ECLI:NL:RBSGR:2011:BP6678

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
386904 - KG ZA 11-145
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de nakoming van overeenkomsten inzake de levering van planten tussen twee vennootschappen

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee vennootschappen, aangeduid als [X] en [Y], over de nakoming van overeenkomsten inzake de levering van planten. [X] heeft in 2007 een overeenkomst gesloten met [Y] voor de levering van 100.000 planten, met aanvullende voorwaarden die de exclusiviteit van de levering waarborgen. In de daaropvolgende jaren heeft [X] verschillende leveringen gedaan, maar [Y] heeft nagelaten om een aanzienlijk aantal planten af te nemen, wat heeft geleid tot financiële problemen voor [X].

Op 3 maart 2011 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in kort geding, waarbij [X] vorderingen heeft ingesteld tegen [Y] om hen te verplichten tot de afname van de niet geleverde planten en betaling van openstaande facturen. [Y] heeft verweer gevoerd en in reconventie de opheffing van de door [X] gelegde conservatoire beslagen gevorderd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [X] niet toewijsbaar zijn, omdat de overeenkomsten niet voldoende zijn onderbouwd en er onvoldoende bewijs is dat [Y] in verzuim is. De rechter heeft ook geoordeeld dat er een restitutierisico bestaat voor [X], waardoor de vorderingen niet kunnen worden toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft de zaak in reconventie pro forma aangehouden en de kosten van het geding aan [X] opgelegd, omdat zij in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in kort gedingprocedures en de terughoudendheid die in dergelijke zaken moet worden betracht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 386904 / KG ZA 11-145
Vonnis in kort geding van 3 maart 2011
in de zaak van
de vennootschap onder firma
Firma [X] V.O.F.,
gevestigd te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. van der Woerdt te Zoetermeer,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[Y],
gevestigd te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
2. [vennoot ],
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats],
3. [vennoot],
vennoot van gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. C.D. Boon te Amsterdam.
Eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie, wordt hierna aangeduid als ‘[X]’ en gedaagden in conventie, tevens eiseressen in reconventie, gezamenlijk als ‘[Y]’.
1. De feiten in conventie en in reconventie
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 17 februari 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. [X] veredelt, teelt en vermeerdert plantmateriaal van de cymbidium (orchidee). De vermeerdering duurt ruim twee jaar vanaf het laboratorium tot de verspeende plant.
1.2. Op 30 mei 2007 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de levering van 100.000 planten in de periode januari tot april 2008 door [X] aan [Y]. Op deze overeenkomst zijn de ‘Standaard licentievoorwaarden teelt eindproducten in potten [X] VOF’ (hierna: de licentievoorwaarden) alsmede de ‘Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van Plantum NL voor de verkoop en levering van planten en uitgangsteeltmaterialen van sierteeltproducten en plantmateriaal van voedingstuinbouw-producten alsmede tuinbouwmaterialen’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing verklaard. In artikel 1.6 van de licentievoorwaarden is bepaald dat [Y] uitsluitend rechtstreeks bij [X] planten zal inkopen en niet bij derden, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van [X]. [Y] heeft de licentievoorwaarden op 30 mei 2007 ondertekend.
1.3. [X] heeft in 2008 100.000 planten aan [Y] geleverd die [Y] geheel heeft betaald.
1.4. Op een opdrachtbevestiging van 9 september 2008 voor de levering van 300.000 planten door [X] aan [Y] in de periode januari tot april 2009 staat, voor zover relevant, vermeld:
"(…) Levering volgens overeenkomst ‘standaard licentievoorwaarden teelt van eindproducten in potten van [X] VOF, welke reeds eerder door u ontvangen en ondertekend zijn
Voor akkoord en verkoop- en leveringsvoorwaarden verwijs ik u naar de achterzijde van deze opdrachtbevestiging."
Op de achterzijde van deze opdrachtbevestiging zijn de algemene voorwaarden van [X] afgedrukt, die [Y] op enig moment heeft ondertekend.
1.5. In de periode van januari 2009 tot en met 23 juni 2009 heeft [X] 81.800 planten aan [Y] geleverd. Ter zake van deze levering heeft [X] op 5 januari 2009 een bedrag van € 178.875,-- aan [Y] gefactureerd. [Y] heeft ten minste € 120.000,-- van dit bedrag voldaan.
1.6. Op 31 maart 2009 heeft [X] een bedrag van € 298.125,-- aan [Y] gefactureerd ter zake van 218.200 planten die niet door [Y] zijn afgenomen.
1.7. In de maanden november en december 2010 zijn er door [X] in totaal 97.100 planten geleverd aan [Y]. [X] heeft voor deze leveringen facturen ontvangen voor een totaalbedrag van € 73.537,50. Partijen zijn overeengekomen dat 50% van dit bedrag in de maand januari 2011 betaald dient te worden en 50% in zeven gelijke delen in de maanden juli 2011 tot en met december 2011.
1.8. Partijen hebben afspraken gemaakt over de levering van planten aan [Y] in de periode december 2010 tot en met januari 2012. Deze afspraken zijn vastgelegd in een contract dat op 17 december 2010 door [X] is ondertekend, waarna [X] dit aan [Y] heeft toegezonden. [Y] heeft in dit contract een viertal kruisen gezet door de leveringsaantallen, waarna zij dit op 13 januari 2011 heeft ondertekend.
1.9. Bij brief van 13 januari 2011 heeft [X] [Y] gesommeerd om de onder 1.8 bedoelde overeenkomst na te komen.
1.10. Op 31 januari 2011 heeft [X] een bedrag van € 66.250,-- aan [Y] gefactureerd ter zake van 50.000 planten die niet door [Y] zijn afgenomen.
1.11. Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, heeft [X] op 7 februari 2011 diverse conservatoire (derden)beslagen doen leggen onder diverse banken ten laste van [Y], op negen onroerende zaken alsmede op de inboedel en inventaris van drie onroerende zaken die toebehoren aan [Y]. De beslaglegging is geschied ter verzekering en tot verhaal van een bedrag van € 1.070.000,--.
1.12. Op 11 februari 2011 heeft [Y] een bedrag van € 17.812,50 aan [X] voldaan.
2. Het geschil
in conventie
2.1. [X] vordert, zakelijk weergegeven, [Y] te gebieden:
I. a. mee te werken aan de aflevering van 268.200 planten, zijnde de niet geleverde planten van 2009 en januari 2011;
b. mee te werken aan alle toekomstige afleveringen van planten in de periode januari 2011 tot en met januari 2012;
c. de facturen van de toekomstige opeisbare vorderingen van [X] binnen de gestelde termijn van dertig dagen te betalen;
d. [X] toegang te verlenen tot haar kassen (of andere locaties) ter inventarisatie van de aanwezige onder eigendomsvoorbehoud geleverde planten;
e. medewerking te verlenen aan [X] in geval zij haar rechten voortvloeiende uit het eigendomsvoorbehoud wenst uit te oefenen;
II. aan [X] te betalen een bedrag van € 488.857,-- (€ 422.607,-- + € 66.250,--) voor de tot en met januari 2011 geleverde en te leveren planten, een bedrag van € 77.666,-- voor de reeds opeisbare contractuele rente alsmede de contractuele rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans een voorschot van € 200.000,--;
III. zich te onthouden van elke inbreuk op het exclusiviteitsrecht zoals omschreven in de licentievoorwaarden, met de bepaling dat [Y] een boete verbeurt van € 50.000,-- voor elke keer dat zij in strijd met het exclusiviteitsrecht handelt.
2.2. Aan haar vorderingen legt [X] ten grondslag dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten als bedoeld onder 1.4 en 1.8 door [Y] dienen te worden nagekomen. Ondanks diverse sommaties heeft [Y] geweigerd om 268.200 planten af te nemen. Bovendien heeft zij te kennen gegeven de resterende 152.500 planten van 2011 en de 50.000 planten van januari 2012 niet te zullen afnemen. Nu [Y] in verzuim is, is [X] ten aanzien van het niet afleveren niet in verzuim komen te verkeren. [X] heeft de niet door [Y] afgenomen planten in haar kassen staan, waardoor haar kassen overvol zijn en zij haar jonge planten niet kan oppotten. [X] maakt kosten voor arbeid, voeding en verwarming om deze planten in leven te houden. [X] heeft een direct opeisbare vordering van in totaal € 488.857,-- op [Y]. Daarnaast is [Y] contractuele rente aan [X] verschuldigd. Voorts handelt [Y] in strijd met de licentievoorwaarden door planten van derden in haar kassen te houden. [X] verkeert in grote financiële problemen nu [Y] niet overgaat tot betaling van haar vorderingen. Als gevolg hiervan heeft de energieleverancier gedreigd om op 8 februari 2011 de procedure tot afsluiting/opschorting van de energieleverantie te starten. Ook de verzekeringsmaatschappij heeft aangezegd de polissen te zullen gaan royeren. Gelet hierop heeft [X] spoedeisend belang bij haar vorderingen.
2.3. [Y] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
2.4. [Y] vordert, zakelijk weergegeven, de door [X] gelegde conservatoire beslagen op te heffen.
2.5. Daartoe voert [Y] aan dat de vorderingen van [X] ondeugdelijk zijn, zodat de gelegde beslagen ten laste van [Y] dienen te worden opgeheven. [Y] heeft daarbij spoedeisend belang, nu zij in haar bedrijfsvoering ernstig wordt gehinderd door de gelegde beslagen.
2.6. [X] voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
in conventie
3.1. Het gedeelte van vordering I onder a van [X] dat ziet op een gebod tot medewerking aan de levering van 218.200 planten, zijnde de niet geleverde planten in 2009, is gebaseerd op haar standpunt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen voor de levering van 300.000 planten in de periode januari tot april 2009 door [X] aan [Y]. [X] heeft ter onderbouwing hiervan een opdrachtbevestiging van 9 september 2008 overgelegd met op de achterzijde de algemene voorwaarden die door [Y] voor akkoord zijn ondertekend. [Y] heeft uitdrukkelijk betwist dat zij de opdrachtbevestiging van 9 september 2008 voor akkoord heeft ondertekend. [Y] stelt zich op het standpunt dat zij in het kader van de leveringen in 2008 slechts de destijds verstrekte algemene voorwaarden heeft ondertekend. Door op de achterzijde de algemene voorwaarden af te drukken, heeft [X] ten onrechte de indruk willen wekken dat [Y] ook de opdrachtbevestiging van 9 september 2008 voor akkoord heeft willen ondertekenen. Daarbij komt dat [Y] nimmer de intentie kan hebben gehad om deze opdrachtbevestiging te ondertekenen, nu zij helemaal geen ruimte voor 300.000 planten in haar kassen heeft.
3.2. De vraag hoe de zin "Voor akkoord en verkoop- en leveringsvoorwaarden verwijs ik u naar de achterzijde van deze opdrachtbevestiging” in de betreffende opdrachtbevestiging moet worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze zin mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De enkele handtekening van [Y] onder de algemene voorwaarden op de achterzijde van de betreffende opdrachtbevestiging biedt in ieder geval onvoldoende houvast om daaruit de bedoeling van partijen af te leiden. Binnen het beperkte kader van deze kort gedingprocedure is voor nader onderzoek naar de bedoelingen van partijen geen plaats. Dit brengt mee dat voorshands niet als uitgangspunt kan worden genomen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen tot levering van 300.000 planten door [X] aan [Y].
3.3. Het gedeelte van vordering I onder a dat ziet op een gebod tot medewerking aan de levering van 50.000 planten in januari 2011, is gebaseerd op het contract van 13 januari 2011. Vordering I onder b strekt tot medewerking aan toekomstige leveringen van planten en is op dezelfde grond gestoeld. Partijen verschillen van mening over de vraag of leveringsaantallen zijn overeengekomen, gezien het feit dat in het door [Y] ondertekende contract de aantallen zijn doorgehaald. Ook deze vraag kan niet beantwoord worden binnen het beperkte kader van deze kort gedingprocedure. Nader onderzoek hiernaar zal eventueel in een bodemprocedure moeten plaatsvinden.
3.4. Het voorgaande betekent dat de vorderingen I onder a en b moeten worden afgewezen. Het onder I c en tot met I e gevorderde is evenmin toewijsbaar, nu dit in het geheel niet is onderbouwd.
3.5. Ten aanzien van het onder II gevorderde wordt vooropgesteld dat volgens vaste jurisprudentie ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid is geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
3.6. De onder II gevorderde bedragen betreffen de onbetaald gelaten facturen alsmede de contractuele rente voor de tot en met januari 2011 geleverde en te leveren planten uit hoofde van de opdrachtbevestiging van 9 september 2008 en het contract van 13 januari 2011. [Y] heeft de verschuldigdheid van de factuurbedragen gemotiveerd betwist.
3.7. Gelet op hetgeen onder 3.1 tot en met 3.3 is overwogen en gelet op de gemotiveerde betwisting van de vordering door [Y], is de verschuldigdheid van de factuurbedragen op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht in dit kort geding niet duidelijk geworden en evenmin op eenvoudige wijze vast te stellen. Nader onderzoek door middel van bewijslevering is in het beperkte kader van dit kort geding niet goed mogelijk en zal eventueel in een bodemprocedure moeten plaatsvinden. Daar komt bij dat een groot gedeelte van de vordering van € 488.857,-- een toekomstige vordering betreft. Daarnaast is de voorzieningenrechter met [Y] van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een duidelijk restitutierisico aan de zijde van [X]. [X] heeft dit weliswaar weersproken, maar niet op voldoende gemotiveerde wijze. Bij deze stand van zaken acht de voorzieningenrechter het niet verantwoord bij wijze van voorlopige voorziening vooruit te lopen op de ongewisse uitkomst van een nog aan te spannen bodemprocedure. Ook voor toewijzing van een voorschot bestaat dus onvoldoende grond. Vordering II van [X] zal dan ook geheel worden afgewezen. De omstandigheid dat [X] in acute geldnood verkeert, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.8. Met betrekking tot het onder III gevorderde is gesteld noch gebleken dat de gevraagde voorzieningen uit hoofde van onverwijlde spoed geboden zijn. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken is genoegzaam gebleken dat voor zover [Y] ooit planten van een derde in haar kassen had staan, deze planten inmiddels uit de kassen van [Y] zijn verwijderd. Nu [X] niet een boete van € 50.000,-- voor een vermeende inbreuk op het exclusiviteitsrecht in het verleden heeft gevorderd, moet het ervoor worden gehouden dat zij nakoming vordert van hetgeen partijen al zijn overeengekomen. Dit brengt mee dat het onder III gevorderde bij gebrek aan (spoedeisend) belang wordt afgewezen.
3.9. [X] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
in reconventie
3.10. Nu partijen ter zitting te kennen hebben gegeven dat zij zich nog (nader) zullen uitlaten over de vordering in reconventie, zal de voorzieningenrechter de beslissing ten aanzien van de vordering van [Y] in reconventie pro forma aanhouden tot 12 maart 2011.
in conventie en in reconventie
3.11. Nu de zaak in conventie vroeger kan worden afgedaan dan de zaak in reconventie, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op grond van het bepaalde in artikel 138 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de procedures in conventie en reconventie te splitsen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [X] om binnen veertien dagen na dit vonnis aan [Y] te betalen de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [Y] begroot op € 2.230,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 1.414,-- aan griffierecht;
in reconventie
- houdt de zaak pro forma aan tot zaterdag 12 maart 2011.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2011.
mn