ECLI:NL:RBSGR:2011:BP7194

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
359609 - HA ZA 10-632
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van een geldlening tussen voormalige samenwoners met beroep op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden

In deze zaak vorderde de eiseres, een voormalige samenwoner, de vernietiging van een geldlening die zij met de gedaagde was aangegaan. De eiseres stelde dat zij onder invloed van dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden de overeenkomst had gesloten. De partijen hadden van 7 november 2006 tot begin september 2008 samengewoond en hadden een notarieel verleden samenlevingscontract waarin de kosten van de huishouding en de verdeling van de lasten waren geregeld. De eiseres voerde aan dat de gedaagde onjuiste informatie had verstrekt over zijn financiële situatie en investeringen in de woning, wat haar had bewogen tot het aangaan van de lening. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat haar dwaling voor rekening van de gedaagde moest komen. De rechtbank concludeerde dat de eiseres haar dwaling niet kon toerekenen aan de gedaagde, omdat zij zelf had nagelaten om verduidelijking te vragen over de financiële situatie. De vordering tot vernietiging van de overeenkomst van geldlening werd afgewezen. Daarnaast waren er vorderingen van beide partijen met betrekking tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding en de onderhoudskosten van de woning. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende informatie was om deze vorderingen te beoordelen en beval een comparitie van partijen voor nader onderzoek. De uitspraak werd gedaan op 2 maart 2011 door mr. J.E. Bierling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 359609 / HA ZA 10-632
Vonnis van 2 maart 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. L.Ph.J. baron van Utenhove te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. N.T. Vogelaar te Wateringen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 februari 2010;
- de producties bij de dagvaarding, ingebracht bij rolbericht van 2 maart 2010;
- de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie van 31 maart 2010, met producties;
- het tussenvonnis van 14 april 2010 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 september 2010 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van de zijde van [eiseres] van 28 september 2010.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Zij hebben van 7 november 2006 tot begin september 2008 samengewoond.
2.2.In de op 15 januari 2007 tussen partijen gesloten, notarieel verleden, samenlevings-overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
'(...)
KOSTEN VAN DE HUISHOUDING
Artikel 4
1 Partijen moeten naar evenredigheid van hun netto-inkomen bijdragen in de kosten van de gewone gang van de (gemeenschappelijke) huishouding.
2 (...)
3 Indien de inkomsten niet toereikend zijn voor de bekostiging van de gewone gang van de huishouding, moet iedere partij naar evenredigheid van het nettovermogen van de betreffende partij het tekort aanvullen.
Artikel 5
1 Tot de kosten van de gewone gang van de huishouding worden gerekend de uitgaven die dienen tot aanschaf en onderhoud van de zaken die dienen voor de gewone gang van de huishouding (artikel 4 lid 1), de huurtermijnen van de door partijen bewoonde woning, de kosten van gebruikelijke verzekeringen met inbegrip van de premie voor een eventuele ziektekostenverzekering, de kosten van gezamenlijke vakanties en de kosten van medische verzorging.
2 Tot de kosten van de huishouding worden niet gerekend:
- directe belastingen die ten laste van een partij worden geheven; en
- premies van levens- en ongevallenverzekeringen; deze komen ten laste van degene die als schuldenaar in de betreffende polis is genoemd.
(...)
GEZAMENLIJK BEWOONDE EIGEN WONING
Artikel 8
Draagplicht kosten en lasten
(...)
3a Indien partijen gezamenlijk wonen in een woning die aan één partij toebehoort, zal de ander geen vergoeding verschuldigd zijn aan de gerechtigde wegens medegebruik.
bTenzij partijen anders overeenkomen worden alle kosten van onderhoud van- en reparatie aan deze woning, alsmede de zakelijke en andere lasten, betaald en gedragen door de gerechtigde; deze kosten vallen niet onder kosten van de gewone gang van de huishouding (artikel 5 lid 1).
(...)
4 Indien ter financiering van de door partijen gezamenlijk in gemeenschap verkregen en
gezamenlijk te bewonen woning een geldlening is aangegaan, zal de rente worden gerekend tot de kosten van de huishouding, zowel ingeval beide partijen de schuld zijn aangegaan, als wanneer één van hen de schuld is aangegaan, tenzij partijen een afwijkende regeling hebben getroffen.
5 Ten aanzien van het nog aan te kopen en te leveren registergoed aan de [a-straat te plaats A] stellen partijen het volgende vast.
De koopsom en kosten verbonden aan de verwerving van het registergoed zijn/worden door de verschenen personen betaald en gedragen, met dien verstande dat [eiseres], voornoemd, voornemens is om een bedrag ad zeshonderdduizend euro (€ 600.000,00) dan wel een nader door partijen vast te stellen bedrag aan eigen middelen meer te betalen casu quo in te brengen.
Omtrent deze voorgenomen "investering" zijn partijen het volgende overeengekomen.
Wanneer het registergoed wordt vervreemd of verdeeld zal het bedrag van de investering toekomen aan [eiseres], voornoemd, en aan deze moeten worden uitgekeerd.
Indien de waarde van het registergoed op dat moment in waarde is gestegen dan wel in waarde is gedaald ten opzichte van de aanschafwaarde (koopsom en kosten) van het registergoed zal het bedrag van de investering worden vermeerderd casu quo worden verminderd met een percentage gelijk aan het percentage van de waardevermeerdering casu quo waardevermindering van de waarde van de woning ten opzichte van de aanschafwaarde.
(...)
Bij verdeling van het registergoed tussen partijen zal dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 lid 2 (Recht van koop: prijsbepaling) worden gewaardeerd. Bij verdeling zal het geïnvesteerde bedrag op de voet van het hiervoor bepaalde tussen partijen worden verrekend.
(...)'
2.3.Op 16 januari 2007 hebben partijen de eigendom verkregen van de woning aan de [a-straat te plaats A] (hierna: de woning). [eiseres] was voor 3/5de deel eigenaar, [gedaagde] voor 2/5de deel. De woning was deels gefinancierd uit eigen middelen van [eiseres] en voor het overige door middel van een hypothecaire geldlening op naam van beide partijen.
2.4.In een, notarieel verleden, verdelingsakte van 2 juni 2008 is onder meer het volgende opgenomen, waarbij met 'het registergoed' de woning wordt bedoeld en met 'de vrouw' en 'de man' [eiseres] respectievelijk [gedaagde] worden bedoeld:
'(...)
Overeenkomst
Artikel 1.
De man en de vrouw zijn overeengekomen dat na te melden registergoed zal worden toegedeeld en geleverd aan de vrouw.
(...)
Hypothecaire schuld. Waardering. Peildatum.
Artikel 3.
1. De hypothecaire schuld is thans volledig door de vrouw afgelost.
2. Er wordt verdeeld naar de waarde en de toestand per één januari tweeduizend acht ("de aangenomen dag van verdeling");
3. Wat betreft het registergoed is de waarde door partijen in onderling overleg vastgesteld op één miljoen één honderd duizend euro (€ 1.100.000,00);
4. De man heeft een bedrag ad negentig duizend euro (€ 90.000,00) uit zijn eigen middelen aangewend ter vertering en verbouwing van het registergoed. Dit bedrag zal als geldlening door de man aan de vrouw ter beschikking worden gesteld.
(...)
Kwijting. Kosten.
Artikel 7.
1. Het toegedeelde is hiermee verdeeld. De deelgenoten hebben met betrekking tot de onderhavige verdeling niets meer van elkaar te vorderen, zodat zij elkaar terzake van deze verdeling volledig kwiteren en dechargeren, zonder enig voorbehoud.
(...)'
2.5.In een, notarieel verleden, hypotheekakte van 2 juni 2008 is onder meer het volgende opgenomen, waarbij met 'de schuldenaar' en 'de hypotheekgever' [eiseres] wordt bedoeld en met 'de schuldeiser' [gedaagde]:
'(...)
ZEKERHEID/TITEL
De schuldenaar en de schuldeiser zijn overeengekomen dat de hypotheekgever voor de terugbetaling van de na te melden lening en het verder door hem uit hoofde van deze akte en de na te melden Algemene Bepalingen van geldlening en hypotheekstelling ("Algemene Bepalingen") verschuldigde, aan de schuldeiser hypotheek- en pandrechten zal verlenen, zoals hierna omschreven.
GELDLENING
De schuldenaar heeft op heden van de schuldeiser ter leen ontvangen en is deswege aan de schuldeiser schuldig de som van negentig duizend euro (€ 90.000,00), hierna ook aan te duiden als: "de hoofdsom".
De geldlening is aangegaan onder de volgende bepalingen:
Rente
Zolang de schuldenaar en de schuldeiser samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren is de schuldenaar geen rente over de hoofdsom verschuldigd. Zodra de samenwoning en de gemeenschappelijke huishouding worden verbroken zal de schuldenaar over de hoofdsom of het niet-afgeloste deel daarvan aan de schuldeiser een rente te betalen berekend naar zes procent (6, %) per jaar, bij nabetaling te voldoen in driemaandelijkse termijnen op de eerste dag van ieder kalenderkwartaal.
Algehele aflossing
De schuldenaar verbindt zich jegens de schuldeiser de hoofdsom of niet afgeloste deel daarvan met de daarover dan nog verschuldigde rente en mogelijk verschuldigde boeten en kosten uiterlijk zes maanden na het verbreken van de samenwoning tussen de schuldenaar en de schuldeiser.
(...)'
2.6.Op 11 september 2008 heeft [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling door [eiseres] binnen zes maanden van het bedrag van € 90.000,-, vermeerderd met rente.
2.7.Op enig moment heeft [gedaagde] de executoriale verkoop van de woning in gang gezet. [eiseres] heeft vervolgens in kort geding verzocht de executie te schorsen. [gedaagde] heeft ter zitting van 2 februari 2010 toegezegd de aangekondigde executie te schorsen totdat in de onderhavige procedure een einduitspraak in feitelijke instantie is gegeven.
3.Het geschil
in conventie
3.1.[eiseres] vordert, samengevat:
a. de geldlening nietig te verklaren en/of de geldlening met ingang van 2 juni 2008 te ontbinden, met veroordeling van [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de hypotheek op de woning van [eiseres] te doen doorhalen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. [gedaagde] te veroordelen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] € 63.972,80 te betalen, vermeerderd met rente;
c. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.[eiseres] voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
Ten aanzien van het onder 3.1 sub a gevorderde:
Nadat [gedaagde] aanspraak maakte op betaling van het bedrag van € 90.000,- is het [eiseres] duidelijk geworden dat van wat [gedaagde] haar had voorgehouden bijna niets klopte. Als waar is dat [gedaagde] een bedrag van € 90.000,- in de woning heeft geïnvesteerd, dan zou, gegeven het feit dat [eiseres] een bedrag van circa € 50.000,- in de verbouwing heeft gestoken, met die verbouwing een bedrag van circa € 140.000,- gemoeid zijn geweest. Voor een dergelijk bedrag zijn echter geen verbouwingswerkzaamheden verricht. [gedaagde] kon in de tijd dat de verbouwingswerkzaamheden plaatsvonden ook helemaal geen bedrag van € 90.000,- opbrengen; hij had het geld daarvoor eenvoudigweg niet. [gedaagde] heeft verder niet alleen over deze kwestie, maar ook over andere financiële kwesties, onwaarheden verklaard. [eiseres] heeft dus de dwingende bewijskracht van de notariële akte waarin de overeenkomst van geldlening is opgenomen, ontzenuwd. De overeenkomst van geldlening moet worden vernietigd wegens dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. Van dwaling is sprake omdat [eiseres] de overeenkomst sloot onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken welke berustte op door [gedaagde] bewust verstrekte onjuiste informatie en zij dit niet zou hebben gedaan bij een juiste voorstelling van zaken. Er is sprake van bedrog omdat [gedaagde] [eiseres] opzettelijk tot het sluiten van de overeenkomst van geldlening heeft bewogen door onjuiste mededelingen te doen. Van misbruik van omstandigheden is sprake omdat [gedaagde] terwijl hij wist, althans had moeten begrijpen, dat [eiseres] door haar emotionele afhankelijkheid van hem ([eiseres] was bang dat [gedaagde] bij haar weg zou gaan) en de crisissituatie waarin de relatie verkeerde tot het sluiten van de overeenkomst van geldlening werd bewogen, dit heeft geëntameerd en bevorderd.
Ten aanzien van het onder 3.1 sub b gevorderde:
[gedaagde] is [eiseres] uit hoofde van de samenlevingsovereenkomst nog 63% verschuldigd van de kosten van de huishouding die [eiseres] uit eigen middelen heeft voldaan en 2/5de deel van de door [eiseres] uit eigen middelen betaalde kosten van onderhoud en reparatie van de woning. In totaal gaat het om een bedrag van € 63.972,80. [gedaagde] is ook wettelijke rente over dit bedrag verschuldigd.
3.3.[gedaagde] voert verweer.
3.4.Op de (verdere) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.Indien de rechtbank in conventie van oordeel is dat ten aanzien van de kosten van - naar de rechtbank begrijpt - de gemeenschappelijke huishouding gedurende de samenwoning en van onderhoud en reparatie van de woning in de periode dat partijen gezamenlijk eigenaar waren, partijen over en weer alsnog tot een eindafrekening moeten komen, vordert [gedaagde] - samengevat - veroordeling van [eiseres] tot betaling van een nader door de rechtbank te bepalen bedrag, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.6.[gedaagde] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Bepaald moet worden in hoeverre [gedaagde] dan wel [eiseres] enig bedrag aan de ander verschuldigd is. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat ten tijde van het feitelijke uiteengaan een bedrag van ongeveer € 14.000,- op de gezamenlijke rekening van partijen stond. Bovendien heeft [gedaagde] vanuit zijn privévermogen evenzeer betalingen verricht die hierbij betrokken dienen te worden. Ook moet rekening worden gehouden met het verschil tussen de vastgestelde waarde van de woning ten tijde van de verdeling ten opzichte van de aankoopwaarde. Er moet verder rekening mee worden gehouden dat [eiseres] een hoger inkomen had dan [gedaagde], dat zij ook nog op de loonlijst stond van één van de BV's van haar vader en dat zij over een aanmerkelijk groter vermogen beschikte dan [gedaagde].
3.7.[eiseres] voert verweer.
3.8.Op de (verdere) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
Vernietiging overeenkomst van geldlening
4.1.De rechtbank zal de vordering van [eiseres] opvatten als een vordering tot vernietiging van de overeenkomst van geldlening, nu dit het rechtsgevolg is dat aan een geslaagd beroep op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden is verbonden.
Bij de beoordeling van die vordering moet tot uitgangspunt worden genomen dat op degene die op de voet van artikel 6:228 BW en artikel 3:44 BW vernietiging vordert van een overeenkomst/rechtshandeling de stelplicht en de bewijslast rusten ter zake van de feiten die tot de gevolgtrekking moeten leiden dat die overeenkomst onder invloed van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen.
4.2.Al aangenomen dat [eiseres] bij het aangaan van de overeenkomst van geldlening heeft gedwaald omdat zij veronderstelde dat [gedaagde] € 90.000,- uit eigen middelen in de verbouwing van de woning had gestoken, terwijl na het sluiten van die overeenkomst bleek dat deze veronderstelling niet juist was, dan is de volgende vraag of die dwaling, zoals [eiseres] stelt, voor rekening van [gedaagde] moet komen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Ter zitting heeft [eiseres], gevraagd naar de omstandigheden waaronder de overeenkomst van geldlening is totstandgekomen, het volgende verklaard:
'Vlak voordat wij naar de notaris gingen, heeft [gedaagde] mij een ingewikkeld verhaal verteld over hoe hij geld had geïnvesteerd in de verbouwing van de woning. Hij gebruikte veel moeilijke woorden. Ik begreep er niets van. (...)'
Als [eiseres], zoals zij stelt, niet begreep wat [gedaagde] haar voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst van geldlening voorhield, dan had zij om een nadere toelichting moeten vragen dan wel onderzoek moeten doen. Zij heeft dit echter nagelaten. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] niet tot het vragen van een dergelijke toelichting of het doen van onderzoek in staat was. Onder deze omstandigheden kan [eiseres] haar dwaling niet voor rekening van [gedaagde] brengen. Het beroep van [eiseres] op dwaling faalt dus.
4.3.Van vernietiging van de overeenkomst van geldlening op grond van bedrog kan slechts sprake zijn ingeval die overeenkomst onder invloed daarvan is tot stand gekomen: [eiseres] zal aannemelijk moeten maken dat zij ten gevolge van het bedrog tot het sluiten van de overeenkomst is bewogen. In het onderhavige geval waarin [eiseres] haar beroep op bedrog baseert op een onjuiste mededeling zijdens [gedaagde] over zijn investering in de verbouwing van de woning, zal [eiseres] met andere woorden aannemelijk moeten maken dat zij door die mededeling in de waan is gebracht dat [gedaagde] uit eigen middelen een bedrag van € 90.000,- in de woning heeft geïnvesteerd en dat zij daarom de overeenkomst van geldlening heeft gesloten. Hiervoor, bij de bespreking van het beroep op dwaling, is reeds overwogen dat [eiseres] een toelichting had moeten vragen op dan wel onderzoek had moeten doen naar hetgeen [gedaagde] haar voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van geldlening had meegedeeld. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat [eiseres] door een onjuiste mededeling (indien al gedaan, want ook dit betwist [gedaagde]) tot het sluiten van de overeenkomst van geldlening is bewogen. Het beroep van [eiseres] op bedrog faalt dus evenzeer.
4.4.Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Bedoelde bijzondere omstandigheden kenmerken zich hierdoor, dat degene die in die omstandigheden verkeert ten opzichte van de ander een zwakke positie inneemt. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de relatie van partijen in een crisis verkeerde en dat [eiseres] bang was dat [gedaagde] haar zou verlaten (hetgeen [gedaagde] overigens betwist) niet de conclusie rechtvaardigt dat [eiseres] ten opzichte van [gedaagde] in een zwakke positie verkeerde. Daarvoor is méér nodig en méér heeft [eiseres] niet gesteld. [eiseres] kan zich dus ook niet met succes beroepen op misbruik van omstandigheden.
4.5.Gelet op het voorgaande moet de vordering van [eiseres] zoals verwoord onder 3.1 sub a worden afgewezen. Hetgeen partijen naar voren hebben gebracht omtrent de bewijskracht van de notariële akte waarin de overeenkomst van geldlening is opgenomen en de relevantie daarvan voor bedoelde vordering kan, gelet hierop, buiten bespreking blijven.
Kosten van onderhoud en reparatie van de woning
4.6.[eiseres] stelt dat partijen de kosten van onderhoud en reparatie van de woning in de periode dat zij gezamenlijk eigenaar van de woning waren nog dienen af te rekenen. [gedaagde] stelt hiertegenover onder meer dat partijen ten aanzien van deze kosten in de verdelingsakte van 2 juni 2008 volledige kwijting zijn overeengekomen.
4.7.De rechtbank oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 8 lid 3 sub b van de samenlevingsovereenkomst worden alle kosten van onderhoud en reparatie van de woning betaald en gedragen door de gerechtigde. Niet in geschil is dat de woning bij de verdelingsakte van 2 juni 2008 volledig is toegedeeld aan [eiseres], naar de waarde en de toestand per 1 januari 2008. Gelet hierop komen de kosten van onderhoud en reparatie van de woning in ieder geval vanaf 1 januari 2008 voor rekening van [eiseres].
4.8.Voor 1 januari 2008 waren [eiseres] en [gedaagde] gezamenlijk eigenaar van de woning, [eiseres] voor 3/5de deel en [gedaagde] voor 2/5de deel. Ingevolge genoemd artikel van de samenlevingsovereenkomst komen de kosten van onderhoud en reparatie tot die datum in beginsel voor rekening van de gerechtigden, in de hiervoor genoemde verhouding.
De rechtbank is echter met [gedaagde] van oordeel dat partijen ten aanzien van de kosten van onderhoud en reparatie over de periode tot 1 januari 2008 in de verdelingsakte finale kwijting zijn overeengekomen. In artikel 7 lid 1 van de verdelingsakte is bepaald dat partijen elkaar ter zake van de verdeling volledig kwiteren en dechargeren. In artikel 3 lid 4 van diezelfde verdelingsakte is opgenomen dat [gedaagde] een bedrag van € 90.000,- uit zijn eigen middelen heeft aangewend ter vertering en verbouwing van de woning en dat dit bedrag als geldlening door [gedaagde] aan [eiseres] ter beschikking wordt gesteld. Hieruit volgt dat partijen de kosten van onderhoud en reparatie die zij voor de verdeling hebben gemaakt in de verdeling hebben betrokken en dat de verleende kwijting dus ook voor deze kosten geldt. De vordering van [eiseres] zal in zoverre worden afgewezen.
4.9.De rechtbank komt aan beoordeling van de overige verweren van [gedaagde] op dit punt niet toe.
Kosten van de gemeenschappelijke huishouding
4.10.[eiseres] stelt dat partijen bij of na de beëindiging van hun samenwoning de kosten van de gemeenschappelijke huishouding inclusief de rente van de hypothecaire leningen nog niet hebben afgerekend en zij vordert betaling van het volgens haar door [gedaagde] aan haar verschuldigde ter zake van deze kosten (€ 44.561,29). Hierbij gaat zij ervan uit dat de inkomensverhouding tussen partijen zodanig was dat 63% van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding voor rekening van [gedaagde] dient te komen. [gedaagde] voert primair verweer tegen deze vordering en vordert in voorwaardelijke reconventie, indien de rechtbank tot het oordeel komt dat ten aanzien van deze kosten partijen alsnog tot een eindafrekening moeten komen, veroordeling van [eiseres] tot betaling van een nader door de rechtbank te bepalen bedrag. [gedaagde] bevestigt dat de en/of-rekening van partijen vrijwel volledig door [eiseres] is gevoed, maar hij stelt andere kosten van de huishouding te hebben betaald, zoals vakanties. Hij betwist voorts de door [eiseres] gestelde inkomensverhouding en stelt dat rekening moet worden gehouden met de vermogensposities van partijen. Bovendien moet rekening worden gehouden met het verschil tussen de vastgestelde waarde van de woning ten tijde van de verdeling ten opzichte van de aankoopwaarde, aldus [gedaagde].
4.11.Voor zover [gedaagde] stelt dat de kwijting in de verdelingsakte ook ziet op de kosten van de gemeenschappelijke huishouding, volgt de rechtbank hem hierin niet. Uit niets blijkt dat de verdelingsakte in het algemeen en de daarin verleende kwijting in het bijzonder betrekking hebben op de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
4.12.Beoordeeld dient te worden in hoeverre [eiseres] dan wel [gedaagde] nog recht heeft op vergoeding door de ander ter zake van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Ingevolge artikel 4 van de samenlevingsovereenkomst moeten partijen naar evenredigheid van hun netto-inkomen bijdragen in de kosten van de gewone gang van de (gemeenschappelijke huishouding) en, indien de inkomsten niet toereikend zijn voor de bekostiging van de gewone gang van de huishouding, moet iedere partij naar evenredigheid van het nettovermogen van de betreffende partij het tekort aanvullen.
4.13.Tot de kosten van de gewone gang van de huishouding worden - voor zover relevant - gerekend (artikel 5 lid 1 en artikel 8 lid 4 samenlevingsovereenkomst):
- uitgaven die dienen tot aanschaf en onderhoud van de zaken die dienen voor de gewone gang van de huishouding;
- kosten van gebruikelijke verzekeringen met inbegrip van de premie voor een eventuele ziektekostenverzekering;
- kosten van gezamenlijke vakanties;
- kosten van medische verzorging;
- rente op een geldlening aangegaan ter financiering van de door partijen gezamenlijk in gemeenschap verkregen en gezamenlijk te bewonen woning.
Niet tot de kosten van de gewone gang van de huishouding worden - voor zover relevant - gerekend (artikel 5 lid 2 en artikel 8 lid 3 sub b samenlevingsovereenkomst):
- directe belastingen die ten laste van een partij worden geheven;
- premies van levens- en ongevallenverzekeringen;
- indien partijen gezamenlijk wonen in een woning die aan één partij toebehoort: alle kosten van onderhoud van en reparatie aan deze woning, alsmede de zakelijke en andere lasten.
4.14.De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat rekening moet worden gehouden met het verschil tussen de vastgestelde waarde van de woning ten tijde van de verdeling ten opzichte van de aankoopwaarde. Partijen hebben immers in artikel 7 van de verdelingsakte van 2 juni 2008 uitdrukkelijk verklaard dat zij met betrekking tot de verdeling niets meer van elkaar te vorderen hebben en dat zij elkaar volledig kwijting verlenen.
4.15.De rechtbank beschikt op dit moment over onvoldoende informatie om de vorderingen van partijen op dit punt te beoordelen en acht nader onderzoek hiernaar noodzakelijk. Beide partijen dienen de rechtbank nader te informeren, voor zover mogelijk aan de hand van nader in het geding te brengen stukken en/of door verwijzing naar reeds in het geding gebrachte stukken. De rechtbank acht vervolgens een comparitie van partijen voor dit nadere onderzoek de meest aangewezen methode.
Verdere verloop van de procedure
4.16.De rechtbank zal opnieuw een comparitie van partijen bevelen, waarbij behalve hetgeen onder 4.15 is vermeld tevens de mogelijkheid van een minnelijke regeling in deze stand van de procedure aan de orde kan komen.
4.17.Verhindering van een van de partijen voor de hierna te noemen comparitiedatum dient binnen veertien dagen na dit vonnis te worden opgegeven aan de griffie van de rechtbank (met vermelding van het zaak- en rolnummer van deze zaak), met gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de periode van twee maanden na de datum waarop de zitting aanvankelijk was bepaald. Partijen worden verzocht om uiterlijk vier weken vóór de datum van de comparitie aan de rechtbank en aan elkaar een akte te doen toekomen, waarin in ieder geval is opgenomen:
- een overzicht van de door die partij betaalde kosten van de gemeenschappelijke huishouding (met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 4.13 is overwogen);
- een overzicht van het door die partij genoten netto-inkomen gedurende de samenwoning (met inachtneming van artikel 3 van de samenlevingsovereenkomst);
- een overzicht van het netto-vermogen van die partij gedurende de samenwoning;
- het verloop van de gezamenlijke en/of-rekening;
- een berekening van het door die partij te ontvangen of te betalen bedrag ter zake van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
De rechtbank verzoekt partijen om, voor zover mogelijk, hierbij relevante documenten (zoals bankafschriften, loonstroken, jaaropgaven, inkomstenbelastingaangiften en - aanslagen) in het geding te brengen en in de akte uitdrukkelijk te verwijzen naar die documenten.
4.18.Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.De beslissing
De rechtbank:
5.1.beveelt de persoonlijke verschijning van partijen, met hun advocaten, ter zitting mr. J.E. Bierling op dinsdag 10 mei 2011 om 13.00 uur, in het gebouw van de rechtbank aan de Prins Clauslaan 60 te 's-Gravenhage, met de onder 4.15 en 4.16 vermelde doeleinden;
5.2.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Bierling en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.