ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ7107

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 11/16014 VRONTN/BL1 CM AN2
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bloebaum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van bewaring van vreemdeling met Afghaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 mei 2011 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van een vreemdeling van Afghaanse nationaliteit. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. van den Elshout, had beroep ingesteld om informatie te verkrijgen over de voortgang van de vertrek- en verwijderingsprocedure. De gemachtigde meldde dat zij herhaaldelijk contact had gezocht met de Dienst Terugkeer en Vertrek, maar geen informatie had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 11 januari 2011 in bewaring was gesteld en dat eerder beroep tegen deze bewaring ongegrond was verklaard. De rechtbank moest nu beoordelen of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd was.

Tijdens de zitting op 23 mei 2011 was de eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De verweerder, de Minister voor Immigratie en Asiel, vertegenwoordigd door mr. H.A.W. Oude Lenferink, stelde dat de bewaring rechtmatig was en dat er zicht was op verwijdering van de eiser binnen een redelijke termijn. De rechtbank nam in overweging dat er een vlucht naar het land van herkomst van de eiser was geboekt voor 12 juni 2011, wat de mogelijkheid van verwijdering bevestigde.

De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring niet meer in geschil was en verklaarde het beroep ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de verweerder voldoende voortvarendheid had betracht bij de voorbereiding van de verwijdering. De uitspraak werd gedaan door mr. H. Bloebaum, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T.M. Nijboer, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
regnr.: Awb 11/16014 VRONTN/BL1 CM AN2
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen het voortduren van de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
(…),
geboren op (…) te (…),
van Afghaanse nationaliteit,
thans verblijvende in (…) te Rotterdam,
justitienummer: (…),
eiser,
gemachtigde: mr. I. van den Elshout, advocaat te 's-Hertogenbosch;
tegen
DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. H.A.W. Oude Lenferink, ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Bij brief van 10 mei 2011 is beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiser en aan de rechtbank toegezonden. Eiser is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Het beroep is behandeld ter zitting van 23 mei 2011. Eiser is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Standpunten
Ter zitting is gebleken dat namens eiser enkel beroep is ingesteld tegen het voortduren van de bewaring om daarmee informatie over de voortgang van de vertrek- dan wel verwijderingsprocedure van eiser te verkrijgen. In dit kader heeft eisers gemachtigde onweersproken gemeld dat zij de Dienst Terugkeer en Vertrek verscheidene malen telefonisch heeft verzocht haar informatie te verstrekken over de voortgang. Die kreeg zij echter niet, haar werd gezegd dat zij (daarvoor) maar in beroep moest gaan.
Voor het overige heeft zij niets op te merken.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen omdat de (voortduring van de) bewaring zijns inziens rechtmatig is. Ter zitting heeft verweerder voorts aangegeven dat hij het signaal, dat eisers gemachtigde heeft gegeven over de problemen met de informatieverstrekking, zal doorgeven binnen de organisatie.
3. Overwegingen
Op 11 januari 2011 is eiser in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 31 januari 2011 heeft de rechtbank een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat ter beoordeling of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd is.
De bewaring is een tijdelijke maatregel, bedoeld om de verwijdering te bewerkstelligen. Hoewel de bewaring thans vier en een halve maand maanden heeft geduurd, bestaat nog zicht op verwijdering van eiser binnen een redelijke termijn. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit informatie van verweerder blijkt dat voor eiser een vlucht naar zijn land van herkomst is geboekt voor 12 juni 2011. Eiser zal dan onder begeleiding van een escorte worden verwijderd. Nu ter zitting is gebleken dat de rechtmatigheid van de voortduring van de bewaring niet meer in geschil is, is de rechtbank van oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarendheid betracht bij de (voorbereiding van de) verwijdering van eiser en dat er zicht op verwijdering van eiser bestaat binnen redelijke termijn.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. H. Bloebaum, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.T.M. Nijboer, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: