ECLI:NL:RBSGR:2011:BR3585

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
395188 / HA RK 11-316 Wrakingnummer 2011/29
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • E. Timmermans
  • D. Aarts
  • J.Th. van Walderveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking bestuursrechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag, die haar machtiging tot binnentreden zonder toestemming in haar woning had verleend. Op 3 mei 2011 heeft de bestuursrechter de behandeling van de zaak aangehouden totdat de rechtbank in een andere samenstelling had beslist over de beperkte kennisneming van stukken, zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 9 mei 2011 heeft de rechtbank bepaald dat de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd was.

Verzoekster heeft vervolgens een wrakingsverzoek ingediend, omdat zij meende dat de bestuursrechter door het weigeren van inzage in stukken de schijn van partijdigheid had gewekt. Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft de gemachtigde van verzoekster aangevoerd dat niet de bestuursrechter, maar een andere rechter verantwoordelijk was voor de weigering van inzage in twee ambtelijke stukken. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de rechter die ter discussie stond niet degene was die de beslissingen tot geheimhouding had genomen.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend en dat de bestuursrechter niet betrokken was bij de eerdere beslissingen tot geheimhouding. De rechtbank heeft ook bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, gezien de eerdere wrakingsprocedure. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 juli 2011 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/29
rekestnummer: 395188 / HA RK 11-316
registratienummer AWB 09/5621 BESLU
datum beslissing: 27 juli 2011
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres],
verzoekster,
gemachtigde [gemachtigde],
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag,
Dienst Stedelijke Ontwikkeling,
verweerder,
strekkende tot wraking van:
mr. [X],
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector bestuursrecht,
hierna te noemen: de bestuursrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1 Verzoekster heeft een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag op haar bezwaarschrift tegen de machtiging tot binnentreden zonder toestemming in de woning aan de [adres] te Den Haag. Het beroep zou op de zitting van 2 december 2010 worden behandeld door mr. [Y].
Op 30 november 2010 is namens verzoekster door haar gemachtigde een verzoek tot wraking ingediend. Op 18 januari 2011 is verzoekster door de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Op 3 mei 2011 is de behandeling van het beroep behandeld op de zitting van de bestuursrechter. Daarbij was de schriftelijke uitspraak bepaald binnen zes weken na de zitting.
1.2 Bij beslissing van 3 mei 2011 heeft de bestuursrechter het onderzoek heropend en de zaak aangehouden totdat door de rechtbank (in een andere samenstelling) is beslist of beperkte kennisneming ex artikel 8:29, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is gerechtvaardigd.
1.3 Bij beslissing van 9 mei 2011 heeft deze rechtbank (in een andere samenstelling) bepaald dat de verzochte beperking van de kennisneming van de stukken gerechtvaardigd is.
1.4 Op 24 mei 2011 is ter griffie van de rechtbank ingekomen een schriftelijk verzoek tot wraking van de bestuursrechter. De uitspraak op het beroepschrift is uitgesteld in afwachting van een beslissing op het wrakingsverzoek.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 27 juni 2011 is in raadkamer van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Namens verzoekster is verschenen haar gemachtigde [gemachtigde], die het wrakingsverzoek aan de hand van een door hem overgelegd schriftelijk stuk heeft toegelicht.
De bestuursrechter heeft de wrakingskamer bij brief van 25 mei 2011 medegedeeld dat zij niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zal zijn. Namens verweerder is, hoewel verweerder daartoe behoorlijk is opgeroepen, niemand verschenen.
3. Het standpunt van verzoekster.
Verzoekster stelt zich bij monde van haar gemachtigde op het standpunt dat de bestuursrechter door inzage van stukken aan verzoekster te weigeren de schijn van partijdigheid heeft gewekt. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de gemachtigde van verzoekster het standpunt - bij wijze van repliek op na te noemen standpunt van de bestuursrechter - aldus aangevuld dat niet de bestuursrechter, maar een andere rechter de rechter is geweest die de inzage van twee ambtelijke stukken heeft geweigerd.
4. Het standpunt van de bestuursrechter.
De bestuursrechter heeft in een schriftelijke reactie van 25 mei 2011 de wrakingskamer medegedeeld dat zij niet in de wraking berust. Het verzoek is in de eerste plaats te laat ingediend en in de tweede plaats is zij niet de rechter die de besluiten tot geheimhouding van de stukken heeft genomen. Een eerste beslissing tot geheimhouding is in een eerdere uitspraak van de rechtbank genomen, waartegen door verzoekster hoger beroep is ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de onderhavige zaak is vervolgens een beslissing tot beperkte kennisneming genomen in het kader van een zogenoemde artikel 8: 29 procedure. Zoals is voorgeschreven is ook dit besluit genomen door een andere rechter dan de bestuursrechter.
5. De beoordeling.
5.1 Artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een verzoek tot wraking wordt gedaan, zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het verzoek geschiedt schriftelijk en gemotiveerd en kan na aanvang van een terechtzitting ook mondeling geschieden. Ter beoordeling ligt derhalve de vraag of het wrakingsverzoek is gedaan, zodra de feiten en omstandigheden aan verzoekster bekend zijn geworden.
5.2 Het verzoek tot wraking wordt afgewezen aangezien de rechter van wie de wraking is verzocht niet degene is geweest die de beslissingen tot geheimhouding c.q. beperkte kennisneming heeft genomen, terwijl het wrakingsverzoek uitsluitend betrekking heeft op deze beslissingen.
5.3 Nu eerder in deze zaak een wrakingsverzoek is ingediend en mede gelet op de inhoud van het onderhavige verzoek, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
5.4 Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde [gemachtigde];
• het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling, Afdeling Juridische Zaken;
• de bestuursrechter.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2011 door mr. E. Timmermans, voorzitter, mrs. D. Aarts en J.Th. van Walderveen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Gest als griffier.