ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ3377

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/901073-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute straatroof met geweld en bedreiging in 's-Gravenhage

Op 1 april 2011 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan een brute straatroof. De feiten vonden plaats op 23 december 2010, toen het slachtoffer, [A], op weg naar haar huis werd benaderd door de verdachten. De rechtbank oordeelde dat de overval niet onder de categorie tasjesroof viel, maar onder straatroof, gezien het toegepaste geweld. Het slachtoffer werd vastgepakt bij haar keel, van de trap getrokken en onder druk gezet, wat leidde tot aanzienlijke angst en letsel. De rechtbank hield rekening met de LOVS-orientatiepunten voor straatroof, die een gevangenisstraf van 12 tot 24 maanden voorschrijven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat de ernst van de daad zwaar woog in de strafoplegging. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [A], tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de geleden schade. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.256,95, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank legde ook een verplichting op tot betaling aan de Staat van € 418,98 ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/901073-10
Datum uitspraak: 1 april 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte X],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
adres: [adres].
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 april 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadslieden van verdachte mr. H.W.F. Klarenaar en J. van der Stel, advocaten te Dordrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 23 december 2010 tot en met 24 december 2010, op een tijdstip voor de nachtrust bestemd, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (schouder)tas met inhoud en/of een (of meer) (plastic) tas(sen) met inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- voor die [A] gaan staan en/of (daarbij) die [A] indringend aankijken en/of
- (vervolgens) die [A] vastpakken bij de nek en/of zijn, verdachtes, arm rondom de nek van die [A] klemmen en/of
- (vervolgens/daarbij) die [A] over de trap (naar buiten) mee sleuren/trekken en/of
- (vervolgens) die [A] op de grond drukken en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, hand over/op de mond en/of op de ogen van die [A] drukken en/of
- (vervolgens) (met kracht) rukken/trekken van de (schouder)tas van de schouder van die [A] en/of met kracht rukken/trekken van die plastic tas(sen) uit de hand(en) van die [A];
subsidiair:
[Y] en/of [Z] op een tijdstip in of omstreeks de periode van 24 december 2010 tot en met 25 december 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft/hebben weggenomen een (schouder)tas met inhoud en/of een (of meer) (plastic) tas(sen) met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [Y] en/of [Z] en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- voor die [A] gaan staan en/of (daarbij) die [A] indringend aankijken en/of
- (vervolgens) die [A] vastpakken bij de nek en/of zijn, verdachtes, arm rondom de nek van die [A] klemmen en/of
- (vervolgens/daarbij) die [A] over de trap (naar buiten) mee sleuren/trekken en/of
- (vervolgens) die [A] op de grond drukken en/of
- (vervolgens) zijn, verdachtes, hand over/op de mond en/of op de ogen van die [A] drukken en/of
- (vervolgens) (met kracht) rukken/trekken van de (schouder)tas van de schouder van die [A] en/of met kracht rukken/trekken van die plastic tas(sen) uit de hand(en) van die [A], tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 24 december 2010 tot en met 25 december 2010 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door [Y] en/of [Z] in zijn auto te brengen naar de [straat] en/of (vervolgens) te wachten op die [Y] en/of [Z] en/of (vervolgens) die [Y] en/of [Z] met de gestolen goederen te vervoeren in zijn auto.
3. Het bewijs1
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er kort en feitelijk weergegeven op neer, ten aanzien van het verdachte onder primair ten laste gelegde, dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen op 23 december 2010 te 's-Gravenhage schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de schoudertas met inhoud en twee plastic tassen met inhoud van [A] welke diefstal gepaard ging met geweld en bedreiging met geweld. Dit feit is subsidiair als medeplichtigheidvariant ten laste gelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder primair en subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft niet deelgenomen aan de beroving, noch is daarbij behulpzaam geweest noch heeft hij daartoe opzettelijk gelegenheid geboden of middelen of inlichtingen verschaft.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Op donderdag 23 december 2010 tussen 23.38 uur en 24.00 uur op de [a-straat] te 's-Gravenhage2 wordt [A] (verder ook aan te duiden als aangeefster) indringend door twee jongens aangekeken die bovenaan de trap staan, terwijl zij de trap oploopt van het wooncomplex waar haar appartement zich bevindt.3 Op het moment dat de jongens haar passeren op de trap, wordt aangeefster door één van de jongens met kracht bij haar nek gepakt.4 Hij plaatst daarbij zijn rechterarm rondom haar nek.5 Dezelfde jongen (door aangeefster aangeduid als dader 1) sleurt haar vervolgens de trap af, trekt haar in de richting van de parkeerplaatsen voor haar flatgebouw en drukt haar daarna naar de grond.6 Als reactie op het verzet van aangeefster, zet dader 1 meer kracht met zijn rechterarm bij de nek van aangeefster en legt zijn rechterhand over haar mond en op haar ogen.7 De andere jongen die aangeefster eerder ook was tegengekomen op de trap (door aangeefster aangeduid als dader 2), duwt daarna tegen de schouder van aangeefster, waardoor aangeefster uit balans raakt en met haar achterhoofd tegen de grond aan komt.8 Vervolgens wordt met kracht de schoudertas van de schouder van aangeefster afgetrokken9 en even later trekt dader 2 met kracht de twee plastic tassen uit haar linkerhand.10 Eén van de plastic tassen betrof een tas van de E.D.C. waarin een lange grijze jas en een vest zat.11 De andere plastic tas betrof een Albert Heijn tas waarin een groene muts zat.12 Kort nadat aangeefster beroofd is van haar tassen, stappen dader 1 en dader 2 in een rode auto, waarvan de dimlichten branden.13 Aangeefster hoort vervolgens dat de personenauto met slippende banden wegrijdt.14 Dader 1 beschrijft aangeefster als iemand die een donkere pet met klep en een halflange jas met gladde stof droeg en een Surinaams/Antilliaans uiterlijk heeft.15 Dader 2 beschrijft aangeefster als iemand met een Surinaams/Antilliaans uiterlijk.16 Op donderdag 23 december 2010 om 23:38 uur krijgen opsporingsambtenaren naar aanleiding van, de rechtbank begrijpt, bovengenoemde beroving de opdracht van de centralist van de centrale meldkamer Haaglanden om naar de [a-straat] te gaan.17 Even later zien de opsporingsambtenaren op het Almeloplein een rode Mitsubishi Carisma rijden in de richting van de Vreeswijklaan.18 Het is een feit van algemene bekendheid dat het Almeloplein op korte afstand van de [a-straat] is gelegen, waar het feit is gepleegd. In het voertuig zien de opsporingsambtenaren drie mannen zitten met een Surinaams uiterlijk en constateren dat één van de mannen een pet draagt.19 Één van de opsporingsambtenaren gebaart naar de bestuurder van de auto, naar later blijkt, verdachte [verdachte], dat hij zijn voertuig stil moet zetten.20 Niet veel later zien de opsporingsambtenaren dat, naar later blijkt, verdachte [Z] spullen uit het voertuig door het raam naar buiten gooit.21 De goederen die door verdachte [Z] uit het raam zijn gegooid en de Mitsubishi Carisma zijn in beslag genomen.22 Tussen de goederen bevinden zich de bankpassen en een legitimatiebewijs van het slachtoffer [A].23 In de Mitsubishi Carisma, worden onder meer een plastic tas van met het logo EDC by Esprit aangetroffen met daarin een bon van 23 december 2010 en grijze wollen kleding en een paarse plastic tas van Albert Heijn met daarin een groene muts.24 Daarnaast treffen opsporingsambtenaren in deze auto diverse documenten aan op naam van [naam echtgenoot]25 (aangeefster wordt in de medische verklaring aangeduid als [gehuwde naam aangeefster]26). Aangeefster herkent de in beslag genomen tassen van EDC en Albert Heijn met inhoud ook.27
Om tot een bewezenverklaring wegens medeplegen te komen is vereist dat er sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders. Niet is vereist dat alle medeplegers de uitvoeringshandelingen mede verrichten, maar wel dat er sprake is geweest van intensieve samenwerking tussen verdachten (zie o.m. Rb. Rotterdam 5 september 2005, NJFS 2005, 15). De rechtbank concludeert dat dit blijkt uit het feit dat voorafgaand aan de daad afspraken zijn gemaakt over het te plegen feit. Terwijl verdachten [verdachte], [Z] en [Y] samen met elkaar in de auto van de vader van [verdachte] zaten is, blijkens de verklaring van verdachte [verdachte]28, de afspraak gemaakt om iemand te gaan beroven. Daarna is [verdachte] op aanwijzing van [Z] en [Y] door 's-Gravenhage gereden en is uitgekeken naar een potentieel slachtoffer.29 Als het slachtoffer, mevrouw [A], in beeld komt wordt besloten om haar achterna te rijden en wordt uiteindelijk besloten om haar te gaan beroven.30
Daarnaast blijkt de intensieve samenwerking tussen verdachten uit het feit dat er sprake was van een taakverdeling. Één van de drie verdachten blijft, nadat het besluit is genomen om het slachtoffer te gaan beroven, achter bij de auto en zorgt ervoor dat deze met draaiende motor en brandende lichten klaarstaat om de vlucht mogelijk te maken nadat de daad heeft plaatsgevonden. De andere twee verdachten stappen uit de auto en plegen de feitelijke beroving.31
Ten slotte werken verdachten samen om zich te ontdoen van het bewijsmateriaal door goederen die zijn gestolen van het slachtoffer aan elkaar door te geven en uit de auto te gooien.32
Wie van de verdachten daadwerkelijk bij de auto is achtergebleven en wie van de verdachten het slachtoffer feitelijk hebben aangevallen acht de rechtbank irrelevant nu, gelet op het hiervoor overwogene, zij wettig en overtuigend bewezen acht dat alle drie de verdachten betrokken zijn geweest bij de daad en er tussen de verdachten onderling sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan het hem bij dagvaarding ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
3.4 De bewezenverklaring
hij op een tijdstip in de periode van 23 december 2010 tot en met 24 december 2010, op een tijdstip voor de nachtrust bestemd, te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een schoudertas met inhoud en plastic tassen met inhoud, toebehorende aan [A], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- die [A] indringend aankijken en
- vervolgens die [A] vastpakken bij de nek en een arm rondom de nek van die [A] klemmen en
- vervolgens/daarbij die [A] over de trap meetrekken en
- vervolgens die [A] op de grond drukken en
- vervolgens een hand over de mond en op de ogen van die [A] drukken en
- vervolgens met kracht trekken van de schoudertas van de schouder van die [A] en met kracht trekken van die plastic tassen uit de hand van die [A];
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten aannemelijk zijn geworden.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat bij de strafmaat rekening zou moeten worden gehouden met het feit dat verdachte first offender is en dat de diefstal valt onder de categorie tasjesroof en niet straatroof.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder wordt het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een brute straatroof. Het slachtoffer is, terwijl zij onderweg was naar haar huis, middels geweld en bedreiging met geweld bestolen van diverse goederen. Naar de ervaring leert kunnen slachtoffers van dergelijke geweldsmisdrijven nog lange tijd psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Dit blijkt ook uit de verklaring die het slachtoffer op 4 januari 2011 bij de politie heeft afgelegd en haar slachtofferverklaring van 28 maart 2011. Blijkens deze stukken heeft het slachtoffer veel pijn en letsel overgehouden aan de straatroof. Naast letsel en pijn heeft het slachtoffer emotionele schade opgelopen als gevolg van de beroving. De eerste twee weken na de beroving was ze erg moe, kon zich niet concentreren en vergat alles. Uit haar slachtofferverklaring blijkt verder dat zij zich tot op heden nog onveilig voelt en als gevolg daarvan een langere route naar huis loopt omdat deze route naar haar gevoel veiliger is. Het slachtoffer durft ook de begraafplaats van haar man niet meer te bezoeken als het donker wordt. Het slachtoffer verklaart ten slotte dat de kwaliteit van haar bestaan ten gevolge van het toedoen van de daders zeer ingrijpend is uitgehold.
In een reactie op een opmerking van één van de raadslieden merkt de rechtbank nog op dat de onderhavige overval niet valt onder de categorie tasjesroof van de oriëntatiepunten van het LOVS, maar onder de categorie straatroof, gelet op het toegepaste brute geweld jegens het slachtoffer - ze is onder meer vastgepakt bij haar keel, zij werd van de trap af getrokken, er werd een hand op haar mond en haar ogen gedrukt en zij werd naar en tegen de grond gedrukt - het letsel en de angst die zij daarbij heeft opgelopen. Nu de rechtbank het feit schaart onder de categorie straatroof betekent dit dat zij bij haar strafoplegging rekening zal houden met de LOVS oriëntatiepunten die voor die categorie staan, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 12 maanden en 24 maanden.
De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie van 27 december 2010, niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht het strafbare feit dat verdachte heeft gepleegd een ernstige en lafhartige daad die zij de verdachte zwaar aanrekent en waarop op basis van de LOVS oriëntatiepunten en het overige hiervoor overwogene naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te noemen duur. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden wederom een soortgelijk strafbaar feit te plegen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [A]. Zij acht deze vergoeding wegens geleden, materiële en immateriële, schade door de benadeelde partij redelijk en voldoende onderbouwd.
De officier van justitie heeft de rechtbank ten slotte verzocht, bij gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering daarbij hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De benadeelde partij dient, gelet op de bepleite integrale vrijspraak, niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.256,95.
De rechtbank acht deze vordering, ter hoogte van een bedrag van € 450,00, als vergoeding van immateriële schade en ter hoogte van een bedrag van € 806,95 als vergoeding ter zake van materiële schade toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.256,95.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 december 2010 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergeodingsmaatregel dient in verband met het bepaalde in artikel artikel 6:166 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk met verdsachtes mededaders te worden opgelegd.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen, tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 418,98, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder primair tenlastegelegde feit heeft begaan en het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (VIERENTWINTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 (ACHT) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A], een bedrag van € 1.256,95 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 418,98, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 (ACHT) dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededaders aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. R.A.C. van Rossum, voorzitter,
M.M. Meijers en P.C.T. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr.drs. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 april 2011.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door een of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1533 2010260653-1 van de politie Haaglanden, met bijlagen (pagina's 1 tot en met 168).
2 Proces-verbaal van aangifte, pagina 68, tweede alinea, die begint met "Tussen donderdag 23 december...".
3 Proces-verbaal van aangifte, pagina 69, vijfde alinea, eerste zin en vierde zin.
4 Proces-verbaal van aangifte, pagina 69, zesde alinea, eerste, tweede en derde zin.
5 Proces-verbaal van aangifte, pagina 69, zesde alinea, vierde zin.
6 Proces-verbaal van aangifte, pagina 69, zevende alinea, derde, vijfde, zesde en zevende zin.
7 Proces-verbaal van aangifte, pagina 70, tweede alinea, eerste, tweede en derde zin.
8 Proces-verbaal van aangifte, pagina 70, tweede alinea, achtste, negende en tiende zin.
9 Proces-verbaal van aangifte, pagina 70, derde alinea, tweede zin.
10 Proces-verbaal van aangifte, pagina 70, derde alinea, negende zin, die begint met:"Ik zag en voelde dat dader 2....".
11 Proces-verbaal van aangifte, pagina 69, eerste alinea, zesde en zevende zin.
12 Proces-verbaal van aangifte, pagina 69, eerste alinea, zesde en achtste zin.
13 Proces-verbaal van aangifte, pagina's 70, vierde alinea en 71 (vervolg van deze alinea).
14 Proces-verbaal van aangifte, pagina 71, tweede alinea, eerste zin: "Ik zag en hoorde dat de personenauto met slippende banden wegreed."
15 Proces-verbaal van aangifte, pagina 71, vijfde alinea.
16 Proces-verbaal van aangifte, pagina 71, zesde alinea.
17 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 40, vierde alinea, onder "Bevindingen".
18 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 41, vierde alinea, tweede zin.
19 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 41, vierde alinea, vierde zin.
20 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 41, vijfde alinea en achtste alinea, eerste zin.
21 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 41, zesde alinea en achtste alinea, derde en vierde zin.
22 Proces verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 42, eerste alinea, derde, vierde en vijfde zin.
23 Proces verbaal van bevindingen, pagina 95, vierde alinea, vijfde en zesde zin.
24 Proces-verbaal van bevindingen, pagina's 80, eerste alinea en pagina 79 zesde alinea.
25 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 79, zevende alinea, vierde en vijfde zin en pagina 80, tweede alinea.
26 Medische verklaring, pagina 133.
27 Proces-verbaal van verhoor aangeefster, pagina 131, tweede, derde en vierde alinea.
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 100, eerste alinea, vierde zin en pagina 101, tweede alinea, tweede, derde en vierde zin die beginnen met: "[Y] en zijn broer [Z] heb ik alletwee opgehaald..." en pagina 101, zesde alinea, die begint met: ''Ik begreep dat [Y]...''
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], pagina 101, tweede alinea, vijfde zin, vierde alinea vierde en vijfde zin en vijfde alinea, die begint met:''Op de [a-straat] reed ik..''
30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] pagina 101, zevende alinea en achtste alinea en het vervolg bovenaan pagina 102. [verdachte] verklaart hoe [Y] en [Z] het slachtoffer zien, aanwijzen en [verdachte] vervolgens parallel aan de looprichting van het slachtoffer rijdt en even voorbij haar halt houdt.
31 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster, pagina 69, vijfde alinea tot en met pagina 71 zesde alinea.
32 Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, pagina 41, achtste alinea, derde en vierde zin, proces-verbaal verhoor verdachte [Y], pagina 167, eerste alinea, tweede deel dat begint met de zin:"[verdachte] zei op enig moment:"Geef de papieren" en proces-verbaal van verhoor van verdachte [Z], pagina 114, eerste antwoord: "Ik heb alleen ....".