ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6206

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
380696 / HA RK 10-663
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Paris
  • M.Th. Nijhuis
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verklaring voor recht inzake herroeping liquidatie besluit van aandeelhouders

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarin verzoekster, [A] HOLDING B.V., verzocht om een verklaring voor recht dat het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders tot herroeping van de liquidatie geldig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster na haar ontbinding op 14 december 2009 is blijven voortbestaan, zoals bedoeld in artikel 2:19 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. Verzoekster heeft op 23 augustus 2010 de beslissing tot liquidatie herroepen, maar de Kamer van Koophandel Den Haag heeft geweigerd deze wijziging te verwerken zonder een verklaring voor recht van de rechtbank. De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de herroeping van een ontbindingsbesluit onder rechterlijke controle moet plaatsvinden en dat er geen belangen van derden in het gedrang mogen komen. Tijdens de zitting heeft de advocaat van verzoekster, mr. V.L.T. van Roy, verklaard dat er voldoende middelen zijn om eventuele crediteuren te voldoen. De vertegenwoordiger van de belanghebbende, de Kamer van Koophandel, heeft echter aangegeven dat er een garantstelling voor eventuele aanspraken van derden moet worden overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster nog niet aan deze eis heeft voldaan en heeft de zaak aangehouden tot 1 juni 2011, zodat verzoekster de vereiste persoonlijke garantie kan overleggen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mrs. R.J. Paris, M.Th. Nijhuis en P.A. Koppen, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 380696 / HA RK 10-663
Beschikking van 11 mei 2011
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] HOLDING B.V.,
statutair gevestigd te [woonplaats],
verzoekster,
advocaat mr. V.L.T. van Roy te Leiden,
en
DE KAMER VAN KOOPHANDEL DEN HAAG,
gevestigd te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door de heer [B].
1. Het procesverloop
1.1.Verzoekster heeft op 19 november 2010 een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoekt voor recht te verklaren dat het herroepingsbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van verzoekster van 23 augustus 2010 geldig is. Tevens verzoekt zij de Kamer van Koophandel Den Haag opdracht te geven tot verwerking van het herroepingsbesluit over te gaan.
1.2.Mr. Van Roy heeft bij brief van 21 februari 2011 een recent origineel uittreksel uit het handelsregister ten name van verzoekster toegezonden en bij telefax van 23 maart 2011 de statuten van verzoekster.
1.3.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op 24 maart 2011. Namens verzoekster is haar directeur, de heer [A], verschenen, vergezeld van mr. Van Roy. Namens belanghebbende is de heer [B] verschenen.
1.4.Na afloop van de zitting is de zaak door de behandelend rechter verwezen naar een meervoudige kamer.
2. De feiten
2.1.Op 14 december 2009 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van verzoekster besloten over te gaan tot ontbinding van verzoekster, met aanwijzing van de heer [A] als vereffenaar en als bewaarder van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van verzoekster gedurende een periode van zeven jaar nadat verzoekster heeft opgehouden te bestaan. De ontbinding van verzoekster en de benoeming van de vereffenaar zijn ingeschreven in het handelsregister.
2.2.Op 23 augustus 2010 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van verzoekster besloten de beslissing tot liquidatie te herroepen. Belanghebbende is door verzoekster op de hoogte gesteld van dat besluit en haar is verzocht de registratie van verzoekster te wijzigen.
2.3.Belanghebbende heeft bij brief van 25 augustus 2010 aan verzoekster bericht de wijziging zonder een verklaring voor recht van de rechtbank niet te kunnen verwerken. In deze brief is voorts vermeld dat het herroepingsbesluit een garantstelling voor eventuele aanspraken van derden dient te bevatten en dat deze waarborg voor de positie van derden door de rechter moet worden beoordeeld. Verzoekster is daartoe verwezen naar de sector civiel van deze rechtbank.
3. Het verzoek
3.1.Verzoekster stelt ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aan. De beslissing om over te gaan tot ontbinding van verzoekster werd ingegeven door het feit dat er sprake was van tegenvallende resultaten gedurende een langere periode. Het optreden van de vereffenaar is niet verder gegaan dan de inschrijving van het ontbindingsbesluit. Omdat diverse relevante stukken nog niet gereed waren, is feitelijk niet overgegaan tot de vereffening. Er hebben zich in de tussentijd ontwikkelingen voorgedaan, bestaande uit nieuwe mogelijkheden en inkomsten, die hebben geleid tot het besluit de liquidatie te herroepen.
3.2.Verzoekster stelt voorts aan dat er geen nadeel voor derden is ontstaan of zal ontstaan door de herroeping van het ontbindingsbesluit. Het verzoek wordt gedaan naar analogie van artikel 2:19 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4. De beoordeling
4.1.Een verzoek als het onderhavige was en is niet bij wet geregeld. In het systeem van de ingetrokken Handelsregisterwet 1996 waren de kamers van koophandel en fabrieken bij de inschrijving lijdelijk. Indien een kamer van koophandel of een andere belanghebbende meende dat een inschrijving onjuist was, kon die zich wenden tot de civiele (kanton)rechter. Diens beslissing werd vervolgens in het register ingeschreven. Toen dit systeem gold, heeft het gerechtshof 's-Gravenhage bij beschikking van 30 januari 2007 (LJN: AZ7737) beslist dat het onder voorwaarden - in het bijzonder de voorwaarde van voorafgaande rechterlijke controle met het oog op de bescherming van belangen van derden - mogelijk is om de ontbinding van een vennootschap te herroepen en in te schrijven in het handelsregister.
In het systeem van de huidige Handelsregisterwet 2007 hebben de kamers van koophandel een actievere rol. Wat de rechtsbescherming betreft is de nadruk dan ook verschoven van het civiele recht naar het bestuursrecht. De civiele procedure op grond van artikel 23 Handelsregisterwet 1996 is komen te vervallen. Tegen besluiten van de kamers van koophandel betreffende wijziging van gegevens in het register staan bezwaar en beroep open.
De bestuursrechtelijke procedure zal voor verzoekster echter geen soelaas kunnen bieden. Bezwaar en beroep staan immers slechts open tegen besluiten, dat wil zeggen tegen schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhouden (artikel 8:1 lid 1 in verbinding met artikel 1:3 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Het al of niet inschrijven door het bevoegde bestuursorgaan van de beslissing van een vennootschap tot herroeping van een ontbindingsbesluit is niet op rechtsgevolg gericht. Aan het vereiste van een rechtshandeling is dus niet voldaan.
De rechterlijke controle zal dan ook nog steeds door de civiele rechter moeten geschieden, die als restrechter optreedt voor zaken waarin geen andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat. De rechtbank is van oordeel dat verzoekster met het indienen van een verzoekschrift de juiste weg heeft gekozen, nu de wet hiervoor een aanknopingspunt biedt in artikel 2:19 lid 2 BW en een dagvaardingsprocedure zich voor rechterlijke controle minder goed leent (in vergelijkbare zin: rechtbank Amsterdam bij beschikking van 12 juni 2009, LJN: BP6858; anders: rechtbank Arnhem bij beschikking van 22 november 2010, NJF 2011, 26).
4.2.Het gerechtshof 's-Gravenhage heeft in zijn uitspraak van 30 januari 2007 overwogen dat er geen principiële bezwaren bestaan tegen de mogelijkheid van herroeping van een besluit tot ontbinding, mits onder rechterlijke controle en op voorwaarde dat de rechtspersoon nog niet is opgehouden te bestaan.
4.3.De rechtbank is voldoende gebleken dat verzoekster op grond van artikel 2:19 lid 5 BW na haar ontbinding is blijven voortbestaan.
4.4.Voor de beoordeling van het verzoek dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of door de herroeping van het liquidatiebesluit belangen van derden in het gedrang (kunnen) komen. Ter zitting heeft mr. Van Roy verklaard dat verzoekster over voldoende middelen beschikt om eventuele crediteuren te voldoen. De heer [B] heeft namens belanghebbende verklaard niet over aanwijzingen te beschikken dat derden door herroeping van het besluit tot ontbinding zouden worden benadeeld.
4.5.De rechtbank constateert evenwel dat verzoekster nog niet heeft voldaan aan de door belanghebbende in haar brief van 25 augustus 2010 terecht gestelde eis dat bij het herroepingsbesluit een garantstelling voor eventuele aanspraken van derden is gevoegd. Dit dient een persoonlijke garantie te zijn van [A] als enig aandeelhouder. De zaak zal daarom voor drie weken worden aangehouden, opdat verzoekster alsnog een dergelijke schriftelijke garantie kan overleggen.
5. De beslissing
De rechtbank houdt de zaak aan tot 1 juni 2011 voor het onder 4.5 vermelde doel.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.J. Paris, M.Th. Nijhuis en P.A. Koppen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.