Afdeling 4, meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10/7070 KINDER + AWB 10/7071 KINDER
Uitspraakdatum: 20 april 2011
Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
[X], wonende te [Z], eiser,
Belastingdienst/Toeslagen, [te P], verweerder.
I PROCESVERLOOP
1.1. Verweerder heeft bij beschikking van 30 september 2009 (beschikkingsnummer [nummer]) het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2008 (hierna: kinderopvangtoeslag 2008) herzien tot een bedrag van nihil. Op diezelfde datum is bij beschikking met beschikkingsnummer [nummer] het voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 (hierna: kinderopvangtoeslag 2009) herzien tot een bedrag van nihil.
1.2. Eiser heeft tegen beide onder 1.1 vermelde beschikkingen op 25 september 2009 een bezwaarschrift ingediend.
1.3. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2010 het bezwaar van eiser tegen de herziene voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2008 ongegrond verklaard. In dezelfde uitspraak op bezwaar wordt volledig tegemoet gekomen aan het bezwaar tegen de herziene voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag 2009.
1.4. Eiser heeft daartegen bij fax van 11 oktober 2010, ontvangen bij de rechtbank op 11 oktober 2010, beroep ingesteld.
1.5. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.6. Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2011. Eiser is daar in persoon verschenen samen met zijn gemachtigde [A]. Namens verweerder is verschenen [B].
1.8. Op de zitting van 8 maart 2011 zijn ook de zaken met procedurenummers 10/6181, 10/4946, 10/4951, 10/6881, 10/6877, 10/7368 en 10/7370 behandeld waarbij dezelfde problematiek speelt als in onderhavige zaak. Hierbij zijn als procespartijen telkens dezelfde gemachtigde en dezelfde verweerder opgetreden. Alle in die procedures door partijen ingenomen standpunten en overgelegde stukken ten aanzien van de registratie van de betrokken gastouderbureaus worden geacht ook te zijn ingenomen en ingebracht in onderhavige procedure
Feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.2. Eiser heeft twee kinderen en heeft de opvang voor zijn kinderen geregeld via gastouderopvang. Hierbij maakt eiser gebruik van de diensten van het gastouderbureau [C] (hierna het gastouderbureau).
2.2. Eiser heeft op 26 april 2008 een aanvraag kinderopvangtoeslag 2008 ingediend met als ingangsdatum 6 februari 2008. Verweerder heeft eiser bij beschikking van 30 mei 2008 een voorschot kinderopvangtoeslag 2008 verleend van € 17.486. Bij beschikking van 11 december 2008 is aan eiser een voorschot kinderopvangtoeslag 2009 verleend van € 19.194. Eiser heeft door middel van een wijzigingsformulier verweerder te kennen gegeven de kinderopvangtoeslag met ingang van 31 december 2008 te willen stopzetten. Hierop heeft verweerder het voorschot kinderopvangtoeslag 2008 herzien naar een bedrag van € 17.434. Het voorschot voor het jaar 2009 is niet aan eiser uitbetaald.
2.3 Zoals vermeld onder 1.1. heeft verweerder bij beschikkingen van 30 september 2009 de voorschotten kinderopvangtoeslag 2008 en 2009 herzien tot nihil. De reden hiervoor is, blijkens de brief van verweerder van 15 september 2009, dat eiser desgevraagd geen Verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) van de gastouder heeft overgelegd, dat uit de door eiser overgelegde gegevens niet blijkt dat eiser betalingen heeft gedaan aan de gastouder en dat de registratie van het gastouderbureau op 16 juni 2008 is geëindigd. Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder de betalingsbewijzen van eiser alsnog akkoord bevonden.
2.4. Eiser heeft een 'overeenkomst gastouderopvang' met het gastouderbureau overgelegd (hierna: het contract). Als adres van het gastouderbureau wordt daarin [adres] vermeld en als vertegenwoordiger van het gastouderbureau [D]. Het contract is door eiser, zijn echtgenote en de gastouder ondertekend. Op het contract ontbreekt een handtekening van het gastouderbureau. Het contract bevat geen dagtekening. Als ingangsdatum van het contract wordt 6 februari 2008 vermeld en als einddatum 1 januari 2009.
2.5. Het gastouderbureau stond tot 16 juni 2008 geregistreerd in het register gastouderbureaus van de gemeente Utrecht. Met ingang van 10 maart 2008 staat het gastouderbureau geregistreerd in het register gastouderbureaus van de gemeente Alphen aan den Rijn.
Geschil
2.6. In geschil is of eiser aanspraak kan maken op een voorschot kinderopvangtoeslag over de periode 6 februari 2008 tot 26 april 2008 en vanaf 16 juni 2008 tot 1 januari 2009.
Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat hij zijn standpunt inzake het ontbreken van de VOG heeft verlaten. Eiser heeft ter zitting verklaard dat het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 niet langer in geschil is.
2.7. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en, naar de rechtbank begrijpt, toekenning van een voorschot kinderopvangtoeslag voor de periode 6 februari 2008 tot en met 31 december 2008.
2.8. Verweerder concludeert in zijn verweerschrift tot toekenning van een voorschot kinderopvangtoeslag voor de periode 26 april 2008 tot 16 juni 2008 en aldus tot gegrondverklaring van het beroep.
2.9. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van het berekeningsjaar 2008
2.10. Artikel 5, eerste lid, van de Wet Kinderopvang (hierna: Wko) luidt: "Een ouder heeft aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang jegens de gemeente of jegens het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien het betreft kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau".
2.11. Nu eiser aanspraak maakt op kinderopvangtoeslag ligt het op zijn weg aannemelijk te maken dat er sprake is kinderopvang die plaatsvindt door een geregistreerd gastouderbureau in de zin van artikel 5, eerste lid, Wko. Niet in geschil is dat het gastouderbureau tot 16 juni 2008 geregistreerd stond in de gemeente Utrecht en dat in ieder geval tot die datum sprake is van gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau in de zin van artikel 5 van de Wko.
2.12. Eiser stelt zich op het standpunt dat het gastouderbureau te Alphen aan den Rijn de voortzetting is van het gastouderbureau in Utrecht. Voorts wijst hij erop dat het gastouderbureau in Alphen aan den Rijn is geregistreerd met ingang van 10 maart 2008. Volgens eiser is er daarom ook na 16 juni 2008 nog steeds sprake van kinderopvang in de zin van artikel 5 van de Wko.
2.13. Verweerder beschouwt het gastouderbureau te Alphen aan den Rijn als een nieuw gastouderbureau. Van een voortzetting van de activiteiten van het gastouderbureau te Utrecht door het gastouderbureau in Alphen aan den Rijn kan volgens verweerder geen sprake zijn zolang er niet een nieuw contract is gesloten tussen eiser en het gastouderbureau te Alphen aan den Rijn. Met de doorhaling van de registratie van het gastouderbureau door de gemeente Utrecht is volgens verweerder het contract met het gastouderbureau beëindigd. Nu eiser geen contract met het gastouderbureau in Alphen aan den Rijn heeft overgelegd is met ingang van 16 juni 2008 geen sprake van gastouderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
2.14. Vaststaat dat de relatie tussen eiser en het gastouderbureau na 16 juni 2008 niet is gewijzigd. Eiser bleef gebruik maken van de diensten van het gastouderbureau, de opvang van zijn kinderen bij de gastouder vond ongewijzigd en ononderbroken doorgang en ook in de betalingen deden zich geen veranderingen voor. Bovenstaande feiten en omstandigheden leiden er naar het oordeel van de rechtbank toe dat het contract dat eiser heeft afgesloten met het gastouderbureau ook na doorhaling van de registratie te Utrecht is blijven bestaan zodat er geen aanleiding is te eisen dat er een nieuw contract wordt afgesloten. De stelling van verweerder dat de doorhaling van de registratie van het gastouderbureau in Utrecht met zich brengt dat daarmee tevens het contract is geëindigd, vindt geen steun in het recht. Van een beëindiging van de contractuele relatie tussen eiser en het gastouderbureau vóór 31 december 2008 is niet gebleken. De door verweerder opgeworpen vraag of de vestiging te Alphen aan den Rijn moet worden beschouwd als een nieuwe vestiging dan wel als een voortzetting of verhuizing van een bestaand gastouderbureau behoeft in dit kader derhalve geen beantwoording. Nu het gastouderbureau in Alphen aan den Rijn sedert 10 maart 2008 een geregistreerd bureau is, kan niet worden gesteld dat er op enig moment in de hier in geding zijnde periode sprake is van bemiddeling door een niet-geregistreerd bureau.
2.15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn beslissing om met ingang van 16 juni 2008 het voorschot te herzien op onjuiste gronden heeft gebaseerd. Het beroep dient dan ook in zoverre gegrond te worden verklaard.
2.16. De vraag of sprake is van een verhuizing van het gastouderbureau of van een nieuwe vestiging waarmee een nieuw contract moet worden afgesloten is nog wel van belang voor de vraag of eiser, indien sprake is van een nieuwe vestiging, kan worden tegengeworpen dat hij die wijziging van het gastouderbureau niet heeft gemeld aan verweerder. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Uitvoeringsregeling AWIR) moet een belanghebbende binnen vier weken mededeling doen van een wijziging van omstandigheden waarmee met het verlenen van het voorschot geen rekening is gehouden en die leidt tot beëindiging dan wel verlaging van de tegemoetkoming. Artikel 5, vijfde lid, letter c, van de Uitvoeringsregeling AWIR wijst een wijziging van het geregistreerde gastouderbureau als dergelijke te melden wijziging aan.
2.17. Voor eiser is er slechts sprake van een verhuizing van het bestaande gastouderbureau waarmee hij zijn contract heeft gesloten. Een verhuizing is, zoals ook verweerder ter zitting heeft verklaard, geen wijziging die leidt tot beëindiging dan wel verlaging van de tegemoetkoming welke binnen vier weken moet worden gemeld. Het enkele feit dat de vestiging in Alphen aan den Rijn zich ingevolge het bepaalde in artikel 45 van de Wko ter registratie dient aan te melden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van vestiging, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat niet tegelijkertijd sprake kan zijn van de verhuizing van het gastouderbureau met welk in een eerder stadium op een ander adres een contract is afgesloten. Om die reden rustte op eiser geen verplichting tot het melden van een wijziging als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, letter c, van de Uitvoeringsregeling AWIR.
2.18. Voor wat betreft de ingangsdatum van de kinderopvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau stelt eiser zich op het standpunt dat daarvan reeds vanaf 6 februari 2008, de ingangsdatum van het contract, sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, door het overleggen van het contract, aannemelijk gemaakt dat sprake is van gastouderopvang in de zin van artikel 5, eerste lid, Wko. Daarmee is echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan reeds op 6 februari 2008 sprake is omdat uit het contract niet blijkt wanneer het is gesloten en ondertekend. Nu er wel een contract aanwezig is maar niet met zekerheid kan worden vastgesteld wanneer dit is afgesloten, is de rechtbank van oordeel dat aansluiting moet worden gezocht bij de datum waarop eiser de aanvraag kinderopvangtoeslag heeft ingediend, te weten 26 april 2008. Met ingang van die datum is sprake van gastouderopvang als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wko.
De stelling van eiser dat verweerder ten onrechte aansluiting zoekt bij de datum van aanvraag van de kinderopvangtoeslag omdat uit artikel 11, tweede lid, onderdeel g van de Regeling wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet blijkt dat op het contract een dagtekening vermeld dient te worden, faalt. Dat de vermelding van de dagtekening niet is voorgeschreven, maakt niet dat voor de vraag wanneer het contract is afgesloten zonder meer moet worden uitgegaan van de ingangsdatum van het contract. In het bijzonder niet wanneer, zoals in deze procedure, de vermelde ingangsdatum op het contract voor de datum van aanvraag van de kinderopvangtoeslag ligt. Door het ontbreken van een dagtekening maakt eiser naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk dat het contract reeds op 6 februari 2008 is gesloten en ondertekend.
2.19. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het contract niet per 16 juni 2008 is beëindigd en dat eiser over de periode 26 april 2008 tot en met 31 december 2008 aanspraak kan maken op een voorschot kinderopvangtoeslag 2008. Het beroep ten aanzien van het berekeningsjaar 2008 dient dan ook gegrond te worden verklaard. De overige standpunten van eiser met betrekking tot de kinderopvangtoeslag 2008 behoeven geen behandeling meer.
Ten aanzien van het berekeningsjaar 2009
2.20. Nu eiser ter zitting heeft verklaard dat de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009 niet langer in geschil is zal de rechtbank het beroep met betrekking tot het berekeningsjaar 2009, wegens het ontbreken van een processueel belang, niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
2.21. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
III BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2008 gegrond;
- verklaart het beroep ten aanzien van de kinderopvangtoeslag 2009 niet-ontvankelijk;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de kinderopvangtoeslag 2008;
- vernietigt de beschikking met nummer [nummer];
- draagt verweerder op een nieuwe voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2008 af te geven met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 874 aan eiser te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.J. Ebbeling, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. A.J.M. Arends in tegenwoordigheid van de griffier mr. B. van Eeuwijk.
Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2011.
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.