VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer: AWB 11/4909 WABOA
uitspraak ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening van
VVE [adres], [A], en [B], alle te Wassenaar, verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder.
Bij besluit van 8 maart 2011 heeft verweerder aan Debuco Advies B.V. te Leiden een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van een houtopstand nabij de Rijksstraatweg, Van Zuylen van Nijeveltstraat, Papeweg en de Burgemeester Staablaan, plaatselijk bekend als kruispunt Den Deijl, te Wassenaar.
Tegen dit besluit heeft verzoeker [B] bij brief van 18 maart 2011 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 6 juni 2011 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 28 juni 2011 heeft verweerder het door verzoeker [B] tegen het besluit van 8 maart 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij ongedateerde brief, ingekomen bij de rechtbank op
5 juli 2011, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 juli 2011 hebben verzoekers een nader stuk overgelegd.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het verzoek is op 7 juli 2011 ter zitting behandeld.
Namens verzoekster VVE [adres] is verschenen [C].
Verzoekers [A] en [B] zijn in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. Waleboer, [D] en
[E].
De voorzieningenrechter kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover bij de beoordeling van dat verzoek het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, is het oordeel van de voorzieningenrechter niet bindend voor de beslissing in beroep.
Verweerder is voornemens onder de Rijksstraatweg nabij kruispunt Den Deijl te Wassenaar een (brom)fiets- en voetgangerstunnel te bouwen. Daartoe moet een aantal bomen en struiken in de directe nabijheid worden gekapt. Verweerder heeft, teneinde het bouwplan mogelijk te maken, een aantal besluiten genomen. Ter beoordeling staat thans uitsluitend het besluit van verweerder van 28 juni 2011 waarbij hij het door verzoeker [B] tegen het besluit van 8 maart 2011 gemaakte bezwaar ongegrond heeft verklaard. Tegen dit besluit hebben verzoekster VVE [adres] en verzoeker [A] geen bezwaar gemaakt.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraken van 29 april 2008, LJN BD0733, en van 20 oktober 2010, LJN BO1149, blijkt dat een appellant, om belanghebbende te zijn bij een besluit tot verlening van een kapvergunning een hem persoonlijk aangaand belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen. In de regel kan slechts als belanghebbende worden aangemerkt degene die op geringe afstand van de bomen woont of vanuit zijn woning daarop zicht heeft.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voornoemd uitgangspunt ook heeft te gelden bij de onderhavige omgevingsvergunning, die op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. De wetgever heeft deze eis gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een ver verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Een louter subjectief gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
Ter zitting is gebleken dat de afstand tussen de woning van verzoeker [B], gelegen aan de [adres]te Wassenaar, en het bouwplan (de bouw van een (brom)fiets- en voetgangerstunnel onder de Rijksstraatweg nabij kruispunt Den Deijl) ongeveer 250 meter bedraagt. Gezien deze afstand en de tussenliggende bebouwing en bomen is er vanuit zijn woning geen zicht op de te vellen bomen. Daarin verschilt de positie van verzoeker [B] niet van die van anderen in zijn woonwijk. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee zijn belang onvoldoende specifiek en onderscheidend en kan niet worden gesproken van een persoonlijk van anderen te onderscheiden belang. Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die tot de conclusie leiden dat sprake is van een objectief en persoonlijk belang van verzoeker [B] dat rechtstreeks door het besluit van 8 maart 2011 zou worden geraakt. De omstandigheid dat hij, zoals ter zitting toegelicht, als weggebruiker, recreant en buurtbewoner belang heeft bij het behoud van de bomen in zijn woon- en leefomgeving, is daarvoor onvoldoende. De belangen van verzoeker [B] zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet rechtstreeks bij het in beroep bestreden besluit betrokken, als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Gelet hierop is verzoeker [B] niet als belanghebbende aan te merken. Verweerder heeft dit niet onderkend en hem ten onrechte in zijn bezwaar ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat naar verwachting het bestreden besluit in beroep niet in stand zal kunnen blijven. In afwachting van de beslissing op beroep bestaat evenwel geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het beroep weliswaar gegrond is en het bestreden besluit van 28 juni 2011 naar verwachting vernietigd wordt, maar het bezwaar van verzoeker [B] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, en het besluit van 8 maart 2011 zonder onrechtmatigheid in stand zal kunnen blijven. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Daaraan doet niet af dat het verzoek mede is ingediend door verzoekster VVE [adres] en verzoeker [A]. Zij hebben tegen het besluit van 8 maart 2011 immers geen bezwaar gemaakt. Anders dan ter zitting namens verzoekster sub 1 is gesteld, kan het door haar tegen andere besluiten die samenhangen met de bouw van een (brom)fiets- en voetgangerstunnel onder de Rijksstraatweg nabij kruispunt Den Deijl, niet mede geacht worden te zijn gericht tegen het besluit van 8 maart 2011.
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Aarts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. R.F. van Aalst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2011.