ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ1574

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/9978 VRONTN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W. Sentrop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortzetting vreemdelingenbewaring met psychische klachten

Op 4 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de vreemdelingenbewaring van een Angolese vreemdeling. De vreemdeling had op 23 maart 2011 beroep aangetekend tegen de maatregel van bewaring die door de minister voor Immigratie en Asiel was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende gronden waren voor de voortzetting van de bewaring, maar dat de psychische toestand van de vreemdeling, die ernstig getraumatiseerd was, een belangrijke factor was in de belangenafweging. De gz-psycholoog die de vreemdeling behandelde, had geadviseerd om hem in vrijheid te stellen, omdat de detentie zijn psychische problemen verergerde en de behandeling in detentie geen resultaat opleverde. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de vreemdeling zwaarder wogen dan die van de staat, en dat de maatregel van bewaring moest worden opgeheven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van onrechtmatige voortzetting van de bewaring. De rechtbank veroordeelde de minister in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op € 437,--. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er kon geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Afdeling 3, enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 11/9978 VRONTN
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht
beroep vrijheidsontnemende maatregel
in het geding tussen
[A], V-nummer [nummer], thans verblijvende in het Detentiecentrum Zeist, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. K. Ross, advocaat te Amsterdam,
en
de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder.
I PROCESVERLOOP
De vreemdeling heeft gesteld te zijn geboren op [datum] 1979 en de Angolese nationaliteit te hebben.
Op 23 maart 2011 heeft de vreemdeling een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Het beroep is gericht tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die verweerder bij besluit van 31 januari 2011 de vreemdeling heeft opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding.
De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 1 april 2011.
De vreemdeling en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. H. Hanssen-Telman.
II OVERWEGINGEN
1 De rechtbank stelt voorop dat over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring als zodanig reeds is beslist bij uitspraak van deze rechtbank van 18 februari 2011, welke uitspraak in hoger beroep is bevestigd bij uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 maart 2011.
Derhalve staat thans ter beoordeling of voortzetting van de maatregel van bewaring, gegeven de omstandigheden van het geval, rechtmatig is.
2 De vreemdeling heeft aangevoerd dat voortzetting van de bewaring in strijd is met de wet en daarom opgeheven moet worden. Voorts is aangevoerd dat de maatregel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
Meer in het bijzonder is aangevoerd dat de vreemdeling ernstige psychische klachten heeft waarvoor hij in detentie wordt behandeld door een gz-psycholoog. Deze heeft geadviseerd betrokkene in vrijheid te stellen, opdat hij elders gespecialiseerde hulp kan krijgen.
3 Verweerder heeft de rechtbank schriftelijk inlichtingen verstrekt inzake zijn handelen strekkend tot uitzetting van de vreemdeling uit Nederland. De vreemdeling is op 11 maart 2011 gepresenteerd bij de Angolese autoriteiten. Deze hebben de Angolese nationaliteit van betrokkene bevestigd en aangegeven dat verweerder de mogelijkheden tot afgifte van een laissez-passer met het consulaat kan bespreken, zodra de vreemdeling is uitgeprocedeerd. Verweerder heeft betoogd dat er daarom nog steeds voldoende zicht op uitzetting binnen redelijke termijn bestaat.
Ter zitting is voorts aangevoerd dat verweerder voorshands geen aanleiding ziet om de vreemdeling in verband met zijn psychische problemen in vrijheid te stellen, omdat hij in het detentiecentrum Zeist waar hij verblijft of elders in detentie de nodige psychische begeleiding en behandeling kan verkrijgen. Voorts is aan de gemachtigde medegedeeld dat betrokkene in de dagelijkse omgang goed benaderbaar en rustig is.
4 De rechtbank is van oordeel dat ook thans nog voldoende gronden aanwezig zijn om de voortzetting van de vreemdelingenbewaring te kunnen dragen, dat er voldoende zicht op uitzetting van de vreemdeling bestaat en dat verweerder voldoende voortvarend handelt. De afgifte van een laissez-passer door de Angolese autoriteiten, die hebben vastgesteld dat de vreemdeling de Angolese nationaliteit heeft, lijkt immers vooral afhankelijk te zijn van het moment waarop de vreemdeling in Nederland is uitgeprocedeerd. Er loopt thans nog een bezwaar tegen de bij besluit van 28 januari 2011 afgewezen aanvraag van betrokkene voor een verblijfsvergunning onder de beperking "verblijf bij kind". Connex daaraan loopt een verzoek om voorlopige voorziening. In beide procedures is nog geen beslissing genomen. De vreemdeling wil echter niet terugkeren naar Angola vanwege de confrontatie met de traumatische gebeurtenissen die hem aldaar zijn overkomen.
5 In het kader van de voortduring van de vreemdelingenbewaring dient een afweging te worden gemaakt tussen de belangen van de vreemdeling en die van verweerder. De psychische problemen van de vreemdeling en het in het kader van een vreemdelingenbewaring niet volledig beschikbaar zijn van de in Nederland bestaande psychiatrische behandelmogelijkheden leggen daarbij een belangrijk gewicht in de schaal. De vreemdeling beroept zich op een verklaring van zijn behandelaar, G. De Rycker, gz-psycholoog, van 14 maart 2011. Deze schetst betrokkene als "een man met een ernstig psychotrauma". Hij werkt goed mee met de behandeling, maar desondanks wordt geen resultaat bereikt. De vreemdeling heeft behoefte aan meer gespecialiseerde hulp, die in detentie niet beschikbaar is. Bovendien is de detentie zelf een versterkende factor voor de psychische problemen van betrokkene. Het advies van de behandelaar is betrokkene in vrijheid te stellen, opdat hij gespecialiseerde hulp verkrijgt. Daarbij wordt gedacht aan psychotraumabehandeling bij de Equator Foundation te Diemen. Uit de bijgevoegde behandelaantekeningen van De Rycker blijkt dat zijn behandeling voornamelijk heeft bestaan uit ondersteunende gesprekken, een schrijfopdracht, ademhalingsoefeningen en slaapadviezen.
De rechtbank leidt uit deze gegevens af dat met de begeleiding en behandeling door een gz-psycholoog in detentie onvoldoende vooruitgang wordt geboekt en dat de vreemdeling gebaat zou zijn bij een gerichte psychiatrische behandeling van zijn ernstig psychotrauma. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting aangevoerd dat een adequate behandeling van de vreemdeling ook binnen detentie in de FOBA te Amsterdam en in het JMC te Scheveningen mogelijk is. Daarbij kon evenwel niet worden aangegeven of in die setting wordt gewerkt met eigen medische deskundigen danwel met ingehuurde specialisten. De intensiteit van de behandeling is afhankelijk van de beschikbaarheid van de benodigde specialisten. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in het JMC de laatstgenoemde situatie bestaat en dat men aldaar niet op psychiatrische patiënten is ingericht. Het standpunt van verweerder dat de vreemdeling ook in detentie een adequate behandeling kan worden geboden acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Ook het gegeven dat De Rycker kennelijk geen mogelijkheden ziet om de vreemdeling intern door te verwijzen naar een andere, meer aangewezen behandelaar draagt tot dit oordeel van de rechtbank bij. Voorts kan de observatie dat de vreemdeling in de dagelijkse omgang goed benaderbaar en rustig is niet bijdragen tot een ander oordeel van de rechtbank, nu deze observatie niet kan afdoen aan het onderbouwde advies van de behandelaar en daarmee niet in strijd is.
Niet is gesteld dat de vreemdeling detentieongeschikt is, wel dat zijn detentie als zodanig een versterkende factor vormt voor zijn psychische problemen en aldus nadelig heeft uitgewerkt op het boeken van resultaat in zijn behandeling tot dusver. Nu van de detentie, bij voortzetting daarvan, voorlopig dit negatieve effect op het psychisch welzijn van de vreemdeling zal blijven uitgaan, dient zijn belang te prevaleren boven dat van verweerder bij voortzetting van de bewaring. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de bewaring moet worden beschouwd als een ultimum remedium, waar andere middelen van toezicht op een illegaal in Nederland verblijvende vreemdeling niet adequaat te achten zijn. Zij is van oordeel dat aan de vreemdeling, indien hij niet voor enige tijd ter observatie of voor behandeling moet worden opgenomen in een psychiatrische inrichting, een meldplicht kan worden opgelegd, nu hij beschikt over een garantstelling van zijn ex-vriendin, mevrouw
[B] te [plaats] van 10 februari 2011 en bij haar kan verblijven.
6 Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring van de vreemdeling met ingang van heden moet worden opgeheven. Het beroep is derhalve gegrond.
De rechtbank acht evenwel geen grond aanwezig voor het toekennen van een schadevergoeding. Naar haar oordeel is van een onrechtmatige voortzetting van de bewaring geen sprake geweest, nu daarvoor op zich genomen voldoende gronden aanwezig waren. Het verzoek om toekenning van een schadevergoeding moet daarom worden afgewezen.
De rechtbank ziet wel aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 437,-- (1 punt voor het beroepschrift, waarde per punt
€ 437,-- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III BESLISSING
De rechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 437,--, welke kosten verweerder aan de griffier dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. J.W. Sentrop, in tegenwoordigheid van de griffier
drs. F.J.M. van den Berg.
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.