vermeld dat (slechts) een bedrag van NLG 40.500,- ten laste van de resultaten (van [gedaagde sub 2]) is verwerkt. Hieruit maakt de rechtbank op dat [gedaagde sub 2] ter zake van Interieur Plus over 1999 slechts een zeer beperkt fiscaal voordeel heeft genoten. De rechtbank kan in het midden laten of dit voordeel al dan niet ten gunste van Interieur Plus dient te komen, gelet op het volgende.
2.9De curator heeft de juistheid van de hiervoor onder r.o. 2.4 genoemde posten 1-4, 7 en 8 betwist, terwijl hij kan instemmen met de posten 5 en 6. Met betrekking tot de omvang van het saldo heeft de curator voorts aangevoerd dat het onwaarschijnlijk is dat van een debiteurenstand van NLG 250.000,- slechts een bedrag zoals door [A] genoemd is geïncasseerd. Daarbij doelt [A] naar het oordeel van de rechtbank kennelijk op het totaal van de verpande en onverpande vorderingen. De debiteurenstand is in de genoemde notitie van [A] uitvoering en gedetailleerd toegelicht (§ 13-19).
2.10De rechtbank overweegt dat indien in navolging van de curator de posten 1-4 en 7 buiten beschouwing zouden blijven en debiteurenbetalingen tot NLG 250.000,- door [gedaagde sub 2] zouden zijn ontvangen, dit eveneens tot een vordering van [gedaagde sub 2] op Interieur Plus zou leiden, gelet op het volgende:
saldo op 31 mei 2001: NLG 238.306,88
bij:
5) NLG 158.793,99 +
af:
6)NLG 47.308,-
-NLG 250.000,-
NLG 297.308,- -/-
============
Totaal: NLG 99.792,87
Verrekening van dit saldo met het onder 2.8 bedoelde fiscaal voordeel levert evenmin een
voor curator positief saldo van de rekening-courant verhouding met [gedaagde sub 2] op. Bovendien
is het standpunt van de curator in het licht van de uitvoerige en concrete toelichting in de notitie van [A] onvoldoende onderbouwd.
2.11Een en ander leidt de rechtbank tot de conclusie dat de vordering van de curator
tot betaling door [gedaagde sub 2] van het rekening-courant saldo moet worden afgewezen.
2.12In het tussenvonnis heeft de rechtbank over de overige vorderingen van de curator in afwijzende zin beslist. Bij deze uitkomst past een veroordeling van de curator in de kosten van de procedure. De door [gedaagden] gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen eveneens worden toegewezen.
3.De beslissing
De rechtbank
3.1wijst het door de curator gevorderde af;
3.2.veroordeelt de curator in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 4.784,- aan verschotten en op € 8.027,50 aan salaris advocaat;
3.3veroordeelt de curator tot betaling van de wettelijke rente over de onder 3.2 bedoelde proceskosten aan de zijde van [gedaagden] vanaf de vijftiende dag na heden, indien de curator de proceskosten niet voordien heeft voldaan;
3.4veroordeelt de curator in de nakosten van [gedaagden], begroot op € 131,- zonder betekening en verhoogd met € 68,- in geval van betekening, zowel in het ene als het andere geval te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na heden, indien de curator de nakosten niet voordien heeft voldaan;
3.5verklaart de onderdelen 3.2 tot en met 3.4 uitvoerbaar bij voorraad voor zover de curator tot betaling aan [gedaagden] is veroordeeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Punt en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.