ECLI:NL:RBSGR:2011:BR6099

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
397371 / KG ZA 11-761
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bescherming van de Europese hamster in Limburg en de verplichtingen van de Staat

In deze zaak, die op 29 augustus 2011 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, stond de bescherming van de Europese hamster (Cricetus cricetus) centraal. De stichting, die zich inzet voor de instandhouding van beschermde diersoorten, vorderde van de Staat der Nederlanden maatregelen te treffen om de hamsterpopulatie in Limburg te beschermen. De stichting stelde dat de Staat zijn verplichtingen niet nakwam en dat er onvoldoende maatregelen werden genomen om de hamster in een gunstige staat van instandhouding te brengen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat de verbindingszones tussen hamstervriendelijk beheerde gebieden met 50 hectare moest uitbreiden, om de situatie van 2010 te herstellen. De vorderingen van de stichting om een nieuw beschermingsplan op te stellen en de wetenschappelijke begeleiding van het hamsterbeschermingsproject te waarborgen, werden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat al voldoende maatregelen had genomen en dat het Alterra-rapport als leidraad diende voor de te nemen acties. De stichting had niet aangetoond dat de huidige maatregelen onvoldoende waren of dat er een nieuw plan noodzakelijk was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Staat zijn verplichtingen erkende en dat er geen reden was om aan te nemen dat deze niet nagekomen zouden worden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 397371 / KG ZA 11-761
Vonnis in kort geding van 29 augustus 2011
in de zaak van
de stichting
Stichting Das & Boom,
gevestigd te Beek-Ubbergen,
eiseres,
advocaat mr. J.A.M. van der Velden te Breda,
tegen:
de Staat der Nederlanden (ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie),
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.M. Besselink te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'de stichting' en 'de Staat'.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 19 augustus 2011 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. De Europese hamster (Cricetus cricetus, hierna: 'de hamster') komt in Nederland in het wild alleen voor in de Limburgse löss- en leemgebieden ten zuiden van Roermond. De hamster staat vermeld op de Nederlandse Rode Lijst van bedreigde zoogdiersoorten met als status 'ernstig bedreigd'. In de Flora- en faunawet is de hamster opgenomen als strikt beschermde diersoort die de zwaarste bescherming geniet en in Bijlage IV, letter a) van de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, als diersoort van communautair belang die strikt moet worden beschermd. Tevens is de hamster opgenomen in bijlage II bij het Verdrag van Bern van 19 september 1979 inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu, als streng beschermde diersoort.
1.2. Aan het einde van de twintigste eeuw nam het aantal hamsters sterk af door de intensivering in de landbouw. Daardoor ontstonden grote open percelen waar de noodzakelijke dekking voor de hamster ontbrak. Verder zijn leefgebieden steeds meer gefragmenteerd door afname van de graanteelt en een sterke toename van de infrastructuur.
1.3. De stichting heeft onder andere de gunstige staat van instandhouding van beschermde planten- en diersoorten in Nederland ten doel en zet zich al jarenlang in voor het belang van de hamster.
1.4. Sinds 1996 heeft de stichting de Staat bij herhaling verzocht om adequate maatregelen te nemen om te voorkomen dat de hamster in Nederland zou uitsterven. In 1999 was de hamster in Nederland nagenoeg uitgestorven. In dat jaar werden nog slechts enkele bewoonde burchten aangetroffen.
1.5. In het door de staatssecretaris van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgestelde Beschermingsplan hamster 2000-2004 zijn diverse maatregelen geformuleerd die noodzakelijk waren om de hamster voor uitsterven te behoeden, waaronder:
- de inrichting van 500 hectare leefgebied voor de hamster;
- het opzetten van een fokprogramma en het uitzetten van hamsters in kernleefgebieden;
- het vergroten van kennis van de hamster door middel van onderzoek.
1.6. Er is een fokprogramma voor de hamster opgezet onder leiding van Diergaarde Blijdorp in Rotterdam, waarbij twee fokgroepen zijn gestart, één in Blijdorp en één bij de vereniging Das & Boom in Beek-Ubbergen. Laatstgenoemde fokgroep is overgenomen door het Gaiapark in Kerkrade. In 2002 zijn de eerste hamsters geherintroduceerd.
1.7. Het beschermingsplan 2000-2004 is opgevolgd door het Beschermingsplan hamster 2005-2010. In dat plan staat onder meer geschreven:
"Als centrale doelstelling geldt de duurzame instandhouding van de hamsterpopulatie en zijn leefgebied, gericht op het instandhouden van het agrarische landschap en het functioneren van verbindingszones. Voor de planperiode 2005-2010 is dit uitgewerkt in de volgende afgeleide doelen:
1: Realiseren van drie nieuwe kernleefgebieden¹ naast de vier reeds gerealiseerde kernleefgebieden en daarnaast het creëren van verbindingszones¹ en stapstenen¹ om uitwisseling tussen deelpopulaties in voldoende mate mogelijk te maken.
2: Realiseren van grensoverschrijdende verbindingen om de samenhang met de Duitse hamsterleefgebieden te herstellen en voor de lange termijn te waarborgen.
3: Bevolken van nieuwe leefgebieden met hamsters door middel van fok en uitzet.
4: Optimaliseren van het agrarische beheer in relatie tot de ecologische eisen van de hamster door middel van onderzoek, leidend tot een door Brussel goedgekeurd beheerpakket in het kader van de SAN [Subsidieregeling Agrarische Natuur, toevoeging voorzieningenrechter].
5: Realiseren van voldoende maatschappelijk draagvlak voor bescherming van de hamster.
(...)
Door de Provincie Limburg is een hamstergebiedscommissie (...) ingesteld die uitvoering zal geven aan bovenstaande maatregelen. Deze commissie zal de grondverwerving en het afsluiten van beheerovereenkomsten coördineren. Binnen de beleidsruimte van 500 hectare draagt de commissie zorg voor de realisatie van 200 hectare reservaatgebied (waarvan 82 reeds is gerealiseerd). Daarnaast zullen beheerovereenkomsten worden gesloten voor in totaal 300 hectare, waarbij indien mogelijk en wenselijk, voor aflopende beheerovereenkomsten nieuwe beheerovereenkomsten zullen worden afgesloten (bijlage 3). Ongeveer 100 hectare aan beheerovereenkomsten zullen betrekking hebben op verbindingszones."
1.8. In 2010 is het rapport "Perspectieven voor een duurzame bescherming van de hamster in Nederland" van kennisinstituut Alterra in Wageningen (hierna: 'Alterra') verschenen, waarin onder meer het herintroductieprogramma van de jaren 2002-2010 wordt geëvalueerd. In het rapport (hierna: 'het Alterra-rapport') is geconstateerd dat het van belang is dat er een vervolg komt op de maatregelen voor de instandhouding en uitbreiding van de hamsterpopulatie. Aanbevolen wordt onder meer om de hamstervriendelijke gebieden uit te breiden en de leefgebieden van de hamster onderling te verbinden. In het Alterra-rapport staat voorts vermeld:
"5.3 Realisatie kernleefgebieden en verbindingszones
In het tweede Beschermingsplan hamster (2005-2010) is het oorspronkelijke aantal geplande (kern)leefgebieden van elf teruggebracht naar zeven (La Haye en Jansman, 2005). Er is gekozen voor levensvatbare clusters inclusief realisatie van tussenliggende verbindingszones, in plaats van elf halfgerealiseerde en versnipperde gebieden. Tussen 2002 en 2007 zijn deze zeven (kern)leefgebieden voor de hamster gerealiseerd, verdeeld over een drietal clusters. Dit zijn Sibbe-Amby-Heer, Sittard-Puth-Koningsbosch en Wittem-Heerlen (Horbach) (figuur 5.1). In 2009 is besloten om het cluster Sittard-Puth-Koningsbosch uit te breiden met een achtste leefgebied, Jabeek.
Binnen de huidige clusters van leefgebieden wordt gewerkt aan een netwerk van geschikte verbindingspercelen, zodat (genetische) uitwisseling van hamsters tussen de leefgebieden mogelijk is."
1.9. In de conclusies van het Collectief Beheerplan Hamster Limburg 2011 van 14 december 2010 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit staat onder meer vermeld:
"Een aantal noodzakelijke verbindingszones kan niet worden gerealiseerd omdat er op dit moment geen ruimte is voor extra hamsterbeheer. Dit jaar zullen de 50 extra hectares, die de laatste jaren op jaarbasis als opvangstrook beschikbaar waren, komen te vervallen."
1.10. Op 28 april 2011 heeft de heer [A], voorzitter van de stichting, een brief gestuurd aan de heer [B], algemeen directeur van Alterra. In die brief staat onder meer vermeld:
"Via uitingen in de media komt het beeld naar voren dat uw instituut zich genoodzaakt ziet om over te gaan tot onmiddellijke beëindiging van onderzoek naar het al dan niet succesvol herintroduceren van strikt beschermde soorten uit het Verdrag van Bern en de Habitatrichtlijn. Het betreft hier dan met name de hamster (Cricetus cricetus) en de otter (Lutra lutra).
Zijn de berichten van het stopzetten van het onderzoek juist? Zo nee, kunt u ons de juiste situatie schetsen? Zo ja, kunt u ons dan de stukken of bescheiden ter hand stellen waaruit blijkt dat u geen andere keus heeft dan de genoemde onderzoeken te staken en zou u de navolgende vragen willen beantwoorden.
* Vernoemde soorten zijn door de Rijksoverheid, geheel en al in overeenstemming met de internationale verdragen en richtlijnen, geherintroduceerd op Nederlands grondgebied, nadat de oorzaken van eerder uitsterven waren onderkend en weggenomen. Dit in overeenstemming met de richtlijnen hiertoe opgesteld door de IUCN en door de Nederlandse regering geaccepteerd. Deze soorten worden tot nu toe alleen en uitsluitend door uw instituut wetenschappelijk gevolgd en begeleid. Is dit juist?
* Is het in het belang van een succesvol verloop van deze herintroducties, verantwoord wetenschappelijke begeleiding te staken en wel per onmiddellijke ingang? Als het antwoord op deze vraag ja is, kunt u dat dan nader toelichten? Zo niet, wat zullen naar uw stellige overtuiging de gevolgen zijn van de stopzetting van het onderzoek?
* Waardoor ziet u zich genoodzaakt de wetenschappelijke begeleiding te staken? Kunt u aangeven in welke maten financiële en politieke motieven ten grondslag liggen aan uw besluit?
* Kunt u bij benadering aangeven welke gevolgen het (eventueel) stopzetten van het wetenschappelijk onderzoek en de begeleiding heeft voor de overlevingskans van de betreffende geherintroduceerde soorten en hun nakomelingen?
* Op welke termijn is, indien daar de voorwaarden voor worden gecreëerd, het onderzoek weer te hervatten?"
1.11. Op 1 juni 2011 heeft de heer [B] aan de heer [A] onder meer geantwoord:
"In de onderzoeksprogrammering van het ministerie van EL&I heeft dit najaar een heroriëntatie van onderzoek plaatsgevonden. Concreet betekende dat het onderzoek aan otter en hamster niet meer werd gefinancierd met ingang van 1 januari 2011. De jaarbedragen voor het hamsteronderzoek en otteronderzoek waren in 2010 resp. € 275.000 en € 85.000.
Op 12 april 2011 heeft het ministerie alsnog enige middelen ter beschikking gesteld voor beide inmiddels gestopte onderzoeken. (...)
Voor het hamsteronderzoek wordt een vergelijkbare opdracht voorzien. Het ministerie van EL&I heeft op 21 april 2011 onze offerte van € 49.640 ontvangen. Informeel is ons opgedragen alvast met de uitvoering te beginnen. (...)
Beide onderzoeken zijn nu dus weer gestart, maar met een beperkt budget.
Betreffende uw vragen per bullet:
Ad 1. Dit is correct.
Ad 2. Deze vraag is niet éénduidig te beantwoorden en is in discussie bij de verschillende partijen. Het beperkt uitvoeren van het onderzoek geeft geen informatie over de actuele grootte en veranderingen daarin van de huidige populatie; bij eventuele achteruitgang wordt dit niet (tijdig) geconstateerd en kan derhalve ook niet (tijdig) worden ingegrepen ten einde de oorzaak van die eventuele achteruitgang te stoppen.
Ad 3. Alterra verricht in opdracht van derden wetenschappelijk onderzoek. Wanneer deze derden geen opdracht verlenen kan Alterra het onderzoek niet op eigen kosten continueren. Over eventuele financiële of politieke motieven bij het Rijk doet Alterra geen uitspraak.
Ad 4. Zie het antwoord op vraag 2.
Ad 5. Het onderzoek is (gedeeltelijk) hervat, uitbreiding van de activiteiten kan per direct worden geregeld zodra daar opdracht voor wordt gegeven."
1.12. Bij brief van 16 juni 2011 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie gereageerd op een brief van de advocaat van de stichting, met daarin enkele vragen en opmerkingen met betrekking tot de genomen en voorgenomen acties naar aanleiding van het Alterra-rapport. In deze brief bericht de staatssecretaris onder meer:
"Zoals vermeld in het regeerakkoord wordt het natuurbeleid gedecentraliseerd naar de provincies. Dat impliceert dat ook het dossier van de herintroductie van de hamster (Cricetus cricetus) geheel zal worden overgedragen aan de provincie Limburg, inclusief fokprogramma, monitoring en beheermaatregelen. Het hamsterdossier maakt onderdeel uit van het pakket aan afspraken die in het bestuurlijk overleg met de provincies nog moeten worden vastgelegd. Ik wil het overleg met de provincies niet voor de voeten lopen. Ik kan u daarover nu dan ook geen concrete nadere mededelingen doen."
2. Het geschil
2.1. De stichting vordert, zakelijk weergegeven, de Staat te gebieden om:
I. zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 september 2011, een nieuw beschermingsplan hamster gereed te hebben waarin maatregelen zijn geformuleerd ten behoeve van het realiseren van een stabiele hamsterpopulatie in Limburg, waaronder ten minste alle maatregelen zoals geformuleerd in het Alterra-rapport;
II. alles te doen en niets na te laten wat redelijkerwijs nodig is om ervoor te zorgen dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 1 november 2011 uitvoering wordt gegeven aan het onder I bedoelde nieuwe beschermingsplan en er tot die tijd voor te zorgen dat de staat van instandhouding van de hamster in Nederland niet achteruitgaat;
III. op een dusdanige wijze dat de hamster in Nederland effectief kan worden beschermd, binnen twee weken na de betekening van dit vonnis:
A. de wetenschappelijke begeleiding van het hamsterbeschermingsproject in volle omvang te (laten) hervatten en de daartoe vereiste middelen ter beschikking te stellen;
B. het fokprogramma meerjarig (ten minste drie jaar of zo lang als het wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat nodig is) voort te (laten) zetten en de daartoe vereiste middelen ter beschikking te stellen;
C. ervoor te zorgen dat de thans hamstervriendelijk beheerde 550 hectare akkerland op die manier beheerd blijft worden, althans daar voldoende middelen voor beschikbaar te stellen;
D. ervoor te zorgen dat het hamstervriendelijk beheerde areaal akkerland wordt uitgebreid tot een omvang die groot genoeg is om een populatie hamsters duurzaam te laten voortbestaan, alsmede dat dit areaal door middel van hamstervriendelijk akkerrandenbeheer onderling verbonden wordt c.q. blijft, althans daar voldoende middelen voor beschikbaar te stellen;
IV. al het overige te doen en niets na te laten wat nodig is om de hamster duurzaam in staat te stellen te overleven in Nederland.
2.2. Daartoe voert de stichting het volgende aan. De Staat handelt onrechtmatig doordat hij zijn (internationale) verplichtingen niet nakomt om maatregelen te treffen om de hamster in Nederland in een gunstige staat van instandhouding te brengen en vervolgens te laten voortbestaan. Onderzoek heeft uitgewezen dat een vervolg op de in voorgaande jaren gestarte maatregelen noodzakelijk is om de hamster in staat te stellen te overleven. De Staat heeft nog op geen enkele wijze vervolg gegeven aan het inmiddels verstreken Beschermingsplan hamster 2005-2010, waarin voormelde verplichtingen zijn geconcretiseerd, laat staan dat uitvoering wordt gegeven aan de minimaal noodzakelijke maatregelen zoals door Alterra geformuleerd. Er is te weinig hamstervriendelijk terrein veiliggesteld en een aantal noodzakelijke verbindingszones tussen de leefgebieden is komen te vervallen. Voor zover de noodzakelijke maatregelen door andere partijen worden of dienen te worden uitgevoerd, is de Staat verplicht de financiële middelen beschikbaar te stellen die noodzakelijk zijn om deze maatregelen uit te voeren. Op brieven van bij het hamsterprogramma betrokken partijen aan de Staat met het verzoek om de benodigde financiering te verlenen, wordt niet gereageerd. Daarnaast heeft de Staat de financiering van het onderzoek naar de herintroductie van de hamster, zoals dat wordt uitgevoerd door Alterra, zodanig beperkt dat effectieve bescherming van de hamster niet (langer) gewaarborgd is. Ook dreigt het fokprogramma dat momenteel wordt uitgevoerd door Diergaarde Blijdorp in Rotterdam en Gaia Park in Kerkrade te worden beëindigd, omdat er nog slechts voor een jaar financiële middelen beschikbaar zijn gesteld. Als gevolg van forse bezuinigingen is ook de internationale samenwerking met Duitsland en België inmiddels vrijwel geheel stopgezet. De hamster in Nederland wordt hierdoor opnieuw met uitsterven bedreigd. Omdat de hamster een kortlevend knaagdier is, kan het gedurende een korte tijd achterwege laten van noodzakelijke maatregelen reeds desastreuze en onomkeerbare gevolgen voor de hamster hebben.
2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Vooropgesteld wordt dat - zoals tussen partijen ook in confesso is - op de Staat de verplichting rust om passende maatregelen te treffen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van de hamster in zijn natuurlijke verspreidingsgebied, welk systeem moet bijdragen aan het herstel van de gunstige staat van instandhouding van de hamster in Nederland. Voorts is niet in geschil tussen partijen dat voor de inhoud van de te nemen maatregelen aansluiting dient te worden gezocht bij de aanbevelingen zoals die zijn genoemd in het Alterra-rapport. Volgens de stichting volgt de Staat die aanbevelingen echter niet of onvoldoende op en beschikt zij over aanwijzingen waaruit blijkt dat de Staat de genomen maatregelen in de (nabije) toekomst gaat beperken. De Staat betwist dat.
nieuw beschermingsplan en uitvoering
3.2. De stichting vordert de Staat te gebieden een nieuw beschermingsplan op te stellen voor de hamster, aangezien de geldingsperiode voor het Beschermingsplan hamster 2005-2010 inmiddels is verstreken. Een dergelijk nieuw plan zou volgens de stichting ten minste alle maatregelen zoals geformuleerd in Alterra-rapport dienen te bevatten. De voorzieningenrechter is met de Staat van oordeel dat niet valt in te zien dat een nieuw beschermingsplan noodzakelijk is. Immers, onbetwist is dat de te nemen maatregelen ten behoeve van de hamster reeds staan beschreven in het Alterra-rapport en dat dit rapport door alle betrokkenen als leidraad wordt gehanteerd. Nu niet is gesteld of gebleken op welke concrete punten het Alterra-rapport aanvulling behoeft en de Staat met dat rapport instemt, zullen de vorderingen als genoemd onder I en II worden afgewezen.
wetenschappelijke begeleiding van het hamsterbeschermingsproject
3.3. De wetenschappelijke begeleiding van het hamsterbeschermingstraject houdt de monitoring van (het aantal) hamsters en het wetenschappelijk onderzoek naar de hamster in. De Staat heeft ter zitting erkend dat minder geld dan voorheen beschikbaar wordt gesteld aan Alterra in het kader van het hamsterbeschermingstraject. Volgens de Staat wordt de monitoring van de hamsters op dezelfde voet voortgezet als voorheen en wordt het onderzoek naar de hamster weliswaar beperkt, maar levert dat geen reële bedreiging op voor de staat van instandhouding van de hamster, nu er duidelijkheid is bereikt over de noodzakelijke maatregelen bij het hamsterbeschermingstraject.
3.4. De stichting stelt zich kennelijk op het standpunt dat het onderzoek naar de hamster ook na de totstandkoming van het Alterra-rapport in zijn geheel op hetzelfde niveau als voorheen dient te worden gecontinueerd. Zij heeft echter niet weersproken dat dat onderzoek in het verleden in ieder geval voor een deel is gebruikt om de te nemen maatregelen in kaart te brengen. In dat licht acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat - nu het stadium is bereikt dat de in kaart gebrachte maatregelen dienen te worden uitgevoerd - een voortzetting van het onderzoek op dezelfde voet als voorheen niet noodzakelijk is. Onbetwist is gebleven dat de activiteiten op het gebied van de monitoring wel onverminderd dienen te worden voortgezet. Deze activiteiten geven immers inzicht in de grootte van de hamsterpopulatie en eventuele veranderingen daarin, zodat tijdig kan worden ingegrepen indien een achteruitgang in de populatie wordt geconstateerd. Echter, nu niet is gebleken dat die activiteiten (substantieel) zijn afgenomen zal de vordering als genoemd onder III A eveneens worden afgewezen.
fokprogramma
3.5. De Staat heeft door middel van het overleggen van overeenkomsten met betrokkenen aangetoond dat opdracht is gegeven voor de uitvoering van het fokprogramma in het huidige kalenderjaar. Daarnaast heeft de Staat aangevoerd voornemens te zijn het fokprogramma in de jaren daarna voort te zetten indien dat (nog) noodzakelijk is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de Staat zich de belangen van de betrokkenen bij het fokprogramma niet hoeft aan te trekken in die zin dat hij hun zekerheid dient te verschaffen over een voortzetting van het fokprogramma in de toekomst. Nu de Staat de verplichting en verantwoordelijkheid heeft erkend voor voortzetting van het fokprogramma totdat het kernleefgebied voor de hamster voldoende is uitgebreid, ziet de voorzieningenrechter geen reden om aan dat voornemen van de Staat te twijfelen. De discussie tussen de Staat en de provincie over de vraag door wie welke taken zullen worden uitgevoerd en waaruit dat zal worden gefinancierd maakt dat niet anders, nu de Staat uitdrukkelijk heeft verklaard dat de verantwoordelijkheid voor het fokprogramma (en andere te nemen maatregelen in het kader van het hamsterbehoud) bij hem blijft rusten en dat de noodzakelijke maatregelen daarom ook in de toekomst door hem zullen worden uitgevoerd indien de provincie dat niet zal doen. Gelet daarop ontbreekt de noodzaak voor toewijzing van het onder III B gevorderde.
hamstervriendelijk beheerd akkerland en verbindingszones
3.6. Vaststaat dat het aantal verbindingszones tussen het hamstervriendelijk beheerde areaal in 2011 ten opzichte van voorgaande jaren met 50 hectare is verminderd (zie het onder 1.9. geciteerde beheerplan). Hoewel de Staat heeft aangevoerd dat daarvoor in de plaats een extra leefgebied van een even grote omvang voor de hamster ter beschikking is gesteld, heeft hij de noodzaak van verbindingszones voor de staat van instandhouding van de hamster niet betwist. Dat verbindingszones noodzakelijk zijn, is evident en blijkt ook uit het Alterra-rapport. Uit punt 5.3 van dat rapport, als geciteerd onder 1.8., volgt dat in het verleden juist de keuze is gemaakt voor minder, maar beter verbonden leefgebieden voor de hamster. Een beperking van verbindingszones levert een reële bedreiging op voor de staat van instandhouding van de hamster. De 50 hectare aan extra leefgebied kan dan ook niet als afdoende vervanging voor de verdwenen verbindingszones worden beschouwd. Een en ander leidt tot de conclusie dat de Staat de verbindingszones dient te herstellen, zodat het onder III D gevorderde gedeeltelijk zal worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.
3.7. Indien de verbindingszones zullen worden hersteld, waartoe de Staat zal worden veroordeeld, staat niet vast dat de totale hoeveelheid hamstervriendelijk beheerd akkerland is verminderd ten opzichte van voorgaande jaren of zich onder een vereiste minimumgrens bevindt. De stichting stelt tevens dat een vermindering van die hoeveelheid in de toekomst dreigt, maar een dergelijke dreiging is niet aannemelijk geworden. Uit de door de Staat overgelegde overeenkomsten met agrariërs blijkt immers dat de continuïteit van hamstervriendelijk akkerbeheer tot 2017 is gewaarborgd. Dat het aantal hectares en de ligging daarvan in die overeenkomsten nog niet is vastgelegd voor komende jaren, brengt nog niet met zich dat de vrees gerechtvaardigd is dat de Staat de minimumnormen daarvoor niet zal halen. Een uitbreiding van het hamstervriendelijk areaal kan op dit moment ook niet worden afgedwongen, maar is een van de doelen voor de toekomst. De Staat erkent dat de richtlijnen tot een uitbreiding in de toekomst dwingen en voert aan dat hij voornemens is zich daarvoor in te spannen indien de provincie die taak niet overneemt. Op grond daarvan zal het onder III C en het onder III D gevorderde - voor zover dat laatste ziet op een gebod tot uitbreiding van het areaal - worden afgewezen.
overig
3.8. De stichting vordert ten slotte de Staat te gebieden om al het overige te doen en niets na te laten wat nodig is om de hamster duurzaam in staat te stellen te overleven in Nederland. Zoals hiervoor reeds overwogen, heeft de Staat toegezegd zich (ook) in de toekomst te houden aan de op hem rustende (internationale) verplichtingen tot het behoud van de hamster en is er geen aanleiding om aan te nemen dat de Staat die toezegging niet zal nakomen. Voor zover de vordering van de stichting verder strekt dan de door de Staat erkende verplichtingen, is niet gesteld of gebleken wat daar de grondslag van is. Ook het onder IV gevorderde zal daarom worden afgewezen.
3.9. In de omstandigheid dat partijen over en weer deels in het gelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- gebiedt de Staat om ervoor te zorgen dat de verbindingszones tussen het hamstervriendelijk beheerd areaal met 50 hectare worden uitgebreid, op zodanige wijze dat de in 2010 geldende situatie wordt hersteld;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2011.
hvd