2.6 Tot slot stelt verzoekster zich op het standpunt dat de datum van verstrijken van het visum van verzoekster willekeurig en daarmee onrechtmatig is. Verzoekster moet eind oktober 2011 bevallen. Derhalve kan zij uiterlijk tot 19 september 2011 medisch verantwoord reizen.
2.7 Verweerder heeft in reactie op de gronden van de voorlopige voorziening bij brief van 28 juli 2011 allereerst opgemerkt dat niet precies valt vast te stellen hoever de zwangerschap is gevorderd, nu er geen zwangerschapsverklaring is overgelegd. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat, nu verweerder voor het nemen van de beslissing tot het intrekken dan wel inkorten van het visum kennelijk geen aanleiding heeft gezien om van verzoekster een dergelijke verklaring te verlangen, maar is afgegaan op de overige informatie daaromtrent in het dossier, daar ook thans van kan worden uitgegaan. De voorzieningenrechter zal derhalve uitgaan van de verklaringen die door verzoekster en referent zijn afgelegd omtrent de duur van haar zwangerschap. Verzoekster en referent hebben op verschillende data verklaard omtrent de duur van de zwangerschap. Op 20 april 2011 heeft verzoekster verklaard dat zij drie maanden zwanger was, wat neer zou komen op een uitgerekende datum van 20 oktober 2011. Op 4 juli 2011 heeft referent verklaard dat verzoekster vijf maanden zwanger was, wat zou neer komen op een uitgerekende datum van 4 november 2011. De voorzieningenrechter neemt de uit de eerste verklaring af te leiden datum, te weten 20 oktober 2011, tot uitgangspunt, omdat dit de dichtstbij gelegen datum betreft en omdat uit de gronden van bezwaar kan worden opgemaakt dat ook de gemachtigde van verzoekster uitgaat van deze datum.
2.8 Bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het visum op 28 september 2011 is verzoekster zeven en een halve maand zwanger, zoals verweerder ook heeft erkend in zijn brief van 28 juli 2011. Verweerder stelt dat het beleid van verschillende luchtvaartmaatschappijen erop neer komt dat zwangere vrouwen tot de 36ste week van de zwangerschap worden toegelaten op een vlucht. Conform het beleid van verweerder zoals verwoord in paragraaf A4/7.6 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) blijft uitzetting per vliegtuig achterwege gedurende zes weken voor en zes weken na de bevalling, omdat verweerder het niet medisch verantwoord acht om in die periode vreemdelingen uit te zetten. Gesteld noch gebleken is dat voornoemd beleid onredelijk moet worden geacht. De impliciete aanname van de gemachtigde van verzoekster dat tot vier weken voor de uitgerekende datum nog met het vliegtuig kan worden gereisd, is hiertoe in ieder geval onvoldoende. Uitgaande van het beleid van verweerder kan verzoekster tot 8 september 2011 uit Nederland worden verwijderd. Gelet hierop valt niet in te zien waarom verweerder het verleende visum heeft ingekort tot 2 augustus 2011, zodat aan het bezwaar een redelijke kans van slagen niet kan worden ontzegd. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening in de navolgende zin.
2.9 Nu is gebleken dat verzoekster zich eerder niet aan de vertrektermijn heeft gehouden en geruime tijd illegaal in Nederland heeft verbleven, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om aan verweerder voorafgaand aan 8 september 2011 een termijn van een week te bieden, waarbinnen verzoekster uit Nederland zou kunnen worden verwijderd wanneer zij zich niet aan haar vertrektermijn zou blijken te hebben gehouden. Bepaald zal derhalve worden dat verweerder verzoekster dient te behandelen als ware zij in het bezit van een visum kort verblijf geldig tot 1 september 2011. Verzoekster heeft aldus tot 1 september 2011 de tijd om Nederland vrijwillig te verlaten.
2.10 De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 437,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1).
2.11 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb gelast de voorzieningenrechter dat verweerder het door verzoekster griffierecht moet vergoeden zodra dit alsnog door verzoekster wordt voldaan.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 draagt verweerder op verzoekster te behandelen als ware zij in het bezit van een visum kort verblijf geldig tot 1 september 2011;
3.2 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 437,- te betalen aan verzoekster;
3.3 draagt verweerder op € 152,- te betalen aan verzoekster als vergoeding voor griffierecht zodra dit door verzoekster is voldaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.M.A. Bataille, voorzieningenrechter, en op 29 juli 2011 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van J. van Roode, griffier.