ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2313

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/11158
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling uit Sierra Leone en de onrechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 april 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling uit Sierra Leone, die op 31 maart 2011 door de Minister voor Immigratie en Asiel was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gedurende meer dan twee jaar geen laissez passer is verstrekt door de Sierra Leoonse autoriteiten voor gedwongen terugkeer. De rechtbank oordeelt dat niet aannemelijk is dat de autoriteiten van Sierra Leone een laissez passer zullen verstrekken in het geval van gedwongen terugkeer, zelfs niet als de vreemdeling verklaart vrijwillig te willen terugkeren. De rechtbank heeft de argumenten van de verweerder, die stelde dat er zicht op uitzetting was, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn, wat betekent dat de maatregel van bewaring in strijd is met de wet en derhalve onrechtmatig is. Het beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard, de bewaring is opgeheven en er is schadevergoeding toegekend voor de onterecht doorgebrachte dagen in bewaring. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de vreemdeling toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Groningen
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
Zaaknummer: Awb 11/11158
Uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd, althans zich noemende:
X,
geboren op (…),
van Sierra Leoonse nationaliteit,
V-nummer: (…),
eiser,
gemachtigde: mr. A.J. de Boer, advocaat te Sneek.
1. Ontstaan en loop van het geschil
1.1. De Minister voor Immigratie en Asiel, hierna verweerder, heeft op 31 maart 2011 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000.
1.2. Eiser heeft hiertegen op 31 maart 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.3. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank en aan de gemachtigde van eiser toegezonden. Bij faxbericht van 7 april 2011 heeft verweerder nadere informatie verstrekt en nadere stukken ingezonden.
1.4. Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 11 april 2011. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. T.M. van der Wal, kantoorgenoot van en optredend voor eisers gemachtigde. Voor verweerder is als gemachtigde verschenen drs. B.H. Wezeman. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
1.5. Bij faxbericht van 12 april 2011 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt heropend. Aan verweerder heeft de rechtbank vragen voorgelegd. Verweerder heeft deze vragen bij faxbericht van 14 april 2011 beantwoord. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft eiser bij faxbericht van 15 april 2011 gereageerd.
1.6. Partijen hebben toestemming verleend voor het afdoen van de zaak zonder nadere behandeling ter zitting.
1.7. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.
2. Rechtsoverwegingen
2.1. In deze procedure dient op grond van de beroepsgronden te worden beoordeeld of de maatregel van bewaring niet in strijd is met de wet en of de maatregel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2.2. Eiser stelt zich op het standpunt dat het beroep gegrond moet worden verklaard, dat de bewaring dient te worden opgeheven en dat schadevergoeding dient te worden toegekend. Daartoe heeft eiser aangevoerd dat de bewaring van meet af aan onrechtmatig is geweest, omdat geen zicht op uitzetting naar Sierra Leone binnen afzienbare termijn bestaat. Eiser heeft in dat kader verwezen naar de uitspraak van 6 september 2010 van deze rechtbank, nevenzittingplaats Assen (Awb 10/28773; LJN: BO1709), de uitspraak van 28 oktober 2010 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zutphen (Awb 10/36393; LJN: BO2588) en de uitspraak van 9 november 2010 van deze rechtbank en nevenzittingsplaats (Awb 10/36875). Sinds begin 2009 zijn geen laissez passers meer verstrekt door de Sierra Leoonse autoriteiten. Uitzetting met een EU-staat naar Sierra Leone is niet mogelijk. Het is onduidelijk of sprake is van onderhandelingen met de Sierra Leoonse autoriteiten en zo ja, wanneer die onderhandelingen plaatsvinden en of de situatie gewijzigd is.
2.3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat maatregel van bewaring terecht en op goede gronden is opgelegd en dat wel degelijk sprake is van zicht op uitzetting naar Sierra Leone binnen redelijke termijn. De Sierra Leoonse autoriteiten verlenen in het geval van vrijwillige terugkeer een laissez passer, maar niet indien sprake is van gedwongen terugkeer. Op eiser rust een verplichting tot meewerken aan terugkeer; hierbij heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 23 april 2009 (LJN: BI3894). Verweerder is nog immer in gesprek met de diplomatieke vertegenwoordiging van Sierra Leone over gedwongen terugkeer. Op 24 januari 2011 heeft nog overleg plaatsgevonden. De uitkomst is niet bekend.
2.4. De rechtbank heeft bij faxbericht van 12 april 2011 de volgende vragen aan verweerder voorgelegd. De vragen, alsmede de daarop door verweerder bij faxbericht van
14 april 2011 gegeven antwoorden, zijn hierna integraal opgenomen.
“1. Onder verwijzing naar de uitspraken van 1 april 2010 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht (LJN: BM2376, Awb 10/9785, JV 2010, 229) en van 6 september 2010 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Assen (LJN: BO1709, Awb 10/28773), verzoek ik u mee te delen of inmiddels – sinds 1 januari 2009 – wel laissez passers zijn afgegeven door de Sierra Leoonse autoriteiten ten behoeve van gedwongen terugkeer.
Nee, dit is niet het geval.
2. Ter zitting heeft u meegedeeld dat de Sierra Leoonse autoriteiten in het geval van vrijwillige terugkeer laissez passers verstrekken. Waar is die mededeling op gebaseerd?
De Sierraleoonse vertegenwoordiging heeft aangegeven dat vreemdelingen die vrijwillig willen terugkeren en van wie de nationaliteit is vastgesteld, terug kunnen keren naar Sierra Leone. Daarnaast heeft IOM ervaringen met terugkeer naar Sierra Leone. Cijfers IOM: 2010: 8 personen. 2011 t/m maart: 2 personen.
3. Heeft het in de onder 2 genoemde uitspraak van 6 september 2010 vermelde dossieronderzoek inmiddels plaatsgevonden zo ja, wat is het resultaat van dat dossieronderzoek?
Dossieronderzoek heeft geen resultaten opgeleverd. De DT&V registreert niet of een vreemdeling ten overstaan van de Sierraleoonse vertegenwoordiging heeft verklaard vrijwillig te willen terugkeren. Een presentatie van een vreemdeling bij een vertegenwoordiging, betreft een gesprek tussen de vertegenwoordiging en de vreemdeling. De DT&V bemoeit zich niet met dit gesprek. Ook komt het voor dat het gesprek in een taal gevoerd wordt die de aanwezige DT&V-medewerker niet verstaat. In die gevallen weet de DT&V dus niet wat de vreemdeling tegenover de vertegenwoordiger heeft verklaard.
4. Onder verwijzing naar de uitspraak van 28 oktober 2010 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Zutphen (LJN: BO2588, Awb 10/36393), verzoek ik u mee te delen wat het resultaat is van het in die uitspraak vermelde overleg op ministerieel en hoog ambtelijk niveau met de autoriteiten van Sierra Leone.
5. In het geval overleg op ministerieel en hoog ambtelijk niveau overleg plaatsvindt met de autoriteiten van Sierra Leone, verzoek ik u een toelichting te geven op de inhoud en de frequentie van dat overleg.
Vraag 4 en 5: Er hebben diverse vervolgoverleggen plaatsgevonden met de Sierraleoonse ambassade in Brussel (op 17 december 2010, 28 januari 2011, 23 maart 2011) gericht op afgifte van LP’s voor gedwongen terugkeer door de ambassade en op hervatting van de gesprekken met de autoriteiten in Sierra Leone over de effectuering van gedwongen terugkeer. De DT&V is in afwachting van een reactie van de Sierraleoonse autoriteiten (in Sierra Leone).”
2.5. Onder verwijzing naar de uitspraken waar eiser zich op heeft beroepen, stelt de rechtbank vast dat inmiddels gedurende twee jaar en ruim drie maanden geen enkele laissez passer is verstrekt door de Sierra Leoonse autoriteiten ten behoeve van gedwongen terugkeer. Niet aannemelijk is geworden dat de Sierra Leoonse autoriteiten in geval van gedwongen terugkeer, zoals het geval is bij uitzetting, wél een laissez passer verstrekken in het geval de vreemdeling bij zijn presentatie verklaart vrijwillig te willen terugkeren. De enkele verklaring van de Sierra Leoonse vertegenwoordiging dat vreemdelingen die vrijwillig willen terugkeren en van wie de nationaliteit is vastgesteld, terug kunnen keren naar Sierra Leone, is daartoe onvoldoende. Weliswaar heeft verweerder in antwoord op de vraag inzake overleg met de autoriteiten van Sierra Leone geantwoord dat op 17 december 2010, 28 januari 2011 en 23 maart 2011 overleggen hebben plaatsgevonden met de Sierra Leoonse ambassade in Brussel, gericht op afgifte van laissez passers voor gedwongen terugkeer door de ambassade, maar daarbij is niet aangegeven dat bedoeld overleg tot concreet resultaat heeft geleid. Nu verweerder daarbij heeft aangegeven dat de gesprekken zijn gericht op hervatting van de gesprekken met de autoriteiten in Sierra Leone over de effectuering van gedwongen terugkeer en niet is aangegeven dat de beoogde hervatting van bedoelde gesprekken reeds heeft plaatsgevonden, is de rechtbank niet gebleken dat de Sierraleoonse autoriteiten thans een andere houding hebben aangenomen. Van concrete aanknopingspunten om aannemelijk te kunnen achten dat zicht op uitzetting in het geval van eiser wel bestaat, is de rechtbank niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt zicht op uitzetting van eiser binnen een redelijke termijn. Deze situatie bestond reeds ten tijde van de inbewaringstelling van eiser, zodat het opleggen van de maatregel in strijd is met de wet en de bewaring van meet af aan onrechtmatig is.
2.6. Het beroep is gegrond. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, kan hetgeen overigens namens eiser is aangevoerd buiten bespreking worden gelaten.
2.7. De rechtbank ziet aanleiding schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die eiser ten onrechte in bewaring heeft doorgebracht, met ingang van de dag waarop eiser de maatregel van bewaring is opgelegd. Uitgaande van het normbedrag van € 105,- voor een dag vreemdelingenbewaring in de politiecel en het normbedrag van € 80,- voor een dag vreemdelingenbewaring in een huis van bewaring, kent de rechtbank aan eiser een bedrag aan schadevergoeding toe van (1 x € 105,- =) € 105,- + (17 x € 80,- =) € 1.360,- = € 1.465,-.
2.8. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 437,- en wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van € 1.465,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 874,- en bepaalt dat verweerder deze kosten aan de griffier van de rechtbank dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Schothorst, in aanwezigheid van H.M. Eleveld, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2011.
de griffier de rechter
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage) onder vermelding van ‘Hoger beroep vreemdelingenzaken’. Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, Awb of aan het eerste lid of tweede lid van artikel 85 Vw 2000.
Afschrift verzonden: