ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2976
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Terugkeerrichtlijn in vreemdelingenbewaring en de rechtmatigheid daarvan
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Soedanese vreemdeling, eiser, en de Minister voor Immigratie en Asiel, verweerder. Eiser was in vreemdelingenbewaring gesteld op 8 april 2011 en heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank diende te beoordelen of de maatregel van bewaring rechtmatig was, met name in het licht van de Terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG). Verweerder stelde dat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing was omdat eiser van de werking ervan kon worden uitgesloten op basis van artikel 2, tweede lid, van de richtlijn. De rechtbank volgde dit standpunt niet en oordeelde dat de Terugkeerrichtlijn niet tijdig in de Nederlandse wetgeving was geïmplementeerd, waardoor verweerder zich niet op deze richtlijn kon beroepen.
De rechtbank overwoog dat de gronden voor de maatregel van bewaring onvoldoende waren gemotiveerd door verweerder. Eiser had geen identiteitspapier, was ongewenst verklaard, en had zich niet gehouden aan zijn vertrektermijn. De rechtbank concludeerde dat, hoewel eiser ongewenst was verklaard, de andere gronden niet voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin werd benadrukt dat een lidstaat zich niet kan beroepen op richtlijnbepalingen die nog niet in nationaal recht zijn omgezet.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige implementatie van Europese richtlijnen in nationale wetgeving en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in Nederland.