ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9059

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/39351
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Risico op detentie en behandeling bij terugkeer naar Syrië voor afgewezen asielzoeker

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser afkomstig uit Syrië, die zijn land illegaal had verlaten. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de minister voor Immigratie en Asiel geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser bij terugkeer naar Syrië met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd en verhoord door de veiligheidsdiensten. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet voldoende had aangetoond dat de eiser geen reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het gericht was tegen de weigering van de verblijfsvergunning en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 874,=.

Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittinghoudende te Roermond
Sector bestuursrecht, enkelvoudige kamer
Vreemdelingenkamer
Procedurenummer: AWB 10 / 39351
Uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[eiser], eiser,
gemachtigde mr. P.A. Blaas,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder.
1. Procesverloop
1.1. In deze uitspraak worden de rechtsvoorgangers van de minister voor Immigratie en Asiel eveneens aangeduid als verweerder.
1.2. Op 11 november 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 november 2010. Bij dit besluit heeft verweerder geweigerd eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) te verlenen. Bij dit besluit heeft verweerder tevens ambtshalve geweigerd eiser een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 is samenhang met artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder w, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000).
1.3. Bij fax van 25 november 2010 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Op 3 maart 2011 heeft eiser de gronden van beroep aangevuld.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden.
De ingezonden stukken zijn in afschrift aan eiser gezonden.
1.5. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 17 maart 2011. Daar is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen mr. M.M.E. Disselkamp. Als tolk was ter zitting aanwezig mevrouw [naam tolk].
2. Overwegingen
2.1. Eiser, afkomstig uit Syrië, is geboren op [geboortedatum] en is staatloos. Aan zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning als omschreven in rubriek 1.2. heeft eiser – kort en zakelijk – het volgende ten grondslag gelegd.
2.2. Eiser ziet voor zichzelf in Syrië geen toekomst weggelegd, nu hij als staatloze slechts beperkte burgerrechten heeft. Zo kan hij bijvoorbeeld geen huis kopen of huren, een zaak op eigen naam starten, staatsscholen bezoeken en heeft hij geen actief en passief kiesrecht alhoewel hij in Syrië geboren en getogen is en zijn moeder de Syrische nationaliteit bezit. In tegenstelling tot zijn zussen zal eiser ook nimmer de Syrische nationaliteit door huwelijk kunnen verkrijgen, omdat alleen een vrouw bij huwelijk de nationaliteit van haar (Syrische) man verkrijgt. Ook overigens komt eiser niet in aanmerking voor de Syrische nationaliteit. Daarnaast ondervindt eiser in de privésfeer ten gevolge van zijn staatloosheid problemen. Reeds driemaal is een huwelijksaanzoek afgewezen, omdat de eventuele kinderen uit dit huwelijk eveneens staatloos zouden zijn en beperkte burgerrechten zouden hebben.
2.3. Het beroep richt zich tegen verweerders standpunt dat – hoewel eisers asielrelaas geloofwaardig is – geen grond bestaat om hem in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b aanhef en onder 2°, van de Vw 2000. Tevens richt het beroep zich tegen verweerders standpunt dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier als bedoeld in artikel 14, aanhef en onder e, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 3.4, aanhef en onder w, van het Vb 2000.
2.4. De rechtbank beoordeelt allereerst verweerders weigering aan eiser aan verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, aanhef en onder e, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 3.4, aanhef en onder w, van het Vb 2000 onder de beperking ‘buiten schuld Nederland niet kunnen verlaten’ te verlenen en overweegt daartoe als volgt.
2.5. Om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op grond van het beleid van verweerder, dient de vreemdeling zich te wenden tot de vertegenwoordiging van zijn land van herkomst en eventuele landen van eerder verblijf. De vreemdeling komt in aanmerking voor verblijf als cumulatief aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. de vreemdeling heeft zelfstandig geprobeerd zijn vertrek te realiseren. Hij heeft zich aantoonbaar gewend tot de vertegenwoordiging van het land of de landen waarvan hij de nationaliteit heeft, dan wel tot het land of de landen waar hij als staatloze vreemdeling eerder zijn gewone verblijfplaats had, en/of tot andere landen waarvan op basis van het geheel van feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat de vreemdeling aldaar de toegang zal worden verleend; en
2. hij heeft zich gewend tot de Internationale Organisatie voor Migratie (hierna: IOM) voor facilitering van zijn vertrek en deze organisatie heeft aangegeven dat zij niet in staat is het vertrek van de vreemdeling te realiseren vanwege het feit dat de vreemdeling stelt niet te kunnen beschikken over reisdocumenten; en
3. hij heeft verzocht om bemiddeling van de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: DT&V) bij het verkrijgen van de benodigde documenten van de autoriteiten van het land waar hij naar toe kan gaan, welke bemiddeling niet het gewenste resultaat heeft gehad; en
4. er is sprake van een samenhangend geheel van feiten en omstandigheden op grond waarvan kan worden vastgesteld dat betrokkene buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten. Het dient daarbij te gaan om objectieve, verifieerbare feiten en omstandigheden die zien op de persoon van betrokkene en die in de eerste plaats zijn onderbouwd met bescheiden; en
5. hij verblijft zonder verblijfstitel in Nederland, en voldoet niet aan andere voorwaarden voor een verblijfsvergunning.
2.6. Verweerder heeft zich in het voornemen, dat in het bestreden besluit als ingelast is te beschouwen, terecht op het standpunt gesteld, dat, nu eiser niet heeft aangetoond dat hij zich heeft gewend tot de vertegenwoordiging van Syrië dan wel tot andere vertegenwoordigingen binnen het gebied van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (hierna: UNWRA), reeds om die reden niet heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden. De enkele verwijzing van eiser in dit verband naar antwoorden op Kamervragen, waaruit blijkt dat de Syrische ambassade heeft laten weten dat alleen laissez-passers worden verstrekt aan personen die met documenten kunnen aantonen het Syrische staatsburgerschap te bezitten, leidt niet tot het oordeel dat hiermee is aangetoond dat het bij voorbaat zinloos is om zich te wenden tot de vertegenwoordiging van Syrië dan wel tot vertegenwoordigers van het UNWRA-gebied. Zo is bijvoorbeeld niet aangetoond of eiser wellicht bij General Authority for Palestine Arab Refugees of de UNWRA staat geregistreerd of zich alsnog kan laten registreren en op deze wijze de mogelijkheid heeft om terug te keren naar Syrië. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook op goede gronden geweigerd eiser ambtshalve in bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’.
2.7. Over verweerders weigering om eiser in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b aanhef en onder 2°, van de Vw 2000, overweegt de rechtbank dat beoordeeld dient te worden of aannemelijk is dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt te worden onderworpen aan foltering dan wel aan een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
2.8. Eiser heeft gesteld dat hij reeds vanwege het feit dat hij als afgewezen asielzoeker op een laissez-passer – voor zover hij die al zal kunnen krijgen – naar Syrië moet terugkeren, een reëel risico loopt op een behandeling verboden in artikel 3 van het EVRM, omdat op een voor hem eventueel afgegeven laissez-passer bij de reden voor afgifte zal worden vermeld: “Overtreding verblijfswetten en regels”. Ter adstructie van dit standpunt heeft eiser gewezen op de uitspraak van 11 februari 2011 met het procedurenummer AWB 10/41894 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittinghoudende te Haarlem. Verder heeft hij verwezen naar het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van september 2009, waarvan volgens hem de inhoud ter zake aanhouding, detentie en risico voor mishandeling van terugkerende asielzoekers innerlijk tegenstrijdig is. Voorts heeft hij verwezen naar het rapport UK Border Agency, Country of Origin Information Report: The Syrian Arab Republic van 3 september 2010 en naar het World Report 2011: Syria / Human Rights Watch.
2.9. In genoemd ambtsbericht is over terugkeer van afgewezen asielzoekers het volgende opgenomen:
“(..) In het kader van een identiteitsonderzoek is het standaardprocedure dat een uitgezette Syriër bij terugkeer naar Syrië aldaar wordt staande gehouden door functionarissen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en van diverse veiligheidsdiensten ter controle van zijn/haar gegevens. Dit vindt in ieder geval plaats bij die Syrische onderdanen die niet in het bezit zijn van een paspoort, maar reizen op een laissez-passer. Bij binnenkomst in Syrië wordt, evenals bij uitreis, nagegaan of men gezocht wordt door de autoriteiten. Deze controle kan enkele uren tot dagen duren, gedurende welke men in detentie verblijft.
Er zijn geen aanwijzingen dat het enkele feit dat men een asielaanvraag heeft ingediend in het buitenland, tot negatieve aandacht leidt van de Syrische autoriteiten bij terugkeer. Er zijn in de verslagperiode geen gevallen bekend van uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer naar Syrië problemen hebben ondervonden vanwege hun asielaanvraag in het buitenland. Er zijn voor zover bekend geen Syrische wetsartikelen op grond waarvan een terugkeerder wegens het enkele indienen van een asielverzoek elders, strafvervolging heeft te vrezen, Uitgeprocedeerde personen afkomstig uit Syrië die met een laissez-passer terugkeren, worden aangehouden voor een identiteitsonderzoek door de immigratiedienst en diverse veiligheidsdiensten.
De immigratiedienst controleert daarbij of betrokkene(n) de militaire dienst dan wel de arbeidsdienst heeft (hebben) vervuld. Voor zover bekend wordt men in voorkomend geval door de immigratiedienst doorgestuurd naar de politieke veiligheidsdienst die valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Deze laatste dienst schijnt met name geïnteresseerd te zijn in de omstandigheden van het verlies van het paspoort en hoe men Syrië is uitgereisd. In dit verband is het niet uitgesloten dat ook andere veiligheidsdiensten iemand willen horen.
Er kan geen eenduidig antwoord worden gegeven op de vraag of te achterhalen valt wat er met teruggekeerde personen gebeurt na hun verhoor door de politieke veiligheidsdienst, dan wel andere veiligheidsdiensten. (..)”.
2.10. Over het optreden van de veiligheidsdienst(en) is in het ambtsbericht het volgende opgenomen:
“(..)
Hoewel expliciet bij wet verboden, bestaan er aanwijzingen dat politie en diverse veiligheidsdiensten lichamelijke en geestelijke mishandeling en foltering op grote schaal in de praktijk brengen op verdachte personen (met inbegrip van politieke tegenstanders), die zij aan ondervraging onderwerpen. Elk jaar wordt een aantal gevallen van overlijden in verband gebracht met mishandeling en/of foltering in gevangenissen. Volgens gegevens van advocaten en mensenrechtenactivisten komt mishandeling/foltering meestal voor onmiddellijk na arrestatie tijdens ondervraging door veiligheidsdiensten en tijdens de incommunicado detentie. Hierbij afgedwongen bekentenissen kunnen worden gebruikt in zaken voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC).”.
2.11. In het rapport van de UK Border Agency is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..) The government routinely attested dissidents and former citizens with no known political affiliation who tried to return to the country after years or even decades in exile.
(..)
The Kurdish Human Rights Project's (KHRP) June 2010 (..), reported "... some Syrian nationals who have been returned to the country after living abroad have been arbitrarily detained on arrival or shortly after their return. To seek asylum abroad is perceived as manifestation of opposition to the Syrian government, so returned asylum seekers face the likelihood of arrest."
(..)
In the May 2010 DIS ACCORD/Austrian Red Cross fact-finding mission report a number of sources agreed that failed asylum seekers and persons who had left Syria illegally would generally face detention and investigation upon return. (..)”.
2.12. Uit de hiervoor weergegeven informatie volgt, zoals ook verweerder erkent, dat eiser, die zijn land illegaal is uitgereisd, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bij terugkeer naar Syrië zal worden gedetineerd en worden verhoord en/of vastgehouden door de veiligheidsdienst(en). Verweerder heeft ter zitting geen antwoord kunnen geven op de vraag of op een laissez-passer voor eiser, net als in het geval van de zaak die voor de Haarlemse voorzieningenrechter diende en die in grote lijnen met de zaak van eiser overeenkomt, bij de reden tot afgifte van dit document zal worden vermeld dat hij de verblijfswetten en andere regels heeft overtreden. Gelet hierop en gelet op de vorenstaande aangehaalde informatie, waaronder de informatie uit het ambtsbericht, is de rechtbank van oordeel dat niet is uit te sluiten dat eiser bij terugkeer naar Syrië als “verdachte” zal worden aangemerkt. Daarvan uitgaande, loopt eiser bij terugkeer naar Syrië zonder meer een reëel risico te worden blootgesteld aan een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft in het bestreden besluit dan ook niet kunnen volstaan met het standpunt dat eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. De verwijzing van verweerder hierbij naar het meergenoemde algemeen ambtsbericht van 2009, waaraan in hoofdstuk 4.3 onder het kopje “Terugkeer” staat dat geen gevallen bekend zijn van uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië problemen hebben ondervonden louter omdat zij zonder toestemming Syrië hebben verlaten of in het buitenland asiel hebben aangevraagd, acht de rechtbank daartoe - in het licht van het voorgaande - onvoldoende.
2.13. Gelet op het vorenstaande is het beroep van eiser in zoverre gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Awb.
2.14. De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met deze procedure, een en ander overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden twee punten toegekend (één punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde van € 437,= per punt. Het gewicht van de zaak wordt bepaald op gemiddeld, hetgeen correspondeert met de wegingsfactor één.
2.15. Aangezien tot op heden toezending van een toevoeging is uitgebleven, gaat de rechtbank ervan uit dat aan gemachtigde van eiser geen toevoeging is verstrekt. Derhalve dient het bedrag van de proceskosten aan eiser te worden vergoed.
2.16. Mitsdien wordt beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond, voor zover gericht tegen verweerders weigering eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, aanhef en onder 2°, van de Vw 2000 te verlenen;
- vernietigt het bestreden besluit van verweerder van 8 november 2010 in zoverre;
- bepaalt dat verweerder in zoverre een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op € 874,= (wegens de kosten van de rechtsbijstand), te vergoeden door de Staat der Nederlanden aan eiser.
Aldus gedaan door mr. C.M. Nollen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H.M. Sneevliet als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2011.
w.g. mr. S.A.H.M. Sneevliet,
griffier w.g. mr. C.M. Nollen,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
verzonden op: 25 mei 2011
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen tegen deze uitspraak binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC te ’s-Gravenhage. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 bevat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak. Artikel 6:5 van de Awb bepaalt onder meer dat bij het beroepschrift een afschrift moet worden overgelegd van de uitspraak.