ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ6644
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Eritrea
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Eritrese vrouw, had een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) om uitzetting te voorkomen, omdat zij lijdt aan insuline-afhankelijke diabetes en vreesde voor haar gezondheid bij terugkeer naar Eritrea. De Minister voor Immigratie en Asiel had haar aanvraag afgewezen, stellende dat zij medisch in staat was om te reizen en dat er in Eritrea adequate behandelmogelijkheden aanwezig waren.
Verzoekster maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat haar uitzetting zou worden opgeschort totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een spoedeisend belang had bij het treffen van de gevraagde voorziening, aangezien zij de beslissing op haar bezwaar niet in Nederland mocht afwachten. De voorzieningenrechter stelde vast dat er zicht was op een gedwongen uitzetting en dat verweerder niet had getoetst of deze uitzetting in strijd zou zijn met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster voldoende had aangetoond dat haar belangen zwaarder wogen dan die van de Staat, en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen om zich te onthouden van uitzettingsmaatregelen totdat op het bezwaar was beslist en heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 874,-. Tevens diende verweerder het griffierecht van € 152,- aan verzoekster te vergoeden.