ECLI:NL:RBSGR:2011:BR3381

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/10716 en 10/15711
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse christenen en de beoordeling van psychische problemen

In deze zaak hebben eisers, een Iraanse man en vrouw, beiden van Armeense afkomst, asiel aangevraagd in Nederland. Hun aanvragen werden afgewezen door de minister voor Immigratie en Asiel, omdat verweerder het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de psychische problemen van zowel eiser als eiseres niet voldoende in aanmerking zijn genomen bij de beoordeling van hun asielmotieven. De rechtbank concludeert dat eisers ten tijde van het nader gehoor niet in staat waren om consistent en coherent te verklaren, wat de geloofwaardigheid van hun asielverhaal ondermijnt. De GGZ-arts had in eerdere rapporten aangegeven dat eiser en eiseres psychische klachten vertoonden die hun vermogen om een samenhangend verhaal te vertellen beïnvloedden. De rechtbank oordeelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het rapport van het nader gehoor niet aan te vullen met de noodzakelijke psychologische evaluaties. De beroepen van eisers worden gegrond verklaard, de bestreden besluiten worden vernietigd en verweerder wordt opgedragen nieuwe besluiten te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummers: AWB 10 / 10716 (eiser)
AWB 10 / 15711 (eiseres)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 7 juni 2011
in de zaak van:
1. [eiser],
geboren op [geboortedatum],
eiser,
2. [eiseres],
geboren op [geboortedatum],
mede namens haar drie minderjarige kinderen,
eiseres,
beiden van Iraanse nationaliteit,
tezamen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger, advocaat te Waalwijk,
tegen:
de minister voor Immigratie en Asiel, voorheen de minister van Justitie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.M.M. Wantenaar, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eisers hebben op 19 september 2008 ieder afzonderlijk een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvragen bij besluiten van 22 februari 2010 afgewezen. Eisers hebben tegen de besluiten beroep ingesteld.
1.2 De openbare behandeling van de geschillen heeft plaatsgevonden op 27 april 2011. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Eisers hebben ter onderbouwing van hun aanvraag het volgende aangevoerd. Eisers zijn Armeense christenen, afkomstig uit Iran. Eiser heeft zijn militaire dienstplicht vervuld van 1987 tot 1989 en tijdens een verlof hebben overheidsmedewerkers een aanslag op hem gepleegd. Op 31 december 2005 is eiser met zijn broer en een vriend op straat mishandeld en afgeperst door twee politieagenten toen hij op weg was naar de kerk. Op 21 januari 2008 is eisers broer vermoord. In maart 2008 is eiser gebeld door een onbekende man die bleek te beschikken over opnames op zijn mobiele telefoon van een toespraak die eiser heeft gehouden bij een geheime politieke bijeenkomst in december 2007, terwijl zijn vrouw naast hem stond. Ook heeft deze man eiser opnames laten zien, waarbij de (vermoorde) broer van eiser een toespraak hield. De man wilde 40.000 dollar hebben en eiser heeft hem 10.000 dollar betaald om tijd te winnen. Nadat eiser naar Nederland is gevlucht, is er volgens een andere broer van eiser in Iran naar hem gevraagd.
2.2 Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen. Onder tegenwerping van het bepaalde in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder c en f, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw), heeft verweerder overwogen dat het asielrelaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert, waardoor het niet geloofwaardig is. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat verweerder de door eiser beschreven gebeurtenissen wel geloofwaardig acht, maar dat hij de daaraan ontleende veronderstellingen niet gelooft. Aan eiseres heeft verweerder eveneens tegengeworpen dat sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder c en f, Vw. Volgens verweerder is ook het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig, nu haar asielmotieven geheel afhankelijk zijn van eiser en zijn asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden. Op grond van het voorgaande komen eisers geen van beide in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vw, aldus verweerder.
2.3 Eisers voeren in beroep primair aan dat vanwege de psychische problematiek van zowel eiser als eiseres de gehoren onvoldoende zijn geweest en dat daardoor de asielmotieven onvoldoende in kaart zijn gebracht. Eisers menen dat zij aanvullend hadden moeten worden gehoord door een gekwalificeerde hoorambtenaar.
2.4 Vast staat dat eisers destijds in het Asielzoekerscentrum (hierna: AZC) in [plaatsnaam] verbleven en dat het nader gehoor in eerste instantie zou plaatsvinden op 12 mei 2009 bij de IND in [plaatsnaam]. Bij faxbericht van 8 mei 2009 heeft de toenmalige gemachtigde van eisers aan verweerder meegedeeld dat eiseres vanwege haar gezondheidstoestand in combinatie met de zorg voor haar drie kleine kinderen, niet in staat was om naar [plaatsnaam] te reizen voor het nader gehoor. Verder heeft de gemachtigde verzocht of het mogelijk is dat er iemand van de geestelijke gezondheidszorg of de behandelend GGZ-arts van eisers bij het nader gehoor aanwezig kan zijn. Daarbij heeft de gemachtigde van eisers gewezen op twee brieven van de betreffende GGZ-arts, [naam] (hierna: de GGZ-arts), bij wie eisers op dat moment beiden onder behandeling waren voor psychiatrische klachten. In de eerste brief van 6 mei 2009 staat onder meer: Bij de heer [naam] is er sprake van een fors PTSS […]. Gezien de fase van het PTSS moet hij niet in staat worden geacht om op consistente wijze over zijn voorgeschiedenis te kunnen vertellen. Het zal fragmentarisch zijn en fragmenten van verschillende gebeurtenissen zullen door elkaar verteld worden. Gedetailleerd vertellen is door herbelevingen zeer moeilijk. Het maakt dan al gauw een onbetrouwbare indruk. Er zijn woede-uitbarstingen te verwachten […] die een excessief karakter kunnen krijgen, afhankelijk van de externe omgeving. Cognitieve coping is behoorlijk ontwikkeld, maar niet meer voldoende om controle te kunnen houden over de explosieve innerlijke woede. De wijze van vragen is dus om meerdere redenen van essentieel belang, zowel voor zijn geestelijke gezondheidstoestand als wel voor eigen veiligheid. Bij mevrouw [naam] is er sprake van een Depressie […] en waarschijnlijk een dissociatieve trance toestand in het kader van een PTSS […]. Er zijn grote concentratieproblemen, aandacht richten en houden is zeer moeilijk. Er is desoriëntatie in tijd, plaats en persoon, met kenmerken van derealisatie en depersonalisatie. Inhoudelijk gesprek, dialoog is bijna niet mogelijk. Mijn dringend advies is dat bij het nader gehoor iemand vanuit de geestelijke gezondheidszorg aanwezig is om tijdig adequaat te kunnen interveniëren, ter bewaking van geestelijke gezondheid van beiden. In de tweede brief van 6 mei 2009 schrijft de GGZ-arts dat zij van mening is dat de gezondheidstoestand van eiseres niet past bij reizen en dat dat een te grote belasting is. Uit een telefoonnotitie van verweerder van 11 mei 2009 blijkt dat het op 12 mei 2009 geplande nader gehoor is afgezegd naar aanleiding van het faxbericht van de gemachtigde van eisers. Vervolgens heeft op 7 juli 2009 het nader gehoor van zowel eiser als eiseres plaatsgevonden in het AZC [plaatsnaam]. Uit de rapporten van de nader gehoren blijkt dat de GGZ-arts bij beide gehoren aanwezig is geweest.
Eiser
2.5 Uit het rapport van nader gehoor blijkt dat eiser aan het begin van het gehoor heeft aangegeven dat hij psychische klachten heeft, waarvoor hij sinds december 2008 onder behandeling staat, en dat hij ook fysiek niet in goede doen is. Op de vraag van de gehoormedewerker of hij in staat is om het interview te doen, heeft eiser geantwoord dat het niet helemaal goed met hem gaat, maar dat hij gaat proberen om de vragen te beantwoorden. Verder heeft eiser voor wat betreft zijn psychische gesteldheid in het nader gehoor onder meer verklaard: (pagina 3) Psychische klachten die de reden zijn geweest dat ik mijn land heb verlaten. Ik probeer mij hier in de lijn te houden zodat ik anderen geen kwaad doe. Zodat ik niet agressief word. Maar het land heeft mij psychisch ziek gemaakt. En dan bedoel ik Iran. En: (pagina 6) U en mevrouw de dokter zijn hier gekomen. Ik heb respect voor uw tijd dat u voor mij heeft vrijgemaakt. Wij gaan in gesprek en ik wil ook dit gesprek beschaafd afmaken. Ik wil niet uit mijn grenzen komen en ik wil dit zo snel mogelijk achter de rug hebben zodat ik hier niet meer hoef te praten. Dit is genoeg voor mij. Voorts blijkt uit het rapport van nader gehoor dat de antwoorden van eiser op aan hem gestelde vragen niet steeds consistent en coherent zijn. Zo heeft eiser op pagina 5 van het nader gehoor de vraag of hij actief was voor een bepaalde partij beantwoord met een lang betoog over de politieke situatie in Iran, over zijn medische behandelingen, geestelijk leider Khamenei en een incident waarbij de zus en zwager van eiser op straat in elkaar zijn geslagen door de Basiji’s. Verder heeft eiser op pagina 9 van het nader gehoor verklaard over de reden om uit Iran te vertrekken, waarna hij zonder verdere inleiding ook nog verteld heeft over een incident op 31 december 2005 waarbij hij met zijn broer en een vriend is afgeperst door twee politieagenten. Uit het rapport blijkt voorts dat eiser niet steeds antwoord geeft op de hem gestelde vraag. Zo is in het rapport opgenomen: (pagina 6) Door wie werden uw politieke ideeën gevoed? Door wie werd u beïnvloed? (Eiser:) Weet u wat erg is? Wat heel erg pijn doet? Dat je voor een land gaat dienen, afgezien van wat je politieke overtuigingen zijn. Je gaat voor een land dienen omdat het je vaderland is. En datzelfde land gaat je zoiets aandoen. Dat ze je leven van je willen nemen en dat je in zo’n situatie komt dat ik over een paar jaar hier moet komen en papieren moet laten zien van wat er met mij gebeurd is. Papieren van de zittingen waarbij heel veel vervalsingen zijn geweest. Dat is heel erg pijnlijk. […] Verder blijkt uit pagina 8 van het rapport dat de GGZ-arts opmerkt dat eiser alle lichamelijke symptomen vertoont dat hij heel angstig is. Bij brief van 3 februari 2010 heeft de gemachtigde van eisers een brief overgelegd van de GGZ-arts van 1 februari 2010, waarin zij correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft gegeven en waarin zij heeft aangegeven dat de gehoorambtenaar dit gedeelte van het gehoor niet volledig heeft beschreven. Volgens de GGZ-arts liep eiser regelmatig in de kamer heen en weer, liep hij naar het raam, was hij duidelijk aan het hyperventileren, was er een hoge polsslag in de hals zichtbaar en was er sprake van transpiratie en heeft zij toen uitgesproken dat er lichamelijke symptomen zijn die erop wijzen dat eiser zich angstig voelt. Uit het rapport van nader gehoor blijkt voorts dat de GGZ-arts aan het eind van het gehoor heeft opgemerkt: Hij heeft denk ik het topje van de ijsberg verteld en er is aan zijn manier van vertellen te merken dat hij heel fragmentarisch vertelt. En dat hij eigenlijk niet in staat is om een consistent verhaal te houden van voor tot achter. En dat hij toch heel veel cognitieve coping heeft waardoor hij dit heeft kunnen vertellen. Maar er zijn nog veel te veel dingen voor hem belastend om te vertellen en dat is wel heel duidelijk. En er zijn heel veel lichamelijke symptomen die wijzen op angst in combinatie met woede. Ik wil met ‘topje van de ijsberg’ niet zeggen dat ik meer weet, maar dat je kunt zien dat hij over algemene zaken gaat praten.
2.6 In een brief van 28 juli 2009 heeft de GGZ-arts aan de huisarts van eiser over eiser onder meer geschreven: Er is sprake van een ernstig getraumatiseerde man, met forse beperkingen in persoonlijk en maatschappelijk functioneren. Er zijn restriction boundary, tunnel memory. Cognitieve coping is goed ontwikkeld, maar niet meer voldoende en adequaat. Dissociatie en vermijding zijn een overlevingscoping geworden. Er is regelmatig sprake van machinaal functioneren. […] Is niet in staat op consistente wijze zijn voorgeschiedenis te vertellen. Het is fragmentarisch, deelfragmentarisch met desoriëntatie en tijd en plaats.
2.7 Niet in geschil is dat verweerder ten tijde van het nader gehoor op 7 juli 2009 beschikte over de brief van de GGZ-arts van 6 mei 2009 waaruit blijkt dat eiser op dat moment al zodanige psychische klachten had, dat hij als gevolg daarvan volgens de GGZ-arts niet in staat moest worden geacht om op consistente wijze over zijn voorgeschiedenis te kunnen vertellen en dat dit fragmentarisch zou zijn. Daarnaast is van belang dat uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat eiser heeft aangegeven dat het psychisch niet goed met hem ging, dat uit de verklaring van de GGZ-arts blijkt dat eiser tijdens het gesprek symptomen heeft vertoond waaruit blijkt dat hij heel angstig was, en dat de GGZ-arts heeft aangegeven dat eiser volgens haar slechts heeft verklaard over het topje van de ijsberg. Uit het voorgaande, in combinatie met de inhoud van het nader gehoor en de correcties en aanvullingen van de GGZ-arts in haar brief van 1 februari 2010, zoals hiervoor weergegeven in rechtsoverweging 2.5, leidt de rechtbank af dat eiser ten tijde van het nader gehoor niet in staat was om consistent en coherent te verklaren. Dit oordeel wordt mede bevestigd door de brief van de GGZ-arts van 28 juli 2009 waaruit blijkt dat eisers onvermogen om consistente verklaringen af te leggen als gevolg van zijn psychische gesteldheid ook op dat moment aanwezig was. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder ook erkend dat sommige verklaringen van eiser in het nader gehoor weinig consistent en niet chronologisch zijn. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat er tegen het horen van eiser over zijn asielmotieven bezwaren bestonden. Weliswaar is op zichzelf juist dat niet is gebleken dat eiser de hem gestelde vragen niet heeft begrepen of om medische redenen niet in staat was om deze te beantwoorden, zoals verweerder in het bestreden besluit eveneens heeft overwogen, maar daarbij is verweerder er ten onrechte aan voorbij gegaan dat dat onverlet laat dat uit de verklaring van de GGZ-arts van 6 mei 2009 blijkt dat eiser niet in staat is om op consistente en gedetailleerde wijze zijn volledige verhaal te vertellen en dat dit fragmentarisch zal zijn. Het is dan ook alleszins aannemelijk dat eiser in het nader gehoor niet zijn volledige relaas naar voren heeft kunnen brengen. Dat, zoals de gemachtige van verweerder ter zitting heeft betoogd, een nader gehoor geen ander licht zal werpen op het asielrelaas omdat eiser reeds verklaard heeft dat hij niet weet wie er achter de gebeurtenissen zit, is – gelet op het voorgaande – niet zonder meer te volgen.
2.8 Al het voorgaande in aanmerking genomen, heeft verweerder het rapport van nader gehoor niet aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen, nu de psychische problemen van eiser reden vormden om nader onderzoek te doen naar zijn asielmotieven. Door te besluiten op grond van de inhoud van het nader gehoor heeft verweerder dan ook onzorgvuldig gehandeld, zodat het bestreden besluit in strijd is met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.9 Nu verweerder zijn standpunt dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is heeft gebaseerd op het nader gehoor van eiser, is het bestreden besluit tevens onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 Awb.
Eiseres
2.10 Uit het rapport van nader gehoor van 7 juli 2009 blijkt dat eiseres in het begin van het gehoor op de vraag van de gehoormedewerker of zij in staat is om over haar problemen te vertellen, antwoordt dat zij dat niet weet. Verder blijkt uit het rapport dat zij veelal geen antwoord geeft op vragen van de gehoormedewerker, dat zij naar de grond staart en geen reactie geeft. De GGZ-arts heeft, zo blijkt uit het rapport, desgevraagd verteld dat eiseres bij de GGZ onder behandeling is, maar dat de toestand van eiseres zodanig is dat zij niet in staat is om bij de GGZ langs te komen, en dat zij daarom in principe een keer in de twee weken bij eiseres thuis langskomt. Verder heeft de GGZ-arts op de vraag van de gehoormedewerker of eiseres tijdens huisbezoeken ook wel eens niet antwoordt op vragen en niet reageert, geantwoord: Ja, altijd. Dat is ook een verschijnsel dat hoort bij een dergelijke reactieve vorm van een zware depressie op al hetgeen zij heeft meegemaakt. Dan heeft het leven geen enkele zin meer. Zij is behoorlijk suïcidaal. Uit het rapport blijkt voorts dat de GGZ-arts zich tot eiseres heeft gericht en haar heeft aangemoedigd om toch iets te vertellen. Daarna heeft de gehoormedewerker aan de GGZ-arts gevraagd of het wel verantwoord is om dit gesprek te voeren. Daarop heeft de GGZ-arts geantwoord dat het vertellen van het verhaal alleen al schade toebrengt en dat het in dat opzicht niet uitmaakt of zij het vertelt aan de ambtenaar van de IND of aan de medisch behandelaar en dat uitstel van dit gesprek geen zin heeft, omdat er op korte termijn ook geen herstel aan zit te komen. Bij brief van 3 februari 2010 heeft de gemachtigde van eisers een brief overgelegd van de GGZ-arts van 1 februari 2010, waarin zij correcties en aanvullingen op het nader gehoor heeft weergegeven en waarin zij heeft aangegeven dat de gehoorambtenaar haar reactie op deze vraag niet correct heeft omschreven. Volgens de GGZ-arts heeft zij gerefereerd aan de door haar geschreven brief van 6 mei 2009 en aan de omstandigheid dat de IND besloten heeft om het gesprek door te laten gaan, en verder stelt zij dat zij heeft uitgesproken dat het gesprek beter gedaan kan worden door iemand die over medische kennis beschikt en dat het levensverhaal vertellen op zich al veel herbelevingen geeft en als nadelig moet worden beschouwd voor de geestelijke gezondheid in de huidige toestand. Uit het rapport blijkt verder dat de GGZ-arts eiseres enkele vragen heeft gesteld over haar achtergrond en de reden van haar vertrek uit Iran en dat eiseres daar korte antwoorden op heeft gegeven. In de eerder genoemde correcties en aanvullingen heeft de GGZ-arts geschreven dat zij aan het eind van het nader gehoor heeft uitgesproken dat zij het zeer jammer en niet juist vindt dat een dergelijk gehoor niet gedaan wordt door iemand die meer kennis heeft van psychiatrische problematiek. Tot slot heeft de GGZ-arts in de correcties en aanvullingen geschreven dat aan dit gehoor geen conclusies mogen worden verbonden, gezien het aanwezige psychiatrische toestandsbeeld.
2.11 In een brief van 29 juli 2009 aan de huisarts van eisers heeft de GGZ-arts over eiseres onder meer geschreven: Bij mevrouw is er gezien de waarneembare symptomen en klachten sprake van een depressie. Tevens zijn er kenmerken van langdurige traumatisering. Medicamenteuze behandeling is geïndiceerd, maar wordt afgehouden vanwege de zin van het leven kwijt zijn door alles verloren te hebben. Het is genoeg geweest. Suïcidale gedachten en intenties zijn aanwezig. Echtgenoot, zelf medicus, geeft aan hiervan op de hoogte te zijn en haar hier in te begeleiden. Maatschappelijke teloorgang bij niet aanwezig zijn van externe structuur en mantelzorg.
2.12 Vast staat dat verweerder ten tijde van het nader gehoor op 7 juli 2009 beschikte over de meergenoemde brief van de GGZ-arts van 6 mei 2009 waarin is vermeld dat eiseres depressief is en niet in staat is om een inhoudelijk gesprek te voeren. Uit het rapport van nader gehoor, zoals hiervoor is weergegeven, blijkt dat eiseres op veel vragen geen antwoord heeft gegeven dan wel überhaupt niet heeft gereageerd, dat zij nauwelijks iets verklaard heeft en dat de vragen die zij wel beantwoord heeft, voornamelijk zijn gesteld door de GGZ-arts en niet door de gehoormedewerker. Daarnaast heeft de GGZ-arts die het nader gehoor heeft bijgewoond, verklaard dat uit het gehoor geen conclusies mogen worden getrokken, gezien het psychiatrische ziektebeeld van eiseres. Dit alles in aanmerking genomen en daarbij tevens betrokken dat ook in de brief van de GGZ-arts van 29 juli 2009 wordt bevestigd dat eiseres getraumatiseerd en depressief is, concludeert de rechtbank dat eiseres ten tijde van het nader gehoor niet in staat was om consistente en coherente verklaringen af te leggen. Gelet daarop heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat er tegen het horen van eiseres over haar asielmotieven bezwaren bestonden en dat er in het licht daarvan geen grond bestaat om te overwegen dat het rapport van het nader gehoor onbruikbaar is. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres haar asielrelaas gebaseerd heeft op dat van eiser en dat niet valt te verwachten dat eiser meer over de redenen voor zijn vlucht zal kunnen vertellen, zodat verweerder om die reden het asielrelaas van eiser tot uitgangspunt heeft mogen nemen voor de besluitvorming ten aanzien van eiseres. Daarmee gaat verweerder voorbij aan het feit dat uit pagina 7 van het rapport van nader gehoor blijkt dat eiseres op de vraag van de GGZ-arts of zij zelf ook persoonlijk problemen heeft gehad in Iran, met haar hoofd heeft geknikt en dat zij de vraag of er ook iets met haar is gebeurd toen haar schoonzus en diens echtgenoot werden mishandeld, niet heeft willen beantwoorden. Aldus valt geenszins uit te sluiten dat eiseres ook persoonlijk problemen heeft gehad in Iran. Daarbij is ook van belang dat uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat het gehoor op enig moment is afgebroken en dat de gehoormedewerker daarbij heeft aangegeven dat hij met de gemachtigde van eiseres zal bespreken wat de vervolgstap zal zijn. Kennelijk was het voor de gehoormedewerker op dat moment ook niet geheel duidelijk of er in het nader gehoor voldoende informatie was verkregen voor het nemen van een besluit.
2.13 Al het voorgaande in aanmerking genomen, heeft verweerder het rapport van nader gehoor niet aan zijn besluit ten grondslag kunnen leggen, nu de psychische problemen van eiseres reden vormden om nader onderzoek te doen naar de asielmotieven van eiseres. Door te besluiten op grond van de inhoud van het nader gehoor heeft verweerder dan ook onzorgvuldig gehandeld, zodat het bestreden besluit in strijd is met het bepaalde in artikel 3:2 Awb.
2.14 Nu verweerder zijn standpunt dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is, gebaseerd heeft op het nader gehoor van eiseres en op het nader gehoor van eiser, ten aanzien waarvan hiervoor in rechtsoverweging 2.8 is overwogen dat verweerder dat niet aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen, is het bestreden besluit tevens onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en daarmee in strijd met het bepaalde in artikel 3:46 Awb.
Eisers
2.15 Gelet op het voorgaande zullen de beroepen gegrond worden verklaard en zullen de beide bestreden besluiten worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 Awb. Verweerder zal worden opgedragen nieuwe besluiten te nemen. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft geen bespreking meer.
2.16 Met toepassing van artikel 8:75, eerste lid Awb zal verweerder worden veroordeeld in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 874,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart de beroepen gegrond;
3.2 vernietigt de bestreden besluiten van 22 februari 2010;
3.3 bepaalt dat verweerder binnen 6 weken nieuwe besluiten neemt met inachtneming van deze uitspraak,
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op om € 874,-- te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2011.
Afschrift verzonden op :
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.