Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 388860 / KG ZA 11-264
Vonnis in kort geding van 22 april 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
365 B.V.,
voorheen handelend onder de naam ARBONED B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. W.J.W. Engelhart te Utrecht,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(Raad voor de Rechtspraak),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Palm te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als "Arboned" en "de Staat".
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 11 april 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op 1 december 2010 is de Raad voor de Rechtspraak (hierna "de Raad") een openbare Europese aanbesteding gestart betreffende de levering van - kort gezegd - arbodiensten ten behoeve van "de Rechtspraak". Op de aanbesteding is het Besluit Aanbestedingsregels Overheidsdiensten ("Bao") van toepassing.
1.2. Het Beschrijvend Document vermeldt, voor zover hier van belang:
2.2.2 Omschrijving opdracht en reikwijdte
De aanbestedende dienst wil Raamovereenkomsten afsluiten met drie (3) externe dienstverleners (of combinaties van dienstverleners) primair ten behoeve van invulling en voldoen aan de Arbowet 1998, de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wia), de Wet Arbeidsongeschiktheid (Wao), de Ziektewet (Zw), de Wet Verbetering Poortwachter (Wvp) en gerelateerde wet - en/of regelgeving.
De aanbesteding is gericht op het verwerven van een hoge kwaliteit van de gewenste arbodienstverlening.
2.2.5 Nadere Overeenkomsten
De Rechtspraak bestaat (nu nog) uit 26 gerechten Met de op handen zijnde herstructurering van de sector zal dat aantal naar verwachting worden teruggebracht tot circa 20 organisaties. Er zal per organisatie een Nadere Overeenkomsten worden gesloten, verder aangeduid als NOK.
Selectie van de Opdrachtnemer per NOK zal gebeuren op basis van een nadere offerteprocedure met de raamcontractanten. De procedure is omschreven in bijlage 10. Het uitvoeren van dit selectieproces is de verantwoordelijkheid van het afnemende gerecht.
3.3.3 Deskundigheid inzake wet- en regelgeving
De zorgverlener en diens in te zetten medewerkers beschikken over de benodigde relevante kennis inzake de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Hierbij garandeert zorgverlener in ieder geval dat de benodigde kennis inzake de Arbowet, de Wet Verbetering Poortwachter, ZW/WIA, ARAR, BBRA. WRRA, Brra en de UWV-procedures aanwezig en geborgd is. U dient uw certificaat tgv artikel 20 van de Arbowet bij uw aanmelding te voegen. (Selectie-eis 7).
4.1 Gewogen gunningcriteria
De opdracht zal worden gegund aan de Inschrijver met de economisch meest voordelige aanbieding. Dit is een beoordeling van de verhouding tussen prijs en kwaliteit volgens het onderstaander model.
4.1.2 Uitgangspunten commerciële aspecten
De uitgangspunten voor de wensen en eisen ten aanzien van de commerciële voorwaarden zijn de volgende:
i. De in de offerte aangeboden prijzen en tarieven gelden als absolute maximum prijzen en tarieven voor de eerste twee jaar na in werking treding van de raamovereenkomst. De vastgelegde maximum prijzen en tarieven staan vast voor de initiële looptijd van 2 jaar van de Raamovereenkomst. Bij verlenging van de looptijd van de Raamovereenkomst kunnen (.....) deze prijzen en tarieven ten hoogste worden aangepast conform de wijzigingen in de CBS Index 70-74 Zakelijke Dienstverlening "CAO-lonen per uur incl. bijzondere beloningen". (.....)
1.3. Bijlage 6B van het Beschrijvend Document ("Disciplines en Verrichtingen") vermeldt, onder meer:
1.4. De als bijlage 8 bij het Beschrijvend Document gevoegde "Concept Raamovereenkomst", houdt - voor zover hier van belang - het volgende in:
Artikel 3 Nadere overeenkomsten
1. Met betrekking tot opdrachten voor de uitvoering waarvan Leverancier door de Raad geschikt is bevonden zullen de Raad of onderdelen van de Rechtspraak (hierna Opdrachtgever) aan Leverancier (hierna Opdrachtnemer) schriftelijk een offerte vragen.
2. Opdrachtnemer zal een gevraagde offerte binnen de gestelde periode na ontvangst van de offerteaanvraag uitbrengen.
3. Offertes van Opdrachtnemer ter zake van ARBO dienstverlening zullen worden beoordeeld aan de hand van de in de offerteaanvraag opgenomen criteria ten aanzien van presentatie, in te zetten bedrijfsarts en tarieven en nader te noemen wensen waarop wordt vastgesteld welke aanbieding de economisch meest voordelige is.
4. Indien Opdrachtgever en de Opdrachtnemer tot overeenstemming komen, sluiten zij vervolgens een Nadere Overeenkomst.
(.....)"
1.5. Als bijlage 10 is bij het Beschrijvend Document gevoegd een stuk getiteld "Procedure voor nadere opdracht verstrekking" . Dit houdt - onder andere - het volgende in:
1. Opdrachtverstrekking onder deze raamovereenkomst vindt plaats middels het afsluiten van een Nadere
Overeenkomst.
2. Een op de raamovereenkomst gebaseerde Nadere Overeenkomst komt als volgt tot stand:
- Opdrachtgever vraagt bij alle contractpartijen waarmee onderhavige raamovereenkomst is gesloten een offerte aan voor de gewenste Arbo-dienstverlening op het desbetreffende decentrale niveau (locatie).
- Opdrachtnemer brengt aan Opdrachtgever een offerte uit gebaseerd op de offerteaanvraag en de raamovereenkomst.
3. Presentatie. Aanbieders worden uitgenodigd voor een presentatie. De presentatie duurt maximaal 45 minuten waarvan 30 minuten beschikbaar voor de werkelijke presentatie en 15 minuten voor het stellen van vragen. Tijdens de presentatie dienst u een accent te leggen op: een korte presentatie van uw bedrijf; de inzet rol en functioneren van de bedrijfsarts waarbij visie en werkwijze aan bod komen. Een plan van aanpak voor de start van de dienstverlening. Bij de presentatie dient in elk geval aanwezig te zijn de bedrijfsarts die u bij eventuele gunning wilt voordragen
4. De verschillende offertes worden vervolgens door de Opdrachtgever beoordeeld aan de hand van de in de offerteaanvraag gecommuniceerde criteria en de beoordeling van de presentatie, waarop wordt vastgesteld welke aanbieding de economisch meest voordelige is waarbij dus ook nadrukkelijk kwalitatieve aspecten meegenomen worden in de beoordeling. Op voorhand is de inzet, visie en werkwijze van de bedrijfsarts een belangrijk kwalitatief aspect.
5. Opdrachtgever en de uiteindelijke Opdrachtnemer sluiten vervolgens een Nadere
Overeenkomst.
1.6. In de aanbestedingsprocedure zijn drie Nota's van Inlichtingen opgesteld. De eerste Nota van Inlichtingen van 14 januari 2011 vermeldt onder andere:
"
Eerste Nota van Inlichtingen
"
De tweede Nota van Inlichtingen van 24 januari 2011 vermeldt onder meer:
"
Tweede Nota van Inlichtingen
"
1.7. Arboned heeft op 7 februari 2011 (tijdig) ingeschreven op de aanbesteding. In haar aanbiedingsbrief schrijft zij onder andere:
... Kwaliteit
Om de duurzame resultaten te behalen leveren wij kwalitatief uitstekende dienstverlening Hiertoe hanteren wij tijden voor verrichtingen die volgens professionele richtlijnen benodigd is voor het maken van een goede analyse van belasting en belastbaarheid. Die professionele normen zijn 'evidence based' tot stand gekomen op basis van nationaal en internationaal onderzoek. Aangetoond is dat met de verruiming van de spreekuurduur de kwaliteit van de advisering stijgt en daarmee evenredig het langdurige verzuim daalt. En het dus per saldo financieel aantrekkelijk is. Daarbij is het toepassen van deze normen geen vrijblijvende zaak. Bedrijfsartsen kunnen, indien ze ongemotiveerd afwijken, daar tuchtrechtelijk op worden aangesproken en veroordeeld. Indien het toch komt tot langdurig verzuim, zal ook UWV bij de WIA beoordeling kijken of de professionele normen (inclusief de daarvoor benodigde tijd) juist zijn toegepast. Wij hanteren daarom ook voor deze aanbieding tijden die voldoen aan de genoemde criteria maar tevens afwijken van uw vraag. De door ons in deze aanbieding gehanteerde tijden zijn als volgt:
- eerste verzuimspreekuur 30 minuten
- reïntegratiespreekuur/vervolgcontacten 20 minuten
- eindevaluatie afrondingsgesprek einde tweede ziektejaar 30 minuten
- extra spreekuur/spoedspreekuur 20 minuten
- beperkte probleemanalyse 6de week 45 minuten
Graag willen wij een dankwoord meegeven voor de zeer professionele en uitgebreide beantwoording van de vragen in de nota's van inlichtingen.
1.8. Bij brief van 17 februari 2011 heeft de Raad aan Arboned bericht dat in totaal vier inschrijvingen zijn ontvangen, dat de inschrijving van Arboned niet tot de beste drie behoort en dat de Raad voornemens is met (de) drie andere inschrijvers een raamovereenkomst aan te gaan.
2.1. Arboned vordert, zakelijk weergegeven:
- de Raad - voor zover hij al tot gunning van de raamovereenkomsten is overgegaan - te gebieden die raamovereenkomsten onmiddellijk ongedaan te maken, dan wel geen uitvoering aan die overeenkomsten te geven;
- de Raad de gebieden de aanbesteding te staken en gestaakt te houden en - voor zover hij alsnog tot gunning van de raamovereenkomsten wenst over te gaan - te verbieden de raamovereenkomsten te vergeven anders dan door middel van een heraanbesteding;
- de voormelde geboden en verbod op te leggen op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- de Staat te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
2.2. Samengevat voert Arboned daartoe het volgende aan.
De door de Raad gestelde criteria zijn innerlijk tegenstrijdig en verwarrend en ongeschikt om vast te stellen wie de economisch meest voordeling aanbieding heeft gedaan. Aan de ene kant eist de Raad namelijk dat de dienstverlening door arbodiensten en bedrijfsartsen kwalitatief van hoog niveau is en dat wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving en de branchespecifieke normen, terwijl anderzijds die voorwaarden niet worden gerespecteerd. Immers, de Raad stelt de normtijd voor vervolgcontacten op 15 minuten, terwijl de spreekuurtijd voor vervolgcontacten minimaal 20 à 30 minuten moet bedragen om aan de verlangde kwaliteit te kunnen voldoen. Dit volgt uit - zorgvuldig tot stand gekomen - normstellingen, die zijn vastgelegd in verschillende wettelijke en branchespecifieke regelingen en die dwingend moeten worden nageleefd door de arbodiensten en bedrijfsartsen. Aldus worden inschrijvers gestimuleerd aanbiedingen te doen die niet mogen en kunnen worden nagekomen en bovendien strijdig zijn met eisen die de aanbestedende dienst zelf stelt. Het leidt bovendien tot het in rekening brengen door de opdrachtnemers van de extra tijd die gemoeid zal zijn met de vervolgcontacten bij wijze van meerwerk, dan wel tot manipulatieve inschrijvingen. Dat staat in de weg aan een zuivere vergelijking van de verschillende inschrijvingen. Bovendien kan de Raad aan de hand van de inschrijvingen niet beoordelen met welke uitgaven hij in de toekomst zal worden geconfronteerd. Een en ander is niet alleen in strijd met de in het aanbestedingsrecht geldende beginselen van objectiviteit en transparantie, maar ook met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Door de normtijd voor vervolgcontacten vast te stellen op 15 minuten handelt de Raad immers in strijd met publiekrechtelijke regels, waardoor het voor arbodiensten, die zich daaraan willen houden, onmogelijk is in te schrijven.
Daarnaast is de aanbestedingsprocedure onrechtmatig, omdat de drie partijen - aan wie de raamovereenkomsten worden gegund - nog eens met elkaar moeten concurreren voor het daadwerkelijk verkrijgen van de opdrachten op locatie op basis van nog nader bekend te maken criteria. In feite vindt in die fase pas de werkelijke aanbesteding plaats.
2.3. De Staat heeft de vorderingen van Arboned gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal zijn verweer hierna worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat - als onweersproken - vaststaat dat Arboned, na de beantwoording door de Raad van de gestelde vragen in de tweede Nota van Inlichtingen, geen nadere vragen heeft gesteld, alsmede dat Arboned haar inschrijving heeft gedaan zonder enig protest en/of voorbehoud. Integendeel, in haar aanbiedingsbrief van 17 februari 2011 complimenteert zij de Raad uitdrukkelijk voor de wijze waarop de vragen zijn beantwoord. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat voor Arboned voldoende duidelijk was wat de Raad van de inschrijvers verwacht, alsmede dat zij tevreden was met de (vakkundige) beantwoording van de vragen door de Raad. Dat Arboned in die brief aangeeft dat zij voor wat betreft een reïntegratiespreekuur/vervolgcontact is uitgegaan van 20 minuten maakt dat niet anders. Op grond daarvan behoefde de Raad in ieder geval niet te begrijpen dat Arboned op dat punt "onder protest" inschreef.
3.2. Met betrekking tot (vrijwel) alle door Arboned in dit kort geding aangevoerde bezwaren tegen de tot dusver gevoerde aanbestedingsprocedure, heeft de Staat zich beroepen op rechtsverwerking in relatie tot het zogenaamde "Grossmann-arrest" (HvJEG 12 februari 2004, C-230/02).
3.3. Uitgangspunt is dat van rechtsverwerking in een situatie als de onderhavige slechts sprake kan zijn indien de inschrijver (Arboned) zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het (alsnog) uiten van bezwaren tegen de wijze waarop de aanbestedingsprocedure wordt gevoerd. Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of stilzitten onvoldoende, maar is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden vereist als gevolg waarvan hetzij bij de aanbestedende dienst (de Raad) het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat de inschrijver geen gebruik (meer) zal maken van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen bepaalde aspecten van de aanbestedingsprocedure, hetzij de positie van de aanbestedende dienst onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de inschrijver alsnog gebruik maakt van de mogelijkheid om bezwaren aan te voeren. Bij de beoordeling van de vraag of stilzitten aan de zijde van Arboned redelijkerwijs onaanvaardbaar is aangezien de hiervoor genoemde bijzondere omstandigheden zich voordoen, dient mede te worden bezien of de Raad voldoende duidelijk heeft gemaakt dat stilzitten tot rechtsverwerking zou kunnen leiden.
3.4. Van een adequaat handelend inschrijver mag worden verwacht dat hij zich pro-actief opstelt bij het naar voren brengen van bezwaren in het kader van een aanbestedingsprocedure. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de inschrijver jegens de aanbestedende dienst in acht heeft te nemen, brengen mee dat een inschrijver zijn bezwaren bij de aanbestedende dienst duidelijk naar voren brengt en in een zo vroeg mogelijk stadium aan de orde stelt, zodat eventuele onregelmatigheden desgewenst kunnen worden gecorrigeerd met zo min mogelijk consequenties voor het verdere verloop van de aanbestedingsprocedure. Een inschrijver die bezwaren heeft maar er (te lang) mee wacht om die te melden, handelt immers in strijd met het hiervoor al genoemde Grossmann-arrest.
3.5. Reeds vanaf het begin is in de aanbestedingsstukken opgenomen en (dus) voor alle inschrijvers kenbaar dat de Raad beoogt raamovereenkomsten af te sluiten met drie partijen, waarna door hen per organisatieonderdeel een nadere offerteprocedure dient te worden doorlopen om voor de opdracht op locatie in aanmerking te kunnen komen (door de Staat aangeduid als "minitender"). Verder is van belang dat inschrijvers uitdrukkelijk de mogelijkheid is geboden om vragen te stellen en commentaar te leveren op de concepten van zowel de "Raamovereenkomst" als de "Nadere Overeenkomst" (zie Beschrijvend Document onder 2.3.3) en dat Arboned daarvan geen gebruik heeft gemaakt voor wat betreft de onderwerpen: het sluiten van raamovereenkomsten en het houden van een minitender. Bovendien is in het Beschrijvend Document (onder 2.3.7) excpliciet opgenomen dat inschrijvers door ondertekening van hun aanbiedingen geacht worden akkoord te gaan met de inhoud van die concepten.
3.6. Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemend dat Arboned haar bezwaren tegen het houden van een minitender voor het eerst in de onderhavige procedure aan de orde heeft gesteld, moet worden geoordeeld dat sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat Arboned haar recht om daarover te klagen heeft verwerkt.
3.7. Voor zover Arboned op de zitting heeft willen betogen dat de door de Staat beoogde raamovereenkomst geen raamovereenkomst is in de zin van het Bao (pleitnota sub 65 en 66), gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij om redenen zoals hiervoor overwogen ten aanzien van de minitender.
3.8. Dan resteert het belangrijkste geschilpunt tussen partijen, te weten de door de Raad in bijlage 6B van het Beschrijvend Document gestelde normtijd van 15 minuten voor een vervolgconsult.
3.9. Ook dienaangaande heeft de Staat zich beroepen op rechtsverwerking. In dit geval faalt dat beroep echter. Blijkens de Nota's van Inlichtingen 1 en 2 zijn met betrekking tot de onderhavige kwestie verschillende vragen gesteld aan de Raad. Op de zitting is gebleken dat een aantal ervan afkomstig is van Arboned. Onder die omstandigheid moet worden geoordeeld dat Arboned zich in dit verband voldoende pro-actief (in de zin van het Grossmann-arrest) heeft opgesteld. Dat Arboned na de tweede Nota van Inlichtingen op het onderhavige punt geen vragen meer heeft gesteld en haar inschrijving zonder enig voorbehoud heeft ingediend maakt dat niet anders. In het licht van het voorgaande is dat in ieder geval onvoldoende om te spreken van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat Arboned haar recht heeft verwerkt om over die normtijd te klagen. Het stond Arboned vrij om - nadat zij in de eerste twee vragenrondes bot had gevangen - haar bezwaren verder vorm en inhoud te geven in de onderhavige procedure.
3.10. In het verlengde van haar bezwaar tegen de gestelde normtijd van 15 minuten voor vervolgconsulten heeft Arboned aangevoerd dat bepaalde - in de aanbestedingsstukken vermelde - eisen ongeschikt zijn om de economisch meest voordelige inschrijving te selecteren (zie pleitnota onder 27 en 50). In zijn verweer daartegen heeft de Staat zich ook beroepen op rechtsverwerking. Ten onrechte naar het oordeel van de voorzieningenrechter. De hiervoor onder 3.9 bedoelde vragen van Arboned staan daaraan in de weg. Van een (kandidaat-)inschrijver mag niet worden verwacht dat hij - anders dan in de onderhavige procedure - aan zijn vragen in de "pre-bidfase" al juridische consequenties verbindt. Hiervan uitgaande, moeten/kunnen die vragen mede worden bezien als zijnde gesteld met het oog op het onderhavige beroep van Arboned op de ongeschiktheid van eisen.
3.11. Vervolgens kan worden overgaan tot de beoordeling van het inhoudelijke bezwaar van Arboned tegen de gestelde normtijd voor vervolgconsulten van 15 minuten. Dat komt er - kort gezegd - op neer dat de Raad de arbodiensten en bedrijfsartsen voor wat betreft de spreekuurtijd bij een vervolgcontact zou dwingen hun werkzaamheden uit te voeren onder omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met (i) op hen van toepassing zijnde dwingende normen en (ii) kwaliteitseisen die zijn opgenomen in het Beschrijvend Document.
3.12. De in bijlage 6B (voor wat betreft het standaard abonnement) opgenomen normtijd van 15 minuten ter zake van een reïntegratiespreekuur/vervolgcontact betreft de gemiddelde tijd die wordt uitgetrokken voor een vervolgcontact, hetgeen ook uitdrukkelijk is aangegeven. Die normtijd betreft, evenals overigens de ander opgenomen normtijden, slechts een onderdeel van de door de Raad toegepaste methode om tot de prijs van een inschrijver te komen. Deze prijs moet vervolgens - teneinde de economisch meest voordelige aanbieding(en) te kunnen selecteren - weer worden afgezet tegen de door die inschrijver te leveren kwaliteit (zie Beschrijvend Document onder 4.1). De voorzieningenrechter acht een dergelijke methode op zichzelf niet in strijd met het aanbestedingsrecht.
3.13. Dat als uitgangspunt voor de duur van een vervolgcontact een gemiddelde is gehanteerd, betekent dat voor een vervolgcontact ook meer dan 15 minuten (en dus ook 20 of 30 minuten) kunnen worden uitgetrokken. Een "gemiddelde" tijdsbesteding kent immers noch een maximum noch een minimum. De eventuele extra tijd zal kunnen worden gecompenseerd met de vervolgcontacten die minder dan 15 minuten duren. Aangenomen moet worden dat die zich ook voordoen. De stelling van de Staat dienaangaande (pleitnota sub 21) heeft Arboned in ieder geval niet weersproken. In de stellingen van Arboned ligt besloten dat voor ieder vervolgcontact 0,5 arbeidsuur moet worden vergoed, ook al is met het betreffende spreekuur minder dan 30 minuten gemoeid (dan wel circa 0,34 uur in geval van 20 minuten). Dat ligt niet voor de hand. Tot slot is van belang dat Arboned niet aannemelijk heeft gemaakt dat het door de Raad gehanteerde gemiddelde (evident) irreëel is. In ieder geval heeft zij niet duidelijk gemaakt welke normtijd dan wel als gemiddelde zou moeten worden gehanteerd.
3.14. Op grond van het voorgaande kan Arboned niet worden gevolgd in haar stelling dat de door de Raad gehanteerde (gemiddelde) normtijd voor vervolgcontacten de arbodiensten en bedrijfsartsent ertoe zouden dwingen hun werkzaamheden uit te voeren onder omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met de normen waaraan zij zich dienen te houden. Daarbij wordt nog in het midden gelaten of de wet- en regelgeving en branchespecifieke normen, waarop Arboned zich beroept, wel zo dwingend zijn als Arboned stelt. Ten aanzien van een aantal bestrijdt de Staat dat in ieder geval gemotiveerd. Overigens kan de voorzieningenrechter - evenals de Staat - Arboned niet goed volgen waar zij enerzijds stelt dat voor een vervolgspreekuur 30 minuten moeten worden uitgetrokken, maar anderzijds bij haar inschrijving uitgaat van 20 minuten voor een vervolgcontact.
3.15. Aan de stelling van Arboned dat de wijze waarop de Raad de aanbesteding voert ertoe leidt dat de extra tijd (> 15 minuten), die gemoeid zal zijn met de vervolgcontacten, door de opdrachtnemers in rekening zal worden gebracht door middel van opgevoerd meerwerk, dan wel tot manipulatieve inschrijvingen, gaat de voorzieningenrechter voorbij. De bepaling in het Beschrijvend Document - onder 4.1.2 sub i - dat de in de offerte aangeboden prijzen en tarieven gelden als een absoluut maximum staat eraan in de weg dat dat zich zal voordoen. Overigens is Arboned op die stelling niet meer teruggekomen, nadat de Staat deze gemotiveerd had bestreden.
3.16. Het vorenstaande brengt bovendien mee dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van ongeschikte eisen, noch dat de Raad handelt in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.17. De slotsom is dat de vorderingen van Arboned zullen worden afgewezen, met veroordeling van Arboned - als de in het ongelijk gestelde partij - in de proceskosten.
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Arboned in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van de Staat begroot op € 1.384,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 568,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.Th. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2011.