Parketnummer 09/925071-11
Datum uitspraak: 17 mei 2011
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen (PPC).
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 mei 2011.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C. Krijger, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. F.A. Kuipers heeft gevorderd dat wordt bewezen verklaard dat verdachte het hem bij dagvaarding telastgelegde heeft begaan, dat verdachte te dier zake wordt ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het feit hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de rechtbank zal gelasten dat verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting - dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door
hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen
en/of brand te stichten in een woning aan de [adres], terwijl daarvan
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te weten omwonenden en/of de brandweer en/of de dienstdoende surveillanten ter plaatse en/of gemeen gevaar voor goederen, te weten (de inboedel van) de woning en/of (de inboedels van) de belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (voornoemde) personen te duchten was, met dat opzet de gaspitten in de woning heeft opengedraaid en/of (gedurende enkele uren) heeft opengelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsverweer.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe gesteld dat, nu het dossier geen antwoord geeft op de vraag hoe lang en in welke stand de gaspitten hebben open gestaan, niet is vast te stellen of door het handelen van verdachte ontploffingsgevaar is ontstaan. Onduidelijk blijft hierdoor, of sprake is geweest van een (deugdelijke) poging tot het teweegbrengen van ontploffingsgevaar. Vrijspraak moet daarom volgen.
Uit de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd, blijkt dat hij op de avond van 13 januari 2011 het plan had opgevat om zelfmoord te plegen. Hij heeft daartoe in één keer tachtig stuks pijnstillers en antidepressiva - Tramadol en Seroxat - ingenomen. Verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat dit rond middernacht was. In het derde politieverhoor heeft hij verklaard dat hij rond 22:00 uur de pillen innam. Vast staat in elk geval, dat verdachte korte tijd voor of na het innemen van de pillen alle vier de gaskranen van zijn gasfornuis heeft opengedraaid. Hij deed dit naar eigen zeggen om zijn zelfmoordpoging 'kracht bij te zetten'. Verdachte is vervolgens in slaap gevallen. Toen hij in de ochtend van 14 januari 2011 rond 6:00 uur wakker werd, wilde hij het gas uitzetten. De gaswalm in zijn woning was echter zo indringend, dat dit niet lukte. Verdachte is hierop naar buiten gekropen en op de stoep voor zijn woning gaan liggen. De politie - gealarmeerd door een voorbijganger - heeft bij binnenkomst in de woning vastgesteld dat alle vier de gaskranen maximaal waren opengedraaid.
De rechtbank is van oordeel dat onder vorenomschreven omstandigheden - verdachte draait alle vier de gaskranen van zijn fornuis maximaal open, laat deze gedurende in elk geval ongeveer zes uur open staan en valt vervolgens onder invloed van een grote hoeveelheid pillen in slaap - naar algemene ervaringsregels sprake is van een (deugdelijk) begin van uitvoering gericht op het doen teweegbrengen van ontploffingsgevaar. Iedere vonk - of deze nu wordt veroorzaakt door het aanslaan van een koelkast, het openen van een deur of het aan- of uitschakelen van verlichting - had het ontstane explosieve mengsel van gas en zuurstof tot ontploffing kunnen brengen. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het voorgaande voorts sprake van een zogeheten 'voltooide poging', nu het gevolg - een ontploffing - zonder nader handelen van verdachte had kunnen intreden.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad, dat:
hij op 14 januari 2011 te [woonplaats] ter uitvoering van het door hem voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen in een woning aan de [adres], terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, te weten omwonenden en de brandweer en de dienstdoende surveillanten ter plaatse en gemeen gevaar voor goederen, te weten de inboedel van de woning en de inboedels van de belendende panden te duchten was, met dat opzet de gaspitten in de woning heeft opengedraaid en gedurende enkele uren heeft opengelaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte.
Vrijwillige terugtred
De raadsman heeft bij wijze van subsidiair betoog bepleit dat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft immers zelf alarm geslagen door op de stoep voor zijn woning te gaan liggen. Hij heeft daarmee de voltooiing van het misdrijf weten te voorkomen. De raadsman heeft in dit verband ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die (in hoofdzaak) van zijn wil afhankelijk zijn geweest. De beantwoording van die vraag hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van alle omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging, zoals hier aan de orde, naar vaste jurisprudentie veelal een zodanig optreden van de verdachte wordt gevraagd, dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten (vergelijk: Hoge Raad 19 december 2006, LJN AZ2169 en Hoge Raad 13 maart 2007, LJN AZ6709). Anders gezegd: daar waar bij een onvoltooide poging het enkele ophouden en weggaan voldoende kan zijn voor het aannemen van vrijwillige terugtred, is voor vrijwillige terugtred bij een voltooide poging nodig dat de dader als het ware een 'tegengestelde gedraging' verricht.
Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de reeds beschreven gedragingen van de verdachte - het na het opendraaien van vier gaspitten en na verstrijken van zes uren op de stoep voor zijn woning gaan liggen - ontoereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat sprake is van vrijwillige terugtred. Het feit dat er geen ontploffing heeft plaatsgevonden is gelegen in de toevallige omstandigheid dat er gedurende de periode waarin het mengsel van gas en zuurstof in de woning de door de brandweer omschreven 'optimale explosiviteit' had bereikt, geen ontsteking heeft plaatsgevonden. Dit is een van de wil van verdachte onafhankelijke omstandigheid.
Het openen van de voordeur en op de stoep gaan liggen - waardoor de politie en de brandweer uiteindelijk in staat waren het door verdachte geschapen gevaar teniet te doen - is als 'tegengestelde gedraging' die nodig is om bij een voltooide poging nog van vrijwillige terugtred te kunnen spreken, ontoereikend. Uit contacten tussen de politie en de brandweer blijkt immers dat een mengsel van gas en zuurstof zodra de concentratie gas daarin te hoog wordt, zijn explosiviteit verliest. Het openen van de voordeur - en daarmee het toelaten van zuurstof in de woning - kan het ontploffingsgevaar in die zin juist doen herleven in plaats van doen afnemen of verdwijnen. In feite was in dit geval dan ook enkel het dichtdraaien van de gaskranen afdoende geweest om nog te kunnen spreken van vrijwillige terugtred. Nu verdachte dit laatste niet heeft gedaan, dient het beroep op vrijwillige terugtred te worden verworpen.
Toerekeningsvatbaarheid
De psychiater, H.E.M. van Beek, heeft op 8 april 2011 over verdachte gerapporteerd. Volgens de deskundige was er ten tijde van het ten laste gelegde sprake van een
ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een recidiverende depressieve stoornis met stemmingscongruente psychotische kenmerken en misbruik van alcohol. Door de depressieve stoornis en de imperatieve auditieve hallucinaties heeft verdachte zijn wil en gedrag niet in vrijheid kunnen bepalen. De deskundige komt dan ook tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van het telastgelegde volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. De kans op herhaling van het ten laste gelegde is zonder psychiatrische behandeling groot. Geadviseerd wordt daarom een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De psycholoog, drs. W.J.L. Lander, komt in zijn rapport van 30 maart 2011 tot dezelfde conclusies als voornoemde psychiater. Om de problematiek van verdachte te behandelen, verdient een last tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis aanbeveling, zo concludeert ook Lander.
De rechtbank, geroepen tot een oordeel over de strafbaarheid van verdachte, is met de gedragsdeskundigen van oordeel dat de ziekelijke stoornis van verdachte zijn gevaarvolle handelen geheel heeft beheerst.
De gedragsdeskundigen hebben voorts op verschillende plaatsen in hun rapportages gewezen op het recidiverisico, gelet op de aard van de psychische stoornis en het alcoholgebruik. Hoewel de deskundigen in hun rapportage niet met zoveel woorden het 'gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen' - zoals genoemd in artikel 37 Sr - benoemen, is hun gebruik van het begrip recidiverisico tegen de achtergrond van het bewezen verklaarde feit duidelijk genoeg en voldoende om tot uitdrukking te brengen dat zij van oordeel zijn dat verdachte gevaarlijk is voor de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank leidt daaruit dan ook af dat er een causaal verband bestaat tussen de psychische stoornis en het gevaar dat verdachte veroorzaakt. Zij zal de verdachte dan ook volledig ontoerekeningsvatbaar verklaren.
Motivering van de op te leggen maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat, nu aan verdachte het strafbare feit wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend en hij een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen of goederen, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar moet worden gelast.
Opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar biedt de gestructureerde omgeving die verdachte gelet op zijn problematiek nodig heeft. Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank gelasten dat de verdachte voor een termijn van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst. Zoals reeds ter terechtzitting met verdachte besproken kan, afhankelijk van de progressie die in de behandeling wordt geboekt, mogelijk binnen dat jaar reeds ontslag of voorwaardelijk ontslag uit de kliniek volgen. Het is echter niet aan de rechtbank om hierover beslissing te nemen, maar aan de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis waar verdachte zal worden opgenomen.
De rechtbank merkt ten slotte volledigheidshalve op dat zij, behalve op de reeds genoemde rapportages, acht heeft geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 19 januari 2011, waaruit blijkt dat hij eenmaal is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37, 39, 45, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs M. van Seventer en J.Th.W. van Ravenstein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.B. Vos, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 mei 2011.