ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3238
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.J. van Leijenhorst
- W.M.M.A. van der Vegt
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de bosbouwvrijstelling in geschil bij de verkoop van snijgroen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 14 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een tuinder, en de inspecteur van de Belastingdienst over de toepassing van de bosbouwvrijstelling. Eiser had in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2007 verzocht om toepassing van deze vrijstelling voor een deel van de winst. De inspecteur weigerde deze vrijstelling, wat leidde tot het beroep van eiser. De kern van het geschil was of het in stand houden van de bomen op de voorgrond staat of dat de verkoop van snijgroen de hoofdactiviteit is.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de bomen in stand blijven, het bedrijfsproces gericht is op het afscheiden en verkopen van delen van de bomen, wat betekent dat de verkoop van snijgroen op de voorgrond staat. De rechtbank concludeerde dat de bosbouwvrijstelling niet van toepassing is, omdat de instandhouding van de bomen niet de primaire focus van de activiteiten is. Eiser had aangevoerd dat er niet meer gekapt wordt dan normaal bosbeheer vereist en dat herinplant volgt na het kappen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de vrijstelling toe te passen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.