ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ7101
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.T.H. Zimmerman
- J.B.C. van der Veer
- Rechtspraak.nl
Herhaalde asielaanvraag van een Somalische eiseres met betrekking tot de geboorte van haar dochter na het bestreden besluit
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 april 2011 uitspraak gedaan in een herhaalde asielaanvraag van een Somalische eiseres. De eiseres betoogde dat haar dochter, die na het bestreden besluit was geboren, bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt om te worden besneden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het beleid van de verweerder toestaat dat de procedure van de ouder ook ten behoeve van het in Nederland geboren kind kan worden gevoerd, er voor de dochter een aparte asielaanvraag moest worden ingediend omdat zij na het bestreden besluit was geboren. De rechtbank volgde het standpunt van de eiseres niet dat de geboorte van de dochter moest worden betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag, omdat de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet werd aangetast door de geboorte van de dochter.
De rechtbank benadrukte dat de afwijzing van de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel moet worden getoetst aan de rechtsgevolgen van het besluit. De rechtbank concludeerde dat de uitzetting van de eiseres uit Nederland, hoewel een rechtsgevolg van het bestreden besluit, geen grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel kan opleveren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De eiseres had ook niet aannemelijk gemaakt dat zij alleenstaand en binnenlands ontheemd was, en de verslechterde veiligheidssituatie in Somalië kon niet afdoen aan het eerdere besluit.
De rechtbank heeft de uitspraak mondeling gedaan en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, waarbij de griffier en de rechter aanwezig waren. De rechtbank heeft de relevante juridische kaders en jurisprudentie in haar overwegingen betrokken, en de beslissing is in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.